Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Paul ‘Zotte Pol’ De Baeremaeker is een excentrieke vogel in het wereldje van de sportdirecteurs. Zijn tirannieke uitvallen zijn even legendarisch als zijn ongezouten taal. En al werkt hij al 19 jaar met ‘kermisploegen’, hij blijft dromen van de Tour. Paul De Baeremaeker open en bloot: interview met een vat vol buskruit.

Twee jaar geleden werd het Paul De Baeremaeker allemaal even te veel. Tijdens een wedstrijd in Mere zag de Oost-Vlaamse ploegleider hoe zijn renners in de vernieling werden gereden. Hij raakte compleet over zijn toeren en kreeg problemen met zijn hart. De Baeremaeker besloot bij wijze van zelfbescherming het stuur van de volgwagen in andere handen te geven. Maar de wielermicrobe zat te diep en dus is De Baeremaeker weer helemaal terug.

Niet iedereen in het milieu draagt Paul De Baeremaeker op handen. Zotte Pol, een van de weinig vleiende bijnamen die hem werden toebedeeld, ligt er niet wakker van. Hij weet dat hij maatschappelijk iets heeft bereikt: De Baeremaeker is manager van Euroclean, het tweede schoonmaakbedrijf van het land, met een omzet van drie miljard frank per jaar. ‘Als je zoiets uit de grond stampt, kan je niet zot zijn’, bedenkt hij. Die job had voor hem steeds voorrang op de wielersport. In 1982 stapte hij in ‘het milieu’ en sindsdien heeft hij een hele reeks zogenaamde kermisploegen onder zijn hoede gehad. Nu dat soort koersen zijn uitgestorven, houdt De Baeremaeker maar moeizaam het hoofd boven water. Hij leidt nu het door sponsor Frans Assez in mekaar geknutselde Flanders-Prefetex, een ploeg van zestien modale renners die zich voorlopig op nationale wedstrijden zal richten. Maar voor volgend jaar zijn er andere doelstellingen: De Baeremaeker zegt dat er plannen zijn voor een grote ploeg waarmee hij zelfs aan de Tour zou deelnemen.

In afwachting daarvan hoopt hij dat zijn renners dit jaar op hun niveau iets neerzetten. ‘Want met deze ploeg is een investering van dertig miljoen frank gemoeid. Ook al hebben alle renners maar het minimumcontract: 34.000 frank netto. Het was voor Assez niet gemakkelijk om dat geld bij mekaar te krijgen. In ruil daarvoor eis ik van mijn renners wat ik al heel mijn leven van mezelf vraag: totaal engagement. Ik kan vreselijk steigeren als die inzet er niet is, dan voel ik me echt bekocht.’

Is het daarom dat u twee jaar geleden helemaal over uw toeren raakte: omdat de ploeg niet meer won?

Paul De Baeremaeker: Inderdaad. Ik ben voor actie, ik ben heel competitief ingesteld. Het moet vooruitgaan in het leven, dat is de eis die ik me constant opleg. Ook in de wielersport. Ik wil winnen. Anders word ik ziek. Wat ik toen heb meegemaakt, wens ik niemand toe. Ik zat in de auto en ik ging dood van colère. Er waren tien renners ontsnapt, heel matige coureurs, niemand van mijn ploeg was mee. Ik ben naar voren gestormd en heb hen aangespoord de achtervolging te organiseren. En wat zag ik? De achterstand groeide. Toen heb ik gebruld: kunnen jullie nog op een fiets rijden? Pas op, die gasten deden hun best, ze konden niet beter. Ik vroeg me af : op welk niveau zit ik hier nu te werken? Ik maakte me zo druk dat ik last van mijn hart kreeg, ik viel bijna bewusteloos. Dat is mijn probleem: ik kan toch zo verschrikkelijk uitvliegen. Ik neem me dikwijls voor om zo rustig te blijven als die andere sportdirecteurs, die zitten achter hun stuur alsof het hen allemaal niet interesseert. Alleen vind ik: dat zijn taxichauffeurs en geen ploegleiders. Zo wil ik niet zijn. Ik ben gewend geweest om vijfendertig koersen per jaar te winnen en plots lukt niets meer en zie je hoe die renners gewoon naar de slachtbank worden geleid. Toen, in Mere, kwam alle ergernis naar boven. Ik voelde dat ik beter wat uit die volgwagen kon blijven.

Maar nu bent u terug.

De Baeremaeker: Ook al zal het heel moeilijk worden en gebeurt er nog voldoende om me te ergeren. Want hoe worden de kleine ploegen tegenwoordig behandeld? Ze mogen niet in grote koersen starten en als er al eens een uitzondering wordt gemaakt, dan moeten ze een hotel reserveren zodat de UCI (de Internationale Wielerbond) dopingcontroles kan uitvoeren. Dat kost je voor de hele ploeg algauw 50.000 frank per nacht. Maar het ergste vind ik dat mijn renners niet meer meedoen voor de zege. Ik heb in de wielersport altijd geprobeerd om me te amuseren. Maar ik amuseer me alleen als ik win. En nu win ik dus niet meer. Met Jan Bogaert behaalde ik indertijd zeventien overwinningen in één seizoen. Nu zijn er misschien nog zeventien kermiskoersen per jaar. Vroeger had je 150 renners die hun boterham konden verdienen. Nu zijn er dat misschien nog dertig. En een groot deel van hen rijden dan nog in buitenlandse ploegen. Het is nauwelijks nog mogelijk om als kleine ploeg te overleven. Het is een vreemde stituatie: als kleine ploeg mag je niet aan klassiekers deelnemen omdat je te weinig UCI-punten hebt, maar de koersen waarin je die punten kan verzamelen, mag je niet rijden. Hoe moet je dat aan een potentiële sponsor gaan uitleggen?

De UCI wil mondialiseren. Dat gaat ten koste van de kleinere wedstrijden en de kleine ploegen.

DE BAEREMAEKER: De UCI vergeet dat er veel renners uit die kleine ploegen zijn gekomen : Tschmil, Museeuw, Van Petegem, om er maar drie te noemen. Ze konden zich in alle rust ontwikkelen. Nu zal die doorstroming veel moeizamer gebeuren. Ze zeggen dat het allemaal beter gaat door die semi-professionele ploegen, maar ik vind dat een ramp. Laat die renners gewoon rustig in hun club rijpen. De wielrennerij wordt veel te vlug gecommercialiseerd, de beste juniores en nieuwelingen worden al voor die semi-professionele ploegen warm gemaakt, die gastjes zijn op den duur geen renners meer, dat zijn reclamepanelen. Het gevolg is dat grote clubs, zoals bijvoorbeeld die van Merelbeke die 300 leden telt, verdwijnen. En dat er ook geen renners van tweede categorie meer zijn. De kloof is veel te groot geworden. Je hoort wel zeggen: Vlaanderen 2000 is een ploeg waar je rustig aan je ontwikkeling mag werken. Maar daar moet ik mee lachen. Want Vlaanderen 2000 is een team waar je zonder politieke arm niet binnen raakt. Wat zie je nu ook? De organisatoren zijn tegenwoordig blij dat ze hun wedstrijden nog kunnen bevolken en dat de liefhebbers samen met de profs mogen rijden. Maar in wezen is dat toch een ridicule situatie: wij die sociale bijdragen moeten betalen, dienen met de liefhebbers te rijden die dat niet hoeven te doen, die zelfs gaan stempelen. Dat is de totale verloedering. Ik ben daar echt niet goed van. Net zoals ik het verschrikkelijk vind dat er nauwelijks nog kermiskoersen zijn.

U voelde zich heel goed in dat kermiscircuit.

De Baeremaeker: Ik leefde daar echt in mee. Alsof ik zelf coureur was. Eén enkele keer heb ik gewoon meegereden in het peloton, tot de koersafgevaardigde me ontdekte. In Wachtebeke was dat.

Anderzijds hangt er aan die wedstrijden een onfrisse geur die het imago van de wielersport niet echt ten goede komt. Er worden koersen verkocht en gekocht.

De Baeremaeker: Ik heb zelden koersen verkocht, ik heb er wel gekocht. Want ik wilde altijd winnen. Ik vind dat niet abnormaal, dat is gewoon een beetje handelen, je moet daarvoor durven uitkomen. In plaats van rond de pot te draaien als dat thema wordt aangesneden. Veel erger dan dat soort afspraken vind ik de dingen die je ieder seizoen weer na de Ronde van Italië ziet. Dan zijn er renners die al voor andere ploegen hebben getekend en die plots al voor hun nieuwe werkgever beginnen te rijden. Terwijl ze nog door een andere sponsor betaald worden. Of dat renners je bedriegen terwijl de sponsor in de auto zit. Dat is in mijn periode bij Ipso eens gebeurd. Een renner die niet kon verliezen, verkocht schaamteloos de koers terwijl de sponsor achter hem in de auto zat te kijken. Die zag alles met zijn eigen ogen gebeuren. Ik was er die dag jammer genoeg niet, maar na de wedstrijd zei de sponsor dat hij op het einde van het seizoen uit de wielersport zou stappen. Hij heeft woord gehouden. Ik zeg altijd: als ik hier in mijn zaak zou doen wat renners uitspoken, dan heb ik geen klanten meer. En dan beliegen ze je nog, het heeft geen naam. Ik kan daar ontelbare voorbeelden van geven.

Zoals?

De Baeremaeker: Op een dag zitten we in de Grote Prijs Raymond Impanis, een mooie koers in Sint-Niklaas. In de finale gaan er tien man weg, onder wie vier renners van mijn ploeg. We kunnen niet verliezen, ik raas naar voren en zeg: Clarysse gaat winnen. Die stak op dat moment in een uitstekende vorm en was bovendien redelijk snel. Maar wat gebeurt er? Op een bepaald moment demarreert Willem Wijnant, een van onze renners. Samen met Alan Peiper die toen voor Panasonic reed. Wijnant werkt mee, ik zeg dat hij moet wachten op Clarysse en de anderen, maar het was te laat. En wat zie je vervolgens? Peiper wint. Ik was buiten mezelf van woede, ik schold Wijnant uit, ik zei hem dat hij de wedstrijd had verkocht. Maar hij zwoer bij hoog en laag dat dit niet het geval was. Hoe meer ik tekeerging, hoe harder hij alles ontkende. Een week later starten we in een andere wedstrijd. Voor het vertrek komt Walter Planckaert, de sportdirecteur van Panasonic, op me af. Walter is iemand die soms graag wat stookt. Hij geeft me een cheque van 20.000 frank en zegt: geef dat maar aan Wijnant, dat is van Peiper. Ik kon wel door de grond zakken. Ik ga naar onze renners, Wijnant zit zich om te kleden, ik vraag hem nog eens: hebt gij nu die koers verkocht? Hij schudde met het hoofd. Toen heb ik die cheque voor zijn neus gescheurd, zijn tas gepakt en die op straat gegooid. Hij begreep dat hij zich niet snel genoeg uit de voeten kon maken.

Uw woedeaanvallen zijn legendarisch.

De Baeremaeker: Ik kan mezelf niet bedwingen, dat is een probleem. Ik ben altijd opgejaagd, ik wil altijd iets doen, als ik niet werk, voel ik me schuldig. Dat is al heel mijn leven zo. Ik ben maar tot mijn veertien jaar naar school geweest, maar werken, dat moesten ze me niet leren. Ik heb op de bouw gezeten, ik werkte op de psychologische afdeling van een gevangenis, ik heb een bontwinkel opengehouden in Kortrijk, toen trok ik naar Zuid-Amerika om bont te gaan kopen, onderhandelen met de indianen, avonturen dat ik daar heb beleefd, je houdt het niet voor mogelijk. Ik zou eens een boek moeten schrijven over mijn leven, gegarandeerd dat de mensen niet geloven wat ze lezen. Zo ben ik eens naar Rusland geweest om een vriend te plezieren. Ik moest daar met een vrouw trouwen die hij had leren kennen en die dan naar België brengen. Vervolgens zou het huwelijk ontbonden worden en zou hij met haar in België trouwen. Maar mijn papieren waren niet in orde, ik vloog in Rusland bijna in de gevangenis, ze kwamen me van mijn bed lichten, het geweer in de aanslag. Ik heb in de paardenkoersen gezeten, ik was een heel goeie jockey, al zeg ik het zelf. Met dertig man aan de start en dan maar brullen en briesen tussen al dat geweld, heerlijk. Ik won vijfendertig wedstrijden in een seizoen, ze mochten me het meest wilde paard geven, dan won ik nog. Want ik was zelf even wild. Ik had het gewoon in de vingers, begrijp je? Maar ik heb ooit een zwaar ongeluk gehad, ik was verlamd en moest zes maanden revalideren. Maar ik ben weer overeind gekropen. Daarom: dat die andere sportdirecteurs me niet respecteren, daar lig ik niet wakker van.

U respecteert hen ook niet.

De Baeremaeker: ik zie wat er gebeurt en wat er gebeurd is. Als ik nu zo’n José De Cauwer hoor praten op televisie, daar word ik niet goed van. Want wat heeft De Cauwer al bewezen als sportdirecteur? Hij won met LeMond de Tour, akkoord, hij zag LeMond dat jaar ook wereldkampioen worden, maar als ADR moet afhaken, vindt hij het jaar daarop geen sponsor. Na zulke prestaties. Dan denk ik: heeft die de hele winter geslapen? Of neem Walter Godefroot, dat is nu zogezegd de grote strateeg van Telekom, maar hij heeft ook de andere kant van de medaille gezien, bij Domex bijvoorbeeld, een ploeg die over de kop is gegaan, als je hoort wat zich daar allemaal heeft afgespeeld. En als ik nu zo’n Walter Planckaert zie rondlopen, die ze vroeger Walter Post noemden omdat hij Peter Post kopieerde, tja, wat moet ik met die figuren?

Onlangs kwam ik Hendrik Redant tegen, die begon toch wel Hollands te spreken tegen mij zeker. Hij zei: nou Paul, hoe gaat het met jou? Toen vroeg ik hem: zijt gij nu van Denderwindeke of niet, doe dus maar gewoon. Pas op, ik heb heel veel respect voor Redant, een slimme gast en ik heb erg veel waardering voor Patrick Lefevere, een enorme werker die echt iets heeft neergezet. Dat is echt iemand naar mijn hart: niet schijnheilig doen, gewoon werken, zeggen waar het op staat. Dat spreekt me bijvoorbeeld ook heel erg aan in Roger De Vlaeminck. Maar er lopen zoveel mensen rond van wie ik me afvraag: op grond waarvan hebben zij die job gekregen? Kijk naar Eric Vanderaerden die nu bij Mapei is binnengewaaid. Onlangs ging hij in de pers zelfs iets roepen over het privé-leven van Johan Museeuw, dat is toch onvoorstelbaar, dat is gewoon om de Domo-ploeg te destabiliseren. Als er iemand moet zwijgen, dan toch wel Vanderaerden. Als je weet wat hij vroeger allemaal heeft uitgespookt als renner, de baldadigheden in die hotels, in sommige hotels mochten ze met de ploeg gewoon niet terugkomen.

Spreekt daar ook niet een beetje jaloezie uit: zij in topploegen, u in kleine formaties?

De Baeremaeker: Absoluut niet. Het interesseert me niet om bij een grote ploeg te werken. Want dan moet ik mijn werk opgeven en dat heb ik er niet voor over. Met mijn temperament zou ik daar ook niet passen. Want in zo’n ploeg moet je als sportdirecteur in de eerste plaats kameraad zijn van die renners. Je mag ze begeleiden, maar niet leiden. Denk je dat Johan Bruyneel aan Lance Armstrong vertelt wat die moet doen en laten? Of Rudy Pevenage aan Jan Ullrich? Vergeet het. Terwijl ik mijn renners wel de les lees als het moet. Het gaat uiteindelijk maar om één ding: dat je voor je vak leeft en genoeg traint. Ik moet overgeven als ik mensen hoor zeggen dat we een grote achterstand hebben op Italië. Dan vraag ik me af: welke achterstand ? Hier kunnen ze net zo hard trainen als ginder. Maar dan praten ze natuurlijk over medische begeleiding. En daar stel ik me dan al heel lang vragen bij. Ik herinner me nog de dag dat Eddy Merckx het werelduurrecord brak, hij was zo diep gegaan, hij raakte bijna niet meer van de fiets. En vervolgens zie je dan zoveel jaren later dat Francesco Moser op dezelfde dag twee keer dat uurrecord breekt nadat hij een hele tijd niet had gekoerst.

De medische begeleiding, het is een eeuwig weerkerend verhaal.

De Baeremaeker: Weet je, ik heb al eens gedacht, ik zou echt moeten vertellen wat er allemaal in die wielersport gebeurt, ik zou eens de vuile was moeten uithangen. Maar op hetzelfde moment vraag ik me af: wat heeft dat voor zin ? Want dan zou ik een aantal mensen echt de keel moeten afsnijden. Eén zaak heb ik mijn zoon, die bij Wetteren voetbalt, altijd verboden: dat hij ooit zou beginnen te koersen.

Omdat er in de wielersport te veel doping wordt gebruikt?

De Baeremaeker: Ik constateer dat de medische begeleiding bijna even belangrijk is als de sport zelf. Van mij mag er in een ploeg een dokter zijn, maar als ik die ploeg van Mapei zie: daar zitten zeven dokters in. Laten we eerlijk zijn: een renner is een gezonde mens, waarom moet die constant bij een dokter zitten? Als je al die testen ziet die er worden gedaan, ik begrijp er niets van, op den duur wordt een renner een halve astronaut. Ik vraag me af of alles wetenschappelijk wel zo verantwoord is.

Anderzijds schuwt de UCI geen inspanningen om het milieu te zuiveren. Er is serieus geïnvesteerd in dopingcontroles.

De Baeremaeker: Het is maar hoe je het bekijkt. Twee jaar geleden waren er grootschalige controles in de Ronde van Frankrijk, heel de wereld stond op zijn kop. Vorig jaar waren er ook controles. Alleen: plots leek niemand nog positief. Terwijl er even snel gereden is. Hoe moet je dat uitleggen? Wie weet wat er met de urine is gebeurd die ze aanvankelijk invroren, misschien hebben ze die weggegooid. Mogelijk hebben ze na die dopingaffaire van twee jaar geleden ook niet meer verder willen zoeken. Het was heel duidelijk dat hetgeen ze toen vonden niet meer was dan een speld in een hooiberg. Ik heb heel sterk de indruk dat ze het onderzoek niet wilden voortzetten, om een monument als de Ronde van Frankrijk te redden.

Maar toch blijft u in het peloton. Alle indianenverhalen ten spijt?

De Baeremaeker: Omdat ik van de wielersport hou. En omdat ik overtuigd ben van het product. Er is geen sport waaruit je een grotere publicitaire respons kan halen dan de wielrennerij. De return is veel groter dan in het voetbal. Wie weet nog welke reclame er op het shirt van KV Mechelen stond toen ze de Europacup wonnen? Maar dat Eddy Merckx ooit voor Molteni reed en Roger De Vlaeminck voor Brooklyn, dat is niemand vergeten.

Wat verwacht u van het komende seizoen?

De Baeremaeker: De cruciale vraag is natuurlijk: komt Frank Vandenbroucke terug? Ik geloof er eerlijk gezegd niet meer in. Het feit dat hij nog altijd niet koerst, hoe de ploeg dat ook aan de buitenwereld probeert te verkopen, is een heel slecht teken. Ik vrees dat Vandenbroucke zichzelf twee jaar geleden heeft opgeblazen, met die onvoorstelbare inspanning in Luik-Bastenaken-Luik. Nadien is hij nauwelijks nog boven water gekomen. Tenzij dat jaar in de Ronde van Spanje en in het wereldkampioenschap. Als hij in dat WK trouwens niet valt, dan zie ik hem winnen en dan komt die terugval er nooit. Het psychologische is bij hem van essentieel belang. Wat is uiteindelijk het fundamentele probleem van Frank Vandenbroucke? Hij is opgegroeid in weelde, had bij de jongeren geen tegenstand en heeft nooit leren incasseren. Als je dan een klop van de hamer krijgt, is het moeilijk om weer overeind te klauteren.

Welke renners gaan er dan wel op de voorgrond treden?

De Baeremaeker: Peter Van Petegem. Hij zal uit de perikelen die er vorig jaar geweest zijn de motivatie hebben gehaald om keihard te trainen. Peter is heel goed met zijn vak bezig. Hij is een laatbloeier die echt iets heeft opgebouwd. En dan denk ik dat Johan Museeuw er in de voorjaarsklassiekers ook weer zal staan. Als hij daar een prestatie neerzet, verwacht ik dat hij na de klassiekers zal stoppen. Bij Domo hebben ze trouwens al zijn opvolger: Roman Vainsteins. Een schitterende renner, dat zal de komende jaren blijken. Alleen: hij had nooit wereldkampioen mogen worden.

Hoe bedoelt u?

De Baeremaeker: Andreï Tchmil was die dag zo sterk, die had nooit mogen verliezen. Maar hij heeft niet de steun gekregen van de Belgische ploeg. En dan druk ik me nog zacht uit. Als je zag hoe Tchmil die dag vloog, dan moet iedereen zich achter hem scharen, en dan mag er zeker geen situatie ontstaan waarbij Tchmil drie keer moet aanvallen. Dat heeft hem de wereldtitel gekost. Omdat hij na die derde aanval net een beetje kracht tekortkwam.

Zullen nog andere renners op de voorgrond treden in het rondewerk?

De Baeremaeker: Ik geloof het niet. Ik zie Lance Armstrong weer de Ronde van Frankrijk winnen. Niet omdat hij zoveel sterker is dan Jan Ullrich, maar omdat hij over een veel betere ploeg beschikt. Dat is vorig jaar trouwens gebleken. Als je zag hoe Hamilton en Livingstone in de bergen voor hem werkten, die steun had Ullrich niet, hij stond er veel vroeger heel alleen voor. Nu is Livingstone wel naar Telekom, maar US Postal haalde meteen Heras, dat is toch heel knap bekeken. In zo’n wedstrijd maakt de ploeg op een gegeven moment het verschil. Maar om die meesterknechten aan te trekken, heb je natuurlijk wel geld nodig. Want de lonen zijn zo geëxplodeerd, de tijd is niet meer veraf dat een ploeg die de Ronde van Frankrijk wil winnen een budget van een half miljard frank moet hebben. Terwijl ik in 1983 aan de Ronde van Italië deelnam met een budget van vier miljoen frank, we werden met Eddy Schepers trouwens nog elfde. En hoe meer geld ermee is gemoeid, hoe groter het gevaar op zaken die ‘scheef groeien’.

En hoe groter de twijfels bij iedere topprestatie. Zelfs Lance Armstrong en zijn ploeg kwamen onlangs in opspraak.

De Baeremaeker: Wat zat daar achter? Ik weet het niet. Want als er één renner is die na zijn ziekte niet meer aan zijn lichaam zal laten knoeien, dan moet dat toch Armstrong zijn. Anderzijds is het in korte tijd allemaal zo veranderd.

Hebt u heimwee naar vroeger?

De Baeremaeker: Soms wel. Maar als ik er dan aan denk hoe sommige mensen mij een mes in de rug proberen te planten, dan word ik kwaad. Wie heeft er destijds Palmans gemaakt? Ik. Achteraf heeft Walter Planckaert dat afgepakt. Wie zette La William op poten? De Baeremaeker. Maar daar hebben ze dan Rudy Pevenage gedropt. En altijd was het voor mij zoeken en herbeginnen. Weet je wat eigenlijk het opmerkelijkst is? Dat ik het al zo lang heb uitgehouden zonder dat ik iemand de kop heb afgeslagen.

Ze moeten u niet in het milieu.

De Baeremaeker: Je weet wie het vroeger voor het zeggen had: Noël De Meulenaere. Die beschermde zijn mensen, die schoof zijn pionnen naar voren. Ik heb ook met De Meulenaere samengewerkt, maar ik voelde snel dat hij het niet voor mij had. Dat is natuurlijk zijn goed recht.

Zodat u helemaal onderaan de ladder staat met een wel heel bescheiden ploeg. Het is een eeuwig gevecht tegen de windmolens.

De Baeremaeker: Dat is zo. Je altijd maar weer moeten bewijzen, steeds opnieuw geviseerd worden. Als ploegleider van Palmans heb ik ooit een staking willen organiseren omdat we niet mochten starten in de Ronde van Vlaanderen. Ik zou echt heel ver gegaan zijn, ik had zelfs al geïnformeerd hoeveel boete ik zou krijgen als ik een vrachtwagen dwars in het midden van de weg zette. Maar uiteindelijk is de organisatie bijgedraaid. Het irriteert me ook dat je in de koersen naar de pijpen moet dansen van rijkswachters die voor de gelegenheid als afgevaardigden fungeren maar als rijkswachters blijven optreden. Ze durven niets te zeggen tegen grote ploegen, maar halen wel uit naar kleine formaties.

En ze blijven maar roepen: ‘Zotte Polle’.

De Baeremaeker: Laat ze maar doen, ze zouden nog kunnen schrikken. Momenteel zijn er onderhandelingen met een grote sponsor, misschien dat ik dan eens naar de Ronde van Frankrijk kan. Maar niet als eerste sportdirecteur, dat laat mijn job niet toe, ik zie me als derde ploegleider of als public-relationsman. Weet u, al die mensen die kritiek op me hebben, met welk recht spreken ze eigenlijk? Als ik me herinner hoe ik bij Euroclean begon, met één bediende, mijn dochter en één glazenwasser. Na een jaar werkten we met 180 man, nu zijn het er meer dan 400. Ik heb heel veel geld verdiend. Alleen kon ik dat geld nooit tellen. Omdat ik het veel te snel uitgaf, omdat ik wil genieten van het leven. Dat is misschien een fout geweest: ik had nu een serieuze bankrekening moeten hebben. Maar dat ze me Zotte Polle noemen? Kijk, ik sta zelf alleen al in voor 400 miljoen frank omzet per jaar. Alleen door de mouwen op te stropen. Ik denk niet dat er veel zijn die dat kunnen zeggen. Ik heb in mijn leven voor twintig bazen gewerkt. En ik mag overal terugkomen. Ik mag alleen niet bij alle vrouwen terugkomen. Maar dat is een ander verhaal. (lacht luid)

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content