Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Cai Guo-Qiang veranderde het SMAK in een funhouse. De Chinese kunstenaar spreekt over kunst in tijden van amusement, religie in oost en west en de kracht van het vuur dat een oeroude herinnering wakker roept.

Cai Guo-Qiang, ‘An Arbitrary History’, tot 1.6 in het SMAK, Citadelpark, Gent. Elke dag behalve op maandag open van 10 tot 18 u.

Van toen het Gentse SMAK nog in zijn kinderschoenen stond, en Jan Hoet met De Rode Poort in 1996 zijn museum als werf openstelde, was Cai Guo-Qiang (46) er al bij. Hij hechtte buskruitrolletjes op een enorme muur in het depot. Op de openingsavond stak hij er de fik in, waarop het verrukte publiek een moment lang de contouren van een vurige draak tot leven zag komen. Van zijn optreden op de door het SMAK gerealiseerde stadstentoonstelling Over the Edges (2000) herinneren we ons Cai’s bijdrage in de vorm van een hoog op de gevel van een centraal gelegen hoekhuis aangebracht aquarium. In het water van de bak lag, op een zaterdagmiddag ten overstaan van een duizendkoppige menigte, een naakte vrouw te bewegen, zo goed als het ging. Voor de verdere duur van de tentoonstelling werd ze vervangen door goudvissen: ook niet mis als beeld, maar slechts een afspiegeling van het gebeuren in prime time – net zoals bij Christo is dat voor Cai de ware belevingstijd van een kunstwerk.

Zo lichtvoetig zijn werken er ook mogen uitzien, ze wortelen wel degelijk in diepere grond. De mens op zijn reis door ruimte en tijd. De krachten, geput uit de natuur. De allesoverheer-sende rol van het toeval, het oncontroleerbare. An Arbitrary History (Zo-maar een verhaal) is dan ook een passende titel voor zijn omvattende solotentoonstelling in het SMAK, waarbij de in New York wonende Chinees uit Quanxhou alle aspecten van zijn universum uit de doeken doet.

Met een bootje vaart de bezoeker een Chinees parcours af, bezet met sculpturen. Boven rijdt hij in een wagentje van een rollercoaster onder een door Cai gecompileerd totaalbeeld van de Belgische kunst. Ten slotte betreedt hij te voet enkele beklemmende ruimtes: een donkere kamer met een montage van Cai’s vuurwerken, en een zandbak waar honderden levende Noordzeekrabben in een sinister videodecor van talloze ontploffingen een acuut oorlogsbeeld oproepen. Van de hand van een zo vredelievend kunstenaar komt ook de openingssculptuur, in de hal van het museum, wel erg martiaal over. The Eagle has landed! is een Romeinse oorlogsboot, uitgerust met de vlag van de Europese Unie. Bij nader toezien valt het krijgsgeroffel nogal mee. Het bootje hangt ondersteboven en ziet er niet zeer krijgswaardig uit.

Trekt u ten strijde in een oud bootje?

CAI GUO-QIANG: Ik gebruik een bootje omdat ik afkomstig ben van een havenstad, helemaal omringd met boten. Het is een herinnering en een liefdesverklaring. Ik bekijk mezelf als een vaartuig, ik heb aangelegd in vele plaatsen.

Voert u een strijd? Wie is de vijand en aan wiens zijde vecht u?

CAI: In zekere zin ben ik een soldaat, maar niet één die tot elke prijs de oorlog wil winnen, dood of levend. Als het uur van de strijd geslagen heeft, trek ik in volle wapenrusting ten strijde. Maar als het nodig is, trek ik mij terug, of geef mij over. En als ze even niet kijken, sla ik er opnieuw op los. Mijn vijanden zijn niet altijd dezelfden. Soms word ik mijn eigen vijand.

Waar staat de arend voor?

CAI: Het is een symbool van het Westen, van de verovering, van de macht.

En de draak is zijn Chinese tegenhanger?

CAI: Het is ook een symbool van macht, maar evengoed van liefde. Chinezen houden van draken, zoals westerlingen van arenden.

Zijn het dan tegenstrijdige symbolen?

CAI: De arend is realistischer, het is eigenlijk een echt dier. De draak stamt volledig uit de verbeelding.

Heeft dat consequenties op cultureel vlak? Zegt het ons iets over het Westen versus het Oosten?

CAI: Er zijn consequenties, maar ze zijn niet absoluut. Zoals de symboliek in het Westen gedompeld is in realisme, zo is de maatschappij dat ook: veel dingen worden praktisch en wetenschappelijk benaderd – en dat heeft heel wat resultaat opgeleverd. Het Oosten zweeft misschien wat meer, is moeilijker vast te pinnen, zit vol fantasie en idealisme. Maar nu groeit er respect voor elkaar. Het Westen omarmt de natuurmeditatie van de oosterse filosofie, het Oosten kijkt op naar de westerse wetenschappelijke en analytische methodologie. China neemt er heel wat van over in zijn maatschappij vandaag.

De metafoor bij het Chinese deel van uw tentoonstelling is de rivier, bij het Belgische is het de hemel. Hoe betekenisvol is dat?

CAI: In de westerse religie wordt vaak naar boven gekeken. Denk aan de kathedralen, de plafondschilderingen, het licht dat van boven komt. In de oosterse, Chinese manier zit meer willekeurigheid, meer abstractie, en is er niet zo’n omlijnd idee van ‘boven’. Er is het idee van een hemel, maar niet noodzakelijk een andere wereld, niet noodzakelijk in de lucht.

De bezoeker van de tentoonstelling moet vervoermiddelen uit het pretpark gebruiken: bootjes en een rollercoaster.

CAI: Dat symboliseert de service-georiënteerde aard van de hedendaagse kunst, van biënnales tot grote groeps-tentoonstellingen, of de nieuwe musea met hun shops, cafetaria’s waar je je kunt amuseren.

Uw manier om ironisch de structurele verwevenheid van de kunst met de toe-ristische industrie zichtbaar te maken?

CAI: Het is niet bedoeld als kritiek of satire, maar als reflectie van mijn tijd. Als een kunstenaar erin slaagt om accuraat, puntig of onbewust te weerspiegelen wat om hem heen is, dan heeft hij al een taak vervuld. Je kan de filosofische en sociale dimensies van de kunst uit de jaren zestig missen, maar we kijken dan ook naar de kunst van het begin van de eenentwintigste eeuw: vol commercialiteit, entertainment, in weerspiegeling van de maatschappij waarin we leven.

De omgeving wordt deel van het kunstwerk: de ervaring van kunst en van het pretpark worden gelijkgesteld. Maar dan zien we tot onze verrassing dat uw funhouse zeer fragiel, ambachtelijk en poëtisch in mekaar zit. Tot de wagentjes van de rollercoaster toe. Dat komt over als een contradictie.

CAI: Goed gezien.

U haalt dingen uit hun context om ze in het museum opnieuw te reconstrueren.

CAI: Dat is de aard van site-specifieke installaties als kunstvorm. Je kan het ook als een caleidoscoop bekijken. Uit vele fragmentjes ontstaan op een wonderlijke manier nieuwe beelden.

In uw werk zitten verwijzingen naar massage en helende kruiden. Wilt u een holistische benadering van de wereld overbrengen?

CAI: In de oudste tijden stonden kunstenaars en sjamanen dicht bij elkaar. Iemand zocht een been of een tand van een dier uit om die rond zijn nek te dragen. In de hoop dat iets van de kracht van het animale hem zou helpen in het leven dat hij leidde. Gaandeweg heeft de kunst zich daarvan afgescheiden om iets op zichzelf te worden. Maar ik bekijk kunst graag in haar oorspronkelijke functie: hoe kan zij het leven van degene die zij bij het werk betrekt, verbeteren? Lichamelijk of geestelijk. Ik wil dat op een erg ontspannen, fijne en genietbare manier doen, om bij het publiek onbewust en als vanzelf vragen op te roepen.

U beschouwt kunst niet alleen als beeld, maar ook als fenomeen. U wilt de kloof tussen kunst en natuur overbruggen, en u baseert zich daarvoor op het Chinese begrip ‘xiang’. Wat houdt dat in?

CAI: Behalve een bepaald idee van een vorm, van een fenomeen, is het een zeer moeilijk begrip om te vertalen. Heel erg vrij zou je er mindscapevan kunnen maken (tafereel in de geest). Zoals bijvoorbeeld de dalai lama je tot meditatie voert en je zegt: ‘Beeld je een lotusbloem in die opengaat in je hart.’ Dan ben je volledig in die zone en word je gewaar hoe die lotusbloem langzaam opengaat in je hart: er is geen vorm of feitelijk fenomeen behalve in de wijze waarop er iets in je geest gebeurt, volkomen als een hyperrealiteit.

Het is me vooral te doen om het creëren van een specifieke, tijdloze ruimte, een chaos, de tijd die stilstaat. Dat komt in zekere zin neer op het creëren van een ‘mindscape’, een tafereel in de geest.

Zijn ook uw vuurwerken en explosies van ‘xiang’ doortrokken? Ze duren maar heel kort. Ze lichten op en zijn meteen verdwenen. Zijn geestestaferelen geen lang leven beschoren?

CAI: Kunst is altijd op zoek naar de overdracht van bovennatuurlijke krachten. In die vluchtige ogenblikken waarin het werk zich afspeelt, zijn we in staat om te communiceren met, of greep te krijgen op iets bovennatuurlijks.

Vuur is ook destructief. Dat aspect ontbreekt niet in uw werk.

CAI. Om ons heen en in ons zijn onzichtbare krachten. Vaak hebben ze een menselijke grondslag, ze hoeven niet noodzakelijk een hemelse reikwijdte te hebben of met hemelse wezens te maken hebben. Het gaat me om een poging tot dialoog met het ongeziene. In die momenten verschuift het perspectief een beetje, om een andere dimensie te laten zien.

Wat doet dat vuur dan?

CAI: Als we omgaan met vuur, roept dat een oeroude herinnering op, sinds talloze generaties gegrift in het geheugen van de mensheid, en ook een instinctief verlangen.

Een verlangen naar vernietiging?

CAI: Niet noodzakelijk. Het kan ook een verlangen naar omwenteling zijn.

U bent zowat overal nieuwe musea beginnen op te richten. In een interview zei u dat het oprichten of opblazen van een museum op hetzelfde neerkomt. Kan creatie en destructie hetzelfde zijn?

CAI: Ze zijn allebei een omwenteling, verandering, chaos.

Waarom chaos?

CAI: Iedereen bouwt enorme musea. Er worden miljarden aan gespendeerd. Kolossale plannen, hele colonnes architecten, curatoren, alles. Vandaag worden musea gebouwd zoals vroeger kathedralen. En te midden daarvan bouw ik musea die niet volgens de vigerende regels zijn: sommige respecteer ik, vele breek ik. Zo zaai ik verwarring omtrent wat ik doe. ‘Ben je ernstig?’, ‘Hou je ons voor de gek?’,’Wat is een museum?’. Ik roep al die vragen op. Het mag dan misschien geen chaos zijn in de ruimste zin, maar een vorm van verwarring zaaien, die binnen deze specifieke context voor chaos zorgt. Beeld je in dat iemand eeuwen geleden, toen iedereen kathedralen bouwde, op zijn eentje een vreemd soort kathedralen zou zijn beginnen te bouwen.

Dat is nog niet hetzelfde als opblazen.

CAI: Kunst is oncontroleerbaar. Design kan je controleren, kunst niet. Ik kan zelfs mezelf niet onder controle houden. Wil je het over destructie of constructie hebben? Misschien doe ik wel geen van beide, maar zijn ze wel degelijk één en hetzelfde.

Jan Braet

‘Als ze even niet kijken, sla ik er opnieuw op los.’

‘Design kan je controleren, kunst niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content