Ze wilde niet meedoen aan de mythevorming en dus heeft ze jarenlang gezwegen over haar vriendschap met Anne Frank. Nu heeft Jacqueline van Maarsen dan toch een boek geschreven, over het ‘meisje’ Anne – en over haar eigen half-joodse jeugd.

Jacqueline van Maarsen, ‘Ik heet Anne, zei ze, Anne Frank’, uitgeverij Cossee, Amsterdam, euro 18,90. Distributie Vlaanderen: Roularta Books, Roeselare (www.roulartabooks.be)

Jopie wordt Jacqueline van Maarsen in het dagboek van Anne Frank genoemd. Ze was Annes beste vriendinnetje in het jaar vóór de familie Frank zou onderduiken in het Achterhuis. Na de oorlog nam Otto Frank, de vader van Anne die als enige van zijn gezin het concentratiekamp overleefde, haar vaak mee uit, om met haar over zijn dochter te praten. ‘Die band die ik met Anne had gehad, was belangrijk voor hem, het leek alsof daardoor zijn eigen band met haar toch een beetje bewaard bleef’, vertelt Van Maarsen.

Zelf beroemd worden door prat te gaan op haar vriendschap, dat wou de introverte Van Maarsen absoluut niet. Ze werd een succesvolle boekbindster en verzweeg zelfs voor haar vrienden dat ze een wereldbekend jeugdvriendinnetje had gehad. Maar sinds een tiental jaren is ze zich toch openlijk over Anne Frank beginnen uit te laten. Ze geeft lezingen in Duitsland en de Verenigde Staten, en nu is er het boek Ik heet Anne, zei ze, Anne Frank.

Uw boek gaat niet alleen over Anne Frank, het vertelt ook uw eigen geschiedenis.

JACQUELINE VAN MAARSEN: Ja. Toen ik mijn tekst over Anne Frank bij de uitgever aanbood, vond die tot mijn verbazing ook mijn eigen verhaal interessant. Dat is dus dit boek geworden. Het eerste deel gaat over mijn moeder, een katholieke Française die naar Nederland was gekomen om in een haute-couturehuis te werken. Ze ontmoette mijn vader, een joodse Nederlander, en ze trouwden. Het tweede deel gaat over Anne en mij, het derde over mijn vader.

De delen over mijn ouders zijn wat geromantiseerd, maar waar het boek in de ik-vorm is geschreven, is het helemaal mijn verhaal, waarheidsgetrouw. Dat moet ook, omdat Anne Frank erin voorkomt – een van de dingen die mij niet bevallen, is juist dat er wel gefantaseerd wordt over Anne Frank. Ik vind ook dat het kind Anne wat in de verdrukking is gekomen, ze wordt op allerlei manieren gebruikt en als symbool, als een soort heilige bijna, bekeken. Ik wilde graag Anne als kind belichten, zoals ze echt was.

Hoe was Anne echt?

VAN MAARSEN: Ze was dus geen heilige, ze was ook geen wonderkind. Ik had destijds helemaal niet in de gaten dat ze schrijfster wilde worden. Misschien wist ze het zelf nog niet. Annes beste vriendin zijn, was niet makkelijk. Ze claimde mij heel erg, ze had liever niet dat ik met andere kinderen speelde. Maar ik vond haar prettig om mee om te gaan. Ze was pittig en pienter. Zoals al die kinderen op het joodse lyceum. Ze had leuke ideeën. Ze leefde bijzonder intens. Dat had ik ook. We hadden heel andere karakters, maar we hadden dezelfde ideeën over allerlei zaken, we lazen dezelfde boeken, we organiseerden samen filmmiddagjes.

Uw uitgever heeft gelijk: uw eigen verhaal ís ook zeer interessant. De eerste helft van de oorlog hebt u als joodse, de tweede helft als niet-joodse meegemaakt: uw moeder slaagde er in 1942 in u en uw zus van de joodse lijst te laten schrappen. Hoe joods voelde u zich eigenlijk?

VAN MAARSEN: Ik voelde mij helemaal niet joods. Met belangrijke joodse feestdagen gingen we wel eens een keer naar de synagoge. Nu en dan vierden we een joods feest, bij familie die wel veel aan het geloof deed, dat was wel gezellig. Maar verder zaten we gewoon op de openbare Montessorischool en daar was iedereen gelijk – dachten we. Maar in de oorlog werden we dus gedwongen naar een joods lyceum te gaan, omdat we ingeschreven stonden bij de joodse gemeente. Op die school zaten allemaal joodse kinderen die niet religieus waren. We voelden ons wel lotgenoten, maar over religie werd er bijvoorbeeld niet echt gesproken. Ik heb daar bij Anne Frank thuis ook niets van gemerkt.

U beschrijft dat jaar met Anne (1941-1942) eigenlijk als een onbekommerde tijd van boekjes lezen, de jongens ontdekken…

VAN MAARSEN: Ja, inderdaad. We voelden wel wat van de spanning, het was vervelend dat we niet meer in het park mochten of naar het zwembad, maar we hadden elkaar, we speelden pingpong, we lazen, dat was allemaal best gezellig. Onze ouders vertelden ons niet veel, ze wilden ons niet angstig maken. Eigenlijk was het wel zo prettig dat ik niet volledig in de gaten had wat er allemaal gebeurde.

Is de oorlog bepalend geweest voor uw hele verdere leven?

VAN MAARSEN: Ik wilde na 1945 niet meer aan die tijd terugdenken. Maar eigenlijk door Anne Frank kreeg ik er voortdurend weer mee te maken. Ik wil niet via Anne bekend zijn, maar het kan niet anders. Daarom ben ik zo blij met mijn boek, omdat het ook over mezelf gaat. Maar mensen luisteren graag naar mij, heb ik ontdekt, omdat ik over Anne vertel. Ik denk dus voortdurend dat bescheidenheid op zijn plaats is. Want het gaat om Anne, en niet om mezelf.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content