‘Ik voerde mijn eigen kleine ontvoogdingsstrijd’

'In het Vlaams Parlement heeft CD&V 27 parlementsleden, van wie niemand met een migratieachtergrond. Ik vind dat onaanvaardbaar.' © JONAS LAMPENS

‘Iedere identiteit is veelgelaagd’, zegt Abderrahim Lahlali, die bekendheid verwierf als advocaat van Syriëstrijders. ‘Tien jaar geleden, onder die toren daar, voelde ik de verbinding tussen mijn grootouders, mijn roots en mijn verhaal hier.’

Vorige week nog kwam Abderrahim Lahlali buiten zijn wil om terecht in een bitse polemiek tussen CD&V-voorzitter Wouter Beke en zijn collega van N-VA Bart De Wever. Die omschreef advocaat en CD&V-politicus Lahlali als de man ‘die in heel Vlaanderen moslimextremisten verdedigt’.

Met Knack trok Lahlali naar de IJzertoren in Diksmuide, een iconische plek, niet alleen voor Vlaams-nationalisten. Op een houten steiger in de minihaven, met aan zijn voeten de IJzer waarin zich de toren spiegelt, neemt hij plaats op een bank. Precies tien jaar geleden stond hij op het grasveld een paar honderd meter verderop, samen met zijn goede vriend en jurist Mohamed el Omari. Ze keken een beetje bedremmeld in het rond. Die IJzerbedevaart was er dankzij hen voor het eerst ‘kleur’ op het podium. ‘Mensen met een migratieachtergrond’ zeggen we nu heel correct, toen heetten ze nog ‘migranten’ en hun vaders gastarbeiders. De politici, het publiek, de Vlaamsgezinden luisterden aandachtig naar hun betoog. ‘Ook wij kennen dat, ontvoogding’, klonk het uit Mohameds mond. Hij vertelde bevlogen over afkomst, oorlog, minderheden. Het applaus was oorverdovend. ‘We voelden dat er iets gebeurde op de weide’, zegt Lahlali.

ABDERRAHIM LAHLALI: ‘We kenden wijlen Paul Van Grembergen (Vlaams-nationalistisch politicus en ex-minister van Cultuur, nvdr) goed. We vonden zijn vraag om op de IJzerbedevaart een toespraak te houden verrassend, maar we waren heel enthousiast. We kenden de geschiedenis van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd op ons duimpje. De link met onszelf als minderheid met een culturele eigenheid, hadden we al veel eerder gelegd. Intussen weten we dat het inclusief nationalistische verhaal door het uitsluitingsdiscours van de N-VA is tenietgedaan.’

Waar staat die IJzertoren vandaag voor?

ABDERRAHIM LAHLALI: Voor pacifisme, voor ‘nooit meer oorlog’, en voor de ontvoogding van alle etnische minderheden. Vroeger ging het over de Vlamingen die niet erkend werden in hun taal, hun historische en culturele achtergrond. Het gevoel dat de Basken in Spanje en de Berbers in Marokko ook kenden. Ik heb een Berberachtergrond, al zeg ik liever Amazighen, Berber is pejoratief. De Amazighen kwamen in opstand tegen het Franse protectoraat, omdat ze geen grondwettelijke rechten hadden en hun taal miskend werd. In 1926 gebruikte de bezetter mosterdgas om de opstand van de Amazighen te onderdrukken. Mosterdgas, (wijst naar de toren), ook een link.

Mijn generatie, een minderheid in Vlaanderen, was ook vaak opstandig. We voelden de ongelijkheid aan den lijve. Maar als we op vakantie gingen naar Marokko, zeiden onze grootouders: ‘Jullie zijn zó vrij. Koester dat. Wij weten waarover we praten, we hebben de bezetting meegemaakt. Wij willen nooit meer oorlog.’ Tien jaar geleden, onder die toren daar, voelde ik de verbinding tussen mijn grootouders, mijn roots en mijn verhaal hier.

Hoe zou u uw identiteit omschrijven?

LAHLALI: Elke identiteit is veelgelaagd. Gezin, geloof, school, sociaaleconomische context: alles speelt een rol. Ik voel me Vlaming, maar ook Belg, Ronsenaar met een Marokkaanse migratieachtergrond. Ik voel me ook Vlaming in bepaalde karaktertrekken, ik ben nogal introvert en laat niet altijd het achterste van mijn tong zien.

Het grote publiek kent u als die radde advocaat met zijn uitgesproken meningen. Ingetogen lijkt u niet echt.

LAHLALI: In debatten op televisie ‘smijt’ ik me graag, maar thuis in mijn cocon ben ik bezadigder, eerder nadenkend. Diversiteit zit niet alleen in de samenleving, maar ook in iedere persoon. Dat is net de meerwaarde voor een samenleving, die interne en externe verscheidenheid. Wars van wat populisten à la Dewinter ons proberen in te lepelen.

Ik dacht even dat u De Wever zou zeggen.

LAHLALI: Bart De Wever is een nationalist die populistische uitspraken durft te doen. Maar als ik De Wever ergens níét van verdenk, is het van een gebrek aan ideologische bagage.

Waar past die toren nog in zijn nationalistische verhaal?

LAHLALI: Het oude nationalistische discours ging over de ontvoogdingsstrijd van de Vlaming, de strijd van de lagere klasse tegen de Franstalige elite. Het nationalisme van nu evolueert naar een neoliberaal nationalisme, dat zich richt tot de rijke klasse, de elite, maar tegelijk door populistische uitspraken ook de lagere sociale klasse aanspreekt. Als nationalisme gaat over de bescherming van de blanke elitaire mens, zit het toch grondig fout? De N-VA zou net moeten opkomen voor de culturele eigenheid van minderheden. Helaas, De Wever doet uitspraken over Berbers of vluchtelingen, Jan Jambon over ‘een significant aantal dansende moslims’ en dan heb je nog Geert Bourgeois die met zijn ‘spuw-uitspraak’ de haatgrens overschrijdt en bevolkingsgroepen tegen elkaar opzet.

Sinds u vorig jaar een klacht wegens racisme hebt ingediend tegen de N-VA-voorzitter, is het water tussen u beiden héél diep.

LAHLALI: Ik trad op als advocaat van een Marokkaanse mensenrechtengroep die De Wevers opmerking over de Berbers in een uitzending van Terzake racistisch vond (De Wever zei daarin dat sommige bevolkingsgroepen te weinig op zoek gaan naar werk en verwees daarbij naar de Berbers, nvdr). Ik deed gewoon mijn job. Het was wel de eerste keer dat een politiek leider een advocaat persoonlijk viseerde in een dossier. Een politicus moet toch weten dat een advocaat zich niet vereenzelvigt met zijn cliënten, dat het basisrecht van elke persoon het recht op verdediging is? Dat gaat terug tot 1215, de Magna Charta.

De ‘verdediger’ is wel vaker kop van Jut. Sven Mary kreeg veel kritiek omdat hij optreedt als advocaat van Salah Abdeslam.

LAHLALI: Ik ken Sven goed en vond het heel erg voor hem. Ik maakte hetzelfde mee na het terreurdebat op VTM. Ik werd er als terroristenvriendje weggezet omdat ik Syriëstrijders als cliënten had.

Een dag later zat er een kogel in uw brievenbus.

LAHLALI: Tussen de post zat een enveloppe met een bobbel erin. Ik opende hem en zag een kogel van 6 centimeter. Dat is een shock, de wereld staat stil. Je voelt hoe kwetsbaar je bent. Ik dacht toen, en ik zeg het hier voor het eerst: is het wel de moeite waard allemaal? Wat met mijn vrouw en kind? Dat flitste door mijn hoofd. Ik heb mijn dossiers opgeborgen en ben naar huis gereden. Daar durfde ik het niet eens te zeggen. U moet weten, mijn vrouw heeft in 2013 een miskraam gehad, van een tweeling. Het was onze eerste zwangerschap. Dat heeft z’n tijd van verwerking nodig gehad. Een jaar later, in 2014, werd ons eerste kind, een dochtertje, geboren. Eind vorig jaar, toen die kogelbrief binnenkwam, was mijn vrouw net zwanger van ons tweede kindje. Toen was alles zo kwetsbaar, ik moest voorzichtig zijn. Ik heb dus wél de politie gewaarschuwd, maar het aan mijn vrouw vertellen, nee. Ze heeft het uit de pers vernomen. De dagen daarna kreeg ik honderden reacties via Facebook. Zware persoonlijke aanvallen van het genre ‘we zijn jou liever kwijt dan rijk’. De haat die daaruit naar voren kwam… verschrikkelijk.

U blijft wel teruggekeerde Syriëstrijders verdedigen.

LAHLALI: In een rechtsstaat is het de verdomde plicht van een strafpleiter om mensen te verdedigen, ongeacht hun daden. Kregen de oostfronters een eerlijk proces? Hadden zij recht op bijstand? Niemand weet dat beter dan Bart De Wever. Net zoals je een onderscheid kunt maken tussen verschillende ‘soorten’ oostfronters, kun je dat ook bij de Syriëstrijders. Je had de rabiate oostfronters, die dweepten met het fascisme en nazisme en droomden van één groot Duits rijk. Zo heb je nu de salafistische jihadisten, die een kalifaat willen onder de sharia en uit zijn op het ontwrichten van de wereldorde. Maar tussen de oostfronters zaten ook arme boerenkinderen, uit deze diepe Westhoek bijvoorbeeld. Ze voelden zich miskend, gekleineerd en verwachtten weinig van de toekomst. Rabiate ideologen namen hen op sleeptouw. Achttien jaar oud waren ze, hunkerend om te mogen vertrekken. Daar zie ik een gelijkenis met sommige Syriëstrijders. Net als die oostfronters komen ze later gefrustreerd terug. En dan heb je de jongeren die nog niet zijn vertrokken, maar die vatbaar zijn voor het radicale discours. Wat doe je met hen? Waar blijft de gecoördineerde actie om hen te horen en te helpen?

Er is genoeg gepamperd, zegt een grote volkspartij. Er is al veel geld uitgegeven aan integratie en het werkt niet: ‘de allochtonen’ doen gewoon niet mee.

LAHLALI:(geïrriteerd) Mijn vader draaide in de jaren zestig dag- en nachtshifts om mee te bouwen aan de verzorgingsstaat waarvan wij nu de vruchten plukken. Zeggen dat we er niet aan deelnamen, is absolute onzin en populisme.

U hebt zelf geen gemakkelijke schooltijd gehad?

LAHLALI: In OESO-rapporten staat dat de sociale ongelijkheid in het Belgische onderwijs bijzonder groot is. Uit onderzoek blijkt ook dat vijftig procent van de mensen met Turkse en Maghrebijnse achtergrond in België onder de armoedegrens leeft. Ik heb die ongelijkheid gevoeld op school. Moet je je daarin wentelen als minderheid? Uiteraard niet, maar je moet er wel uit zien te raken. Ik voerde mijn eigen kleine ontvoogdingsstrijd. Kennis is belangrijk. Door te studeren kun je jezelf ontplooien. Ik was heel erg zoekende in mijn jeugdjaren. Ik zag vrienden in de gevangenis belanden of sterven, na een overdosis.

Hoe komt het dat de ene jonge Vlaming met Marokkaanse achtergrond eindigt als drugsdode en de andere een bekend advocaat wordt?

LAHLALI: Dat heeft met karakter te maken, met de offers die ons arme ‘gastarbeidersgezinnetje’ deed om ons te laten studeren. En met een geluksfactor: een vriend die ervoor zorgde dat ik niet in het buso (buitengewoon secundair onderwijs, nvdr) terechtkwam.

Ik luister met verbijstering naar de discussie over de hervorming van de kinderbijslag. Specialisten van de universiteit Antwerpen zeggen dat die niet zal bijdragen tot een vermindering van de kinderarmoede. Ik hoop dat de minister van Welzijn op gepaste wijze de armoedetoets zal uitvoeren. Dat we nu zo’n minimale onderwijshervorming hebben, gebaseerd op vrijblijvendheid, vind ik ook spijtig, zeker voor mensen met een migratieachtergrond.

De minister van Welzijn is Jo Vandeurzen, die van Onderwijs Hilde Crevits.

LAHLALI:(zucht) Ik weet het, allebei van CD&V, mijn partij.

U bent gemeenteraadslid in Ronse voor CD&V. Wordt u, vanuit uw achtergrond, niet over bepaalde beleidsthema’s geconsulteerd?

LAHLALI: Wouter Beke begon een paar jaar geleden mensen van minderheden actiever te betrekken bij de partij. Er zijn werkgroepen, diversiteitsgroepen, en bij congressen worden teksten aan ons voorgelegd. Maar om in de cockpit te zitten, moet je een mandaat hebben, parlementariër zijn, op een kabinet werken of minister worden. Op dat vlak mis ik eerlijk gezegd wat kleur binnen mijn partij. Oké, we hebben Nahima Lanjri en Veli Yüksel in de Kamer. Maar in het Vlaams Parlement hebben we 27 parlementsleden, van wie niemand met een migratieachtergrond. Ik vind dat onaanvaardbaar.

Zegt u dat ook tegen uw voorzitter?

LAHLALI: De partij kent mijn standpunt.

In 2014 haalde u bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement vanaf een onzichtbare plaats 7118 voorkeurstemmen. Kwam er een signaal van uw partij?

LAHLALI: Ik verwachtte dat wel, maar het kwam er niet. Ik ben natuurlijk niet naïef, ik besef dat je in de lijstvorming rekening moet houden met vele dingen, zoals met de standen. Ik ben standeloos. Het hoeft verder geen betoog dat ik minder affiniteit heb met de rechtse stroming in de partij. Ik voel meer voor de solidaire vleugel. Als Pieter De Crem zegt dat er geen plaats is voor een rationelere islam in Vlaanderen, ben ik het grondig oneens met hem.

Hoe belangrijk is uw geloof voor u?

LAHLALI: Ik ben praktiserend moslim, ik bid en ga naar de moskee. Het geloof is voor mij niet tastbaar. Het gaat niet over bewijsvoering, wel over zingeving. Bidden is een persoonlijke, spirituele manier om dat geloof mee vorm te geven. Noem het een bezinning. Uit mijn geloof haal ik een aantal waarden die voor mij heel belangrijk zijn, zoals verdraagzaamheid en respect voor anderen. Ik heb een fanatiek rechtvaardigheidsgevoel. Als ik iets zie wat niet klopt, kan ik daar ziek van worden.

Verdraagzaam of respectvol zijn, lukt ook zonder God of Allah.

LAHLALI: Uiteraard, maar ik had het geloof soms nodig om door te zetten. Iedereen heeft zijn moeilijke periodes, ik heb die ook gehad. Bidden, de Koran lezen, heeft me toen geholpen.

Hoe letterlijk neemt u de Koranteksten?

LAHLALI: Je kunt de Koran rationeel interpreteren of naar de letter, zoals de jihadi’s doen. Daar zitten we meteen bij het probleem van de politieke islam. Voor mij is er maar één regel: vrijheid. Iedereen heeft de vrije keuze om zijn godsdienst te beleven, maar met respect voor de rechtsstaat. Ouders mogen de godsdienst in de opvoeding doorgeven aan hun kinderen. Maar iemand dwingen een hoofddoek te dragen, is verwerpelijk. Je hebt vrouwen die geen hoofddoek dragen maar absoluut niet feministisch zijn ingesteld, en je hebt feministische moslima’s zoals de vrouwen van BOEH!, Baas Over Eigen Hoofd, die intellectueel en hoogopgeleid zijn én er een dragen. Zij kiezen, héél bewust.

Of u nu over het geloof, de geschiedenis of ontvoogding spreekt, alles lijkt wel een pleidooi. U was in de wieg gelegd voor de advocatuur?

LAHLALI: Ik heb altijd moeten vechten, op straat, op school. Ik heb soms de vuisten gebruikt als jonge knaap, als ik me onrechtvaardig behandeld voelde. Ik heb gezien hoe mijn ouders moesten vechten om te overleven. Van hen kreeg ik het devies: roei met de riemen die je hebt, maar probeer altijd het onderste uit de kan te halen.

Hoe kijken zij nu naar u?

LAHLALI: Ze zijn zo fier als een gieter. Ze worden er door andere mensen vaak op aangesproken, vooral als ik op de televisie kom. Tijdens de verkiezingsperiode van 2014 ging mijn vader zelfs stemmen ronselen en stak hij zijn vrienden foldertjes toe. Hij kreeg soms de opmerking: ‘Waarom zouden we op een katholieke partij stemmen?’ Dan reageerde hij fel: ‘Godsdienst maakt geen onderscheid. We moeten leren omgaan met elkaar.’ Fijn, hè?

En uw juridische bijstand aan terroristen, wat vinden ze daarvan?

LAHLALI: Zij weten wat een rechtsstaat is én dat er een groot verschil is tussen wat ik persoonlijk denk en mijn werk als advocaat. De aanslagen in maart hebben me persoonlijk enorm geraakt. Een achterneef heeft in Zaventem de dood in de ogen gezien. Je moet ijzersterk zijn in deze job, zelfs een olifantenvel kweken. Als ik mijn gevoel zou laten meespelen, ben ik in geen tijd een menselijk wrak. Ik zet me er nu makkelijker overheen, omdat ik zo veel gruwel heb gezien van cliënten die misdaden pleegden of er slachtoffer van werden, in moordzaken, verkrachtingsdossiers. Voor de cliënten ben ik de advocaat, niet hun theoloog of therapeut. Syriëstrijders leg ik de informatie voor waarover ik beschik: over huiszoekingen, telefoontaps, verklaringen van getuigen, noem maar op. En dan vraag ik hen wat ze daarop te zeggen hebben. Heel feitelijk. Gaan ze in discussie over het geloof, dan blok ik dat meteen af.

Ik ben ook opgeleid tot jeugdadvocaat. Als ik met een jongere voor mij zit uit een moeilijke opvoedsituatie, of met een kind van acht jaar dat misbruikt werd, ben ik heel empathisch. In dat geval gaat het meer over een pupil voor wie ik zorg moet dragen.

Elke advocaat heeft zaken en cliënten die hem altijd zullen bijblijven. U ook?

LAHLALI: Ja: Jean. Hij werd geïnterneerd na diefstal van een pullover en poging tot brandstichting. De psychiater verklaarde hem ontoerekeningsvatbaar. Jean pendelde van gevangenis naar gevangenis. Zijn enige houvast was zijn papegaai. Jean was een van mijn eerste zaken, toen ik stage liep bij de Gentse balie. Het verhaal deed me meteen pijn aan het hart. Jean was moeilijk te been, had epilepsieaanvallen. Ik dagvaardde de Belgische staat om mijn cliënt in een aangepaste omgeving te krijgen. Op een dag werd hij in een instelling tussen motorisch gehandicapten gezet. Rond Nieuwjaar stapte hij er gewoon naar buiten, kocht een paar flessen roséwijn, keerde terug en trakteerde zijn medebewoners. Toen de verpleegkundigen de ochtend erna een paar dronken patiënten aantroffen, werd Jean terug naar Merksplas overgebracht. Hij belt me nu om de twee maanden: (debiteert) ‘Meester Lahlali, moet u eens horen wat mijn papegaai nu weer gedaan heeft.’ En als ik in de buurt ben, ga ik bij hem op bezoek.

Hebt u de discussie gevolgd over de holebi’s na de aanslag op een homobar in Orlando: hoe lastig imam Brahim Laytouss en rabbijn Aaron Malinski het in De Afspraak vonden om duidelijk te antwoorden op de vraag: ‘Wat indien uw zoon homo zou zijn?’

LAHLALI: Ik heb erover gelezen dat rabbijn Malinski een causaal verband legde tussen discotheken en ‘homo worden’. Ook vreemd was dat na de gruwelijke feiten (vijftig bezoekers van de homobar werden door één dader doodgeschoten, nvdr) de discussie weer uitmondde in ‘de rol van de religie’. Ook dat causale verband, tussen de daad van een labiele man en zijn godsdienstbeleving begrijp ik niet. Weet u dat de eerste homofobe moord in België werd gepleegd op een moslim, Ihsan Jarfi, onder meer door twee autochtone Belgen? Ik zal niet ontkennen dat de islam net zoals alle andere monotheïstische godsdiensten de voorkeur geeft aan een heterorelatie, maar voor mij is elke persoon waardevol in zijn identiteit. Zie ons hier zitten praten: man, vrouw, gelovig, niet-gelovig, met migratieafkomst, autochtoon. Is dat geen interessant samenzijn? Hoe heilzaam zou het niet zijn om in elk debat te zoeken naar wat ons verbindt in plaats van naar wat ons scheidt. Dan refereer ik aan het wij-verhaal van mijn voorzitter Wouter Beke.

Het klinkt wel wat klef, dat ‘wij’.

LAHLALI: Oké, een ander woord dan. Burgerschap, is dat niet mooi? We verbinden ons als burgers, die elkaars eigenheid respecteren.

Nu de Britten uit de EU stappen, is de Europese politiek aan het verkavelen. Wat is er aan de hand met het Europese burgerschap?

LAHLALI: Door de brexit komen in het Verenigd Koninkrijk xenofobe en racistische krachten aan de oppervlakte, vooral gericht tegen Oost-Europese werkkrachten. Dat landen zoals Polen, Hongarije, Slowakije en Tsjechië aan de alarmbel trekken omdat hun onderdanen in de VK geviseerd worden, is terecht. Maar net die landen hebben zelf boter op het hoofd. Hongarije verwierp het Europese spreidingsplan voor de vluchtelingen, andere landen gedroegen zich ronduit schandalig tegenover oorlogsvluchtelingen, plaatsten ze achter hekken, of sloten ze op, weigerden minimale sociale voorzieningen. De Tsjechische president Milos Zeman en andere Oost-Europese leiders noemden de integratie van moslims in hun land ‘vrijwel onmogelijk’. Dat is een populistische retoriek die toch wat aanleunt bij die van Nigel Farage. Europa dreigt te vervallen tot een clubje van ultraprotectionistische staten. En we weten allemaal waar dat in het verleden toe heeft geleid. (wijst naar de IJzertoren)

DOOR MARIJKE LIBERT, FOTO’S JONAS LAMPENS

‘Ik heb altijd moeten vechten, op straat, op school. Ik heb soms de vuisten gebruikt als jonge knaap, als ik me onrechtvaardig behandeld voelde.’

‘Ik opende de brief en zag een kogel van 6 centimeter. Dat is een shock, de wereld staat stil. Je voelt hoe kwetsbaar je bent.’

‘Tussen de oostfronters zaten ook arme boerenkinderen. Ze voelden zich miskend en verwachtten weinig van de toekomst. Daar zie ik een gelijkenis met sommige Syriëstrijders.’

‘Als Pieter De Crem zegt dat er geen plaats is voor een rationelere islam in Vlaanderen, ben ik het grondig oneens met hem.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content