‘Ik wil geen succes uit medelijden’

KINAN AZMEH: 'Toen de revolutie uitbrak, heb ik een jaar lang geen muziek gecomponeerd. Ik kon het allemaal niet rijmen.'

Aan de vooravond van de eerste verjaardag van de aanslagen van 22 maart concerteert de wereldberoemde Syrische klarinettist Kinan Azmeh in Brussel. ‘In muziek kan ik de gevoelens uitdrukken die ik me in het dagelijkse leven niet kan permitteren.’

Officieel woont de Syrische klarinettist Kinan Azmeh (41) in Brooklyn, maar hij is al een jaar of tien haast permanent op reis. Azmeh concerteert in de beste zalen ter wereld, componeert muziek voor (kamer)orkesten, films en dansvoorstellingen en heeft tien albums en vijf ensembles op zijn naam. Met de Chinees-Amerikaanse componist-cellist Yo Yo Ma, de Chinese pipaspeelster Wu Man en de Iraanse kamanchehspeler Kayhan Kalhor vormt hij de kern van het Silk Road Ensemble, dat vorige maand met Sing Me Home een Grammy-award won.

Als kunstenaar is hij een bruggenbouwer, een man die jazz met klassiek en oosterse weemoed versmelt en die je garandeert dat ‘Mozart een Syriër had kunnen zijn’. Hij ziet de wereld als één grote artistieke speeltuin, er zijn geen schotten tussen muzikale tradities, alleen goede en slechte muzikanten. ‘Zo is het altijd al geweest. Ik weet nog dat mijn ouders vele jaren geleden van een reis naar Hongarije thuiskwamen met de platen van twee klarinettisten, Bela Kovacs en Ernö? Kállai Kiss. Een klassieke meester versus een man met een weergaloos zigeunerrepertoire. Ze klonken me allebei meteen vertrouwd in de oren. Het gaat nu eenmaal om wat een artiest wil zeggen en hoe goed hij daarin slaagt, ongeacht het medium of de traditie waarin hij werkt.’

Precies om die reden heeft Azmeh een hekel aan de term ‘westerse’ klassieke muziek. ‘Pure muzikale tradities’ zijn een verzinsel, er zijn altijd veel meer invloeden dan je aanvankelijk zou denken. En kijk naar mij, een Syrische klarinettist. Mijn instrument ontstond in de driehoek tussen Frankrijk, Duitsland en Rusland en was tot voor de twintigste eeuw onbekend in de Arabische wereld. Om God weet welke reden kende de klarinet veel succes in de Balkan en in Armenië, maar ze kwam nooit voorbij het zuiden van Turkije. En toch is die houtblazer mijn expressiemiddel bij uitstek geworden en doe ik er allerhande zogenaamd “niet-westerse” dingen mee.’

Dat Azmeh uitgerekend dit instrument leerde bespelen, heeft met zijn linkshandigheid te maken. ‘Mijn ouders, een ingenieur en een oncologe, hielden veel van muziek en vonden dat hun twee kinderen een instrument moesten leren bespelen. Dat hoorde bij wat zij “een goede opvoeding” noemden. Als jongetje van zes had ik de keuze tussen piano en viool. Ik associeerde muziek toen ook al met reizen, piano leek me daarom niet handig. Alleen was mijn rechterhand niet behendig met de vioolstok.’

‘Mijn vader nam dat heel ernstig. Hij heeft de kwestie toen schriftelijk voorgelegd aan de redactie van de Encyclopaedia Brittannica, zo ging dat in pre-internettijden. ‘Uw zoon zou de viool in theorie ook linkshandig kunnen bespelen,’ was het keurige antwoord een paar weken later, ‘maar elke deelname aan een orkest moet daarbij worden uitgesloten. Het kind zou andere muzikanten kunnen verwonden met zijn strijkstok. Een andere optie bestaat erin te kiezen voor een neutraal instrument, zoals de klarinet.’

Verlegen jongetje

Azmeh herinnert zich zijn jeugd als een zorgeloze tijd. ‘Als jong kind was ik heel introvert, de leraars vonden het zorgelijk dat ik altijd alleen in een hoekje van de speelplaats stond. In die jaren was mijn instrument mijn beste vriend. Maar tegen de tijd dat ik dertien was, had ik een ware transformatie ondergaan. Zou het door de groeispurt komen, door het feit dat ik begon te tennissen en ook nog tot tweemaal toe het hoofdstedelijke toernooi won? Wie zal het zeggen? Maar ik geloof wel dat ik daar zelfvertrouwen door kreeg en concludeerde dat het loont om je best te doen. Wie hard werkt, slaagt in wat hij wil bereiken, dat geloof ik nog altijd.’

Aangemoedigd door zijn ouders besluit de jonge Azmeh een beurs aan te vragen voor een buitenlandse muziekstage tijdens de zomer. ‘Het lukte, ik was zestien en kon naar Boston en New York. Twee dingen herinner ik me van die reis: dat de Amerikaanse natuur veel groener is dan de onze, en dat New York een merkwaardig eigen geluid heeft, een permanent gebruis dat je opmerkt zodra je ’s ochtends je ogen opent.’

‘Amerika was niet de schok die je zou verwachten. Mijn ouders namen mijn zusje en mij wel vaker mee naar het buitenland op vakantie. Ze wilden dat we ook de niet-Arabische wereld leerden kennen. We kregen een liberale opvoeding, thuis bestonden er geen religieuze of politieke taboes. Verschilden we daarin van andere gezinnen? Niet per se, Damascus was heel divers. Binnen de meeste families had je net zo goed vrome gelovigen als overtuigd seculiere mensen. Je leerde sociaal flexibel te zijn en je gedrag aan te passen aan de omstandigheden. Dan gaat het over kleine, alledaagse dingen. Zo hielden wij ons niet aan de ramadan, maar daarom hoefden we onze broodjes toch niet op te eten voor de ogen van mensen die wel vastten? Door een ander te respecteren, doe je jezelf geen geweld aan.’

Na de middelbare school wilde Azmeh twee heel verschillende kanten op. Zijn liefde voor fysica dreef hem naar een studie elektronisch ingenieur aan de universiteit van Damascus, zijn klarinet deed hem dromen van een toekomst als muzikant. ‘Ik wilde die twee het liefst combineren, en dus vroeg ik na mijn afstuderen nog een studiebeurs aan voor het Massachusetts Institute of Technology in Boston.’

Eén thuis

Dat hij op zijn 22e de eerste Arabische muzikant was die in Moskou de Internationale Competitie Nikolaï Rubinstein won, gaf de jonge klarinettist vleugels. Hij kon naar de New Yorkse Juilliard School voor Dans, Drama en Muziek, waar hij eerst een master en later ook nog een doctoraat behaalde.

‘Ik woon intussen zestien jaar in de VS, en toch was het nooit de bedoeling om me daar te vestigen. Tot op de dag van vandaag vind ik het geen aanvaardbare gedachte. Je kunt niet zomaar een streep trekken onder je verleden, je identiteit. Wie ben ik nog, als ik die verlies? Ik heb altijd geprobeerd om zo vaak mogelijk te werken in Libanon, Jordanië en Syrië. Dat is thuiskomen. Een mens heeft zijn eigen land, cultuur, taal, eten en vertrouwde omgeving nodig.’

‘Tegen eind 2010 was ik klaar om definitief terug te keren naar Damascus. Door al die internationale concerten had ik wat geld opzij kunnen zetten, waarmee ik een bescheiden appartement in de oude binnenstad kocht. Anderhalve kamer, zoiets, en helemaal te renoveren.’

Een paar maanden voor het begin van de Syrische revolutie vertrekt Azmeh naar Damascus. ‘Als ik er nu aan terugdenk, lijkt het een macabere grap. Ik zie mezelf nog muren schilderen, nieuwe elektriciteitsleidingen leggen. En toen begon het. De demonstraties, het geweld, de verdwijningen. Veel van mijn vrienden vertrokken, maar ik was niet bereid om mijn biezen te pakken. Ik wilde geloven dat er snel een eind aan zou komen, dat wat in Tunesië en Egypte mogelijk was gebleken, ook bij ons stond te gebeuren. Tegen het einde van 2011 was die hoop vervlogen.’

‘In juli 2012 ben ik voor het laatst in Damascus geweest – al besefte ik dat toen niet. Ik kan het nog altijd niet bevatten, en ik weet niet of dat ooit anders zal zijn. Je hebt maar één thuis, mentaal kun je die niet opgeven. Dat is ook de reden waarom mijn ouders gebleven zijn. Ze hebben de voorbije jaren tussen Damascus en New York gependeld. Een paar maanden daar, enige tijd bij mij, een aantal weken bij mijn zusje, die nu ook in de VS woont. De verkiezing van Donald Trump dreigt dat nu allemaal veel moeilijker te maken. Zijn eerste inreisverbod hield in dat zelfs green card-houders zoals ik (mensen met een werkvergunning, nvdr.) het land niet meer in mochten. Na 48 uur is dat veranderd, maar even leek het alsof mijn hele leven op losse schroeven stond. Ik zat in Europa toen het verbod werd uitgevaardigd, en dacht meteen aan mijn collectie instrumenten in Brooklyn. Zou ik die ooit terugzien? Maar meteen dwing je jezelf dan om ook dat te relativeren. In vergelijking met wat mijn land overkomt, is het natuurlijk peanuts.’

Eén jaar stilte

‘Mensen vragen me vaak of de oorlog mijn muziek heeft veranderd. Het is veel meer dan dat’, vertelt Azmeh. ‘De omvang van wat er sinds maart 2011 is gebeurd, laat zich niet in woorden vatten. De helft van de bevolking is binnenlands ontheemd of de grens over gevlucht, een half miljoen mensen verloren het leven. Dat zijn 500.000 families met wie het nooit meer goed komt. Hoe geef je in die context zin aan je eigen kleine, onbeduidende leven? Het is een vraag die me de voorbije jaren nachtenlang wakker heeft gehouden. Sommigen zeggen dat kunst een spiegel moet zijn voor de realiteit, anderen geloven dat artistieke creaties een mentale veilige haven dienen te zijn, een plek waar dood, pijn en verdriet niet kunnen komen. Voor mij is muziek de ruimte waarin ik de gevoelens kan uitdrukken die ik me in het dagelijkse leven niet kan permitteren.’

‘Toen de revolutie begon, voelde ik emoties die ik daarvóór niet kende. Een heel jaar lang heb ik geen muziek gecomponeerd. Ik kon het allemaal niet rijmen. Gaandeweg begon ik te beseffen dat ik het geluk had over een taal te beschikken waarin je je ongebreideld kunt uitdrukken. Dat besef gaf me een nieuwe verantwoordelijkheid, en de revolutie werd een bron van inspiratie. Zoveel mensen vonden plots de moed om de dingen te doen die ze nooit hadden gedurfd – in films, theaterstukken, graphic novels. Alles wat zo lang zorgvuldig opgeborgen was, brak uit. Zonder angst. Dat is een erg hoopvolle ontwikkeling.’

Maar de oorlog zadelt een kunstenaar ook met een nieuwe uitdaging op. Azmeh: ‘Je gaat je afvragen of mensen van je werk houden omdat je uit dat vervloekte land komt, of wegens de intrinsieke kwaliteiten van je werk.’ Hij herinnert zich hoe hij jaren geleden in kleine Amerikaanse steden speelde. ‘Het gros van de aanwezigen wist niet waar Syrië lag op de wereldkaart. Nu gaat er een huivering door het publiek als ik Syrië noem. Pijnlijk is dat, zelfs al is het met de beste bedoelingen. En dus werk je nog harder, om uit te sluiten dat je succes steunt op medelijden.’

In Brussel komt Azmeh spelen aan de vooravond van de eerste verjaardag van de aanslagen, op een herdenkingsconcert met het Syrian Expat Philharmonic Orchestra. Het 70-koppige gezelschap werd in 2015 opgericht door Raed Jazbeh, een contrabassist, die twee jaar eerder in Duitsland was aangekomen. Hij en alle andere muzikanten die in de EU op betere tijden wachten, zien het als hun morele taak om schoonheid te creëren, als antidotum tegen de culturele verwoesting die zich in Syrië voltrekt. ‘Jazbeh en het hele orkest vechten op hun manier voor vrede, door te doen wat ze het best kunnen. Daarom vind ik het zo belangrijk om met hen te werken, en het doet me veel plezier dat ze een van mijn stukken brengen.’

Doet de aanleiding voor het concert ertoe? Hij vindt van wel. ‘Artistiek moet je je voor zo’n concert 200 procent geven, vind ik. Uit respect voor de slachtoffers. Bovendien besef je dat er een andere dimensie is, dat je werk op dat podium ook een symbolische waarde heeft. (stilte) En tegelijk wil ik de mensen niet verenigd zien in de rampspoed. Of beter: dat mag niet het enige zijn wat ons verbindt.’

Salaam Syria, in het teken van Klara Festival, 21/03, Bozar, Brussel.

Door CATHERINE VUYLSTEKE

‘Je hebt maar één thuis, mentaal kun je die niet opgeven.’

‘Ik zie mezelf nog schilderen en nieuwe elektriciteit leggen. En toen begon het. De demonstraties, het geweld, de verdwijningen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content