‘Ik voelde het aan alles: hij was de beste’

In Senna's cockpit of overall werd een kleine Oostenrijkse vlag gevonden. Wou hij zijn 42e zege opdragen aan Roland Ratzenberger? © DARIO MITIDIERI

Precies twintig jaar geleden kruisten twee levens elkaar in Imola, bij de grand prix van de dwergstaat San Marino. Dat van de Braziliaan Ayrton Senna, drievoudig wereldkampioen formule 1, en dat van de Italiaanse fotojournalist Dario Mitidieri. Twee jongens van 34, allebei met een plan. Toen kwam de Tamburello-bocht. Voor het eerst sinds de dood van Senna spreekt Mitidieri over die dagen – en over hoe hij ze vereeuwigde in zwart-wit.

Zonder zijn broers zou het nooit zo ver gekomen zijn, beseft Dario Mitidieri. ‘De ene, Giulio, gaf zijn passie voor fotografie aan me door toen ik zeventien, achttien was en hij me een goedkoop cameraatje cadeau deed. De andere, Claudio, ben ik niet veel later gevolgd toen hij ons geboortedorp in Zuid-Italië inruilde voor Londen. Hij wilde het maken in de cateringbusiness, en mijn ouders hoopten dat ik daar ook zou aarden. Na een paar omzwervingen ben ik er in 1981 fotojournalistiek gaan studeren.’

Het ging hard. Mitidieri was op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking toen het Chinese leger daar in 1989 het studentenprotest neersloeg, heel 1992 bracht hij door tussen de straatkinderen van het toenmalige Bombay (‘Je begrijpt het leven pas echt als je in India geweest bent’) – en hij schoot alles in zwart-wit. ‘Henri Cartier-Bresson en de eerste generatie fotografen van het mythische agentschap Magnum: dat waren mijn voorbeelden. Betekenis weegt in hun zwart-witfotografie zwaarder door dan techniek. Het is de kunst van het weglaten, van blootleggen. Daar droomde ik van.’

Blootleggen: dat had ook het Britse magazine CAR voor ogen toen het Mitidieri in 1994 vroeg om achter de schermen te gaan van de grand prix van San Marino op het Autodromo Enzo e Dino Ferrari in Imola. ‘Zoals de meeste Italianen volgde ik de formule 1, en zoals de meesten supporterde ik voor Ferrari. Maar ik had het circus nog nooit live beleefd. Had ik toegezegd als ze me hadden gevraagd om, zoals een sportfotograaf, op een heuvel in het gras te liggen en het weekend met een telelens te verslaan? Nee. Het evenement zelf was voor mij bovenal een vehikel voor emoties: die van de racers, die van de media, die van het publiek op het circuit en thuis op de bank. Die kant van de formule 1 wilde ik vastleggen.’

Van 29 april tot 1 mei kreeg Dario Mitidieri exclusieve en ongeziene toegang tot Williams, de Britse renstal die in 1993 de titel bij de constructeurs en de rijders had weggekaapt, aangevoerd door de Fransman Alain Prost. Die had daarop zijn helm aan de wilgen gehangen – en zo de weg naar Williams vrijgemaakt voor zijn eeuwige rivaal Ayrton Senna. De bookmakers waren stellig: herenigd met teambaas Frank Williams, de man die hem in de zomer van 1983 voor het eerst een f1-wagen had laten testen, zou Senna de concurrentie in 1994 aan gort rijden. Aan de vooravond van Imola, de derde race van het seizoen, vertelden de koude cijfers een ander verhaal: de perfecte twintig punten voor rijzende ster Michael Schumacher, nul voor Senna.

Vrijdag 29 april 1994

Het hart van Ayrton Senna klopte sneller dan normaal die vrijdagochtend, zou Josef Leberer later laten optekenen. Leberer, Senna’s fysiotherapeut, was met hem naar Williams verhuisd na zes glorieuze jaren bij McLaren, die zesenveertig polepositions, vijfendertig overwinningen en drie wereldtitels hadden opgeleverd. Maar de hoerastemming bij Williams was stilaan omgeslagen: Senna’s nieuwe wagen was zo wispelturig dat hij hem de bijnaam cadeira elétrica – elektrische stoel – had gegeven, en hij vermoedde dat Schumachers Benetton met illegale start- en tractiecontrole rondreed. Dario Mitidieri zag hoe coureur en team er alleen maar meer verbeten door werden.

Mitidieri: ‘Toen ik die ochtend de Williams-garage binnenstapte, was het alsof ik in een machine belandde: ingenieurs en mecaniciens zwermden in een kleine ruimte rond twee hoogtechnologische vierwielers. Het was tot in de puntjes georganiseerde chaos. Ik voelde me haast een indringer: je ziet hoe belangrijk het voor hen is wat ze doen, dat ze geen seconde te verspelen hebben – en je gaat vanzelf op eieren lopen om die choreografie niet te verstoren. Het hielp dat mijn camera, een Leica M6, compact en stil was, helemaal niet opdringerig.’

‘Eigenlijk was me gevraagd om me te concentreren op Damon Hill, teamgenoot van Senna en lieveling van de Britten. Maar de garage was zo benepen dat ik onvermijdelijk aan Senna’s kant verzeilde. Diep in mezelf dacht ik ook: ik kan hier méér doen dan achter de schermen fotograferen: ik kan dichter bij een groot man komen. Telkens als ik de kans had, sloop ik in zijn richting.’

‘Het eerste wat me aan hem opviel, was hoe gefocust hij was. Al stond ik op amper een meter van zijn neus: als hij naar een monitor met rondetijden stond te kijken, blééf hij kijken – en dan maakte het niet uit of ze op de achtergrond ook nog eens een motor lieten brullen. Hij was onverstoorbaar, extreem professioneel en toegewijd. Zijn erelijst sprak natuurlijk al boekdelen, maar in zijn buurt voelde ik ook aan elk gebaar, aan álles dat hij de beste was.’

Die middag loste het noodlot een waarschuwingsschot: tijdens de eerste kwalificatiesessie vloog de Jordan van de Braziliaanse belofte Rubens Barrichello, protegé van Ayrton Senna, met meer dan 200 kilometer per uur in het hek naast de Variante Bassa, een chicane. Gerustgesteld dat zijn landgenoot weinig meer dan een gebroken neus had, perste Senna de snelste rondetijd van het hele weekend uit zijn Williams. Het zou zijn derde poleposition in evenveel races zijn, en de vijfenzestigste en laatste van zijn carrière.

‘Na het ongeval van Barrichello was het al gauw weer business as usual in Imola’, zegt Mitidieri. ‘Alleen de bezorgdheid op Senna’s gezicht zou niet wijken. Ik heb hem niet één keer meer zien lachen.’

Zaterdag 30 april 1994

Op zaterdag maakten de fotojournalist en zijn onderwerp oogcontact. ‘Ik herinner het me alsof het gisteren was. Ayrton zat in zijn wagen toen ik op mijn knieën dichter en dichter bij hem kwam, tot ik op armlengte van hem was. Opeens keek hij me aan, zonder iets te zeggen maar met ogen die vroegen: ‘Wie ben jij en wat doe je hier?’ Waarop ik zei: ‘Hello, ik ben Dario Mitidieri. Ik werk voor CAR, we coveren de grand prix. Ik hoop dat je het oké vindt.’ Hij knikte en daarmee was de kous af. Hij was zo dichtbij en tegelijk zo veraf, zo in zichzelf gekeerd. Dat moment zal me altijd bijblijven.’

Tijdens de tweede kwalificatiesessie sloeg het noodlot toe. Om 13.18 uur verloor de Oostenrijkse rookie Roland Ratzenberger de controle over zijn Simtek en klapte met meer dan 300 per uur tegen het beton dat de Villeneuve-bocht omzoomde. Hij was op slag dood. Het was de eerste keer sinds 1982 dat het f1-gild een van zijn leden verloor tijdens een GP-weekend. Senna, na het vertrek van Prost de vaandeldrager van de rijders, had bij het begin van het seizoen gewaarschuwd dat de veiligheid van hun sport geen gelijke tred hield met de snelheid (‘We zullen van geluk mogen spreken als er niets ernstigs gebeurt’) – en zag zijn vrees uitkomen. Hij sommeerde een safety car en liet zich naar de plaats van het ongeval rijden, en daarna naar het medisch centrum van het circuit. Daar bracht f1-arts Sid Watkins, een vriend, hem het slechte nieuws. ‘Het trof hem hard’, zou Watkins in zijn memoires optekenen.

‘Plotseling hing er een schaduw over ons allemaal’, zegt Mitidieri. ‘Ik kan me geen wanhopige taferelen in de pits voor de geest halen – mensen die huilen, die buiten zichzelf zijn. Er werd vooral veel gepraat. Maar het was zonneklaar dat er iets verschrikkelijk verkeerd aan het lopen was.’

Senna zou niet meer instappen, zou verstek geven voor de zaterdagse persconferentie en zou geen interviews meer geven. Zijn vriendin Adriane, die hem opwachtte in zijn huis in de Algarve, vertrouwde hij ’s avonds aan de telefoon toe dat hij niet wilde racen. Tegen Sid Watkins, die hem had aangeraden de handdoek in de ring te gooien (‘Wat heb je nog te bewijzen?’), had hij gezegd: ‘Ik heb geen keuze, Sid. Over sommige dingen hebben we geen controle.’

Mitidieri: ‘De organisatoren lieten er geen twijfel over bestaan: the show must go on. Maar ik dacht: is dat echt nodig? Als ik erop terugkijk, weet ik één ding zeker: ze hadden de race die dag moeten afblazen, punt.’

Zondag 1 mei 1994

Op zondagochtend zond het Franse tv-station TF1 een door Ayrton Senna in zijn Williams becommentarieerde ronde rond het circuit uit. In de opname bood hij Alain Prost, die het weekend voor TF1 versloeg, een olijftak aan: ‘We missen je, Alain!’ Het was geen hol gebaar. Diezelfde ochtend maakte Senna een afspraak met de oud-kampioenen Prost en Niki Lauda, met Michael Schumacher en met Ferrari-rijder en kompaan Gerhard Berger: tijdens de GP van Monaco, twee weken later, zouden ze zich samen over de veiligheidskwestie buigen.

Dario Mitidieri: ‘Zondag leek het alsof Ayrton uit een kwade droom was ontwaakt. Hij was niet sereen. Wat moet er niet allemaal door zijn geest gespookt hebben? Wist hij dingen die wij niet wisten? Wantrouwde hij zijn wagen? Had hij een slecht voorgevoel? (zucht) Man, wie zal het zeggen?’

‘De laatste minuten voor de start stond ik bij hem op de startgrid. Rond hem gonsde het van de drukte, andere rijders stonden te praten met hun entourage. Maar hij? Hij was alleen op de wereld. Hij sprak niet echt met iemand, ook al had hij zijn helm afgenomen, wat hij blijkbaar zelden deed. Ik heb hem een slok water zien nemen, en dat was het. Hij was daar, maar hij was daar niet, begrijp je wat ik bedoel? Alsof hij dieper dan ooit in zichzelf aan het tasten was om die focus te vinden.’

Hij vond hem. Toen het licht op groen sprong, nam Senna kordaat de leiding, met Schumacher in zijn kielzog. Maar achter hen was de Benetton van J.J. Lehto niet weggeraakt; hij werd geramd door de Lotus van Pedro Lamy. De klap was gigantisch: brokstukken en een losgeslagen wiel verwondden acht toeschouwers en een politieagent. Terwijl het puin werd geruimd, rukte de safety car uit en hield het pak in toom tot vlak voor ronde zes, waarna het weer werd ontketend.

‘Een ronde later’, zegt Mitidieri, ‘stond ik in de perszaal vlak boven de pits toen ik Ayrton voorbij zag flitsen, nog altijd op de hielen gezeten door Schumacher. Zodra hij uit het zicht was, draaide ik mijn hoofd naar het tv-scherm – maar het was al gebeurd.’

Om 14.17 uur, terwijl hij met 310 kilometer per uur de Tamburello-bocht nam, had de Williams een droge knik naar rechts gemaakt en was op de muur afgestevend die het circuit scheidde van de Santerno-rivier. In de laatste 1,6 seconden voor de onvermijdelijke impact had Ayrton Senna zijn vaart verminderd tot 221 kilometer per uur. Het had niet volstaan.

Instinctief liep Mitidieri naar de Williams-garage, waardoor hij de onverbiddelijke beelden miste die een helikopter vanaf Tamburello doorstraalde. ‘Beneden passeerde de takelwagen me met de verhakkelde Williams. Het was ernstig, zoveel was duidelijk, maar geen moment heb ik er die middag bij stilgestaan hoe ernstig. Ik dacht gewoon: hij wordt naar het ziekenhuis gevlogen, er wordt voor hem gezorgd – het komt wel goed.’

‘Ik had nog één reden om in Imola te blijven: eventuele winst van Damon Hill. Maar de andere Williams werd na de herstart meteen op afstand gereden door Schumacher, zelfs een podium zat er niet in. Ik heb de finish niet meer afgewacht en ben naar Rome vertrokken, waar ik daags nadien een nieuwe opdracht had.’

Om 18.40 uur kondigde dokter Maria Teresa Fiandri van het Ospedale Maggiore in Bologna aan dat het hart van Ayrton Senna gestopt was met kloppen. Een kleine Oostenrijkse vlag was intussen teruggevonden – in zijn cockpit volgens sommige bronnen, in zijn overall volgens andere. Had hij zijn tweeënveertigste zege willen opdragen aan Roland Ratzenberger?

Mitidieri: ‘Toen ik in mijn hotelkamer in Rome de tv aanzette, werd ik overspoeld door het nieuws. Ik was in shock. Dit is onmogelijk, dacht ik, daarstraks stond ik nog naast hem! Zoiets kan alle anderen overkomen, maar hém? No way. Het was… surrealistisch.’

Naschrift

Dario Mitidieri trok terug de wereld in. Hij documenteerde onder meer de aardbeving in het Japanse Kobe, het conflict in Noord-Ierland, de oorlog in Irak, de tsunami in Indonesië. ‘Maar mijn foto’s van Ayrton Senna zullen altijd een bijzondere plek innemen – in mijn werk en in mijn hart. Ze hebben de laatste race voor de eeuwigheid bewaard van iemand die zo veel meer was dan een coureur. Het zijn foto’s van iemand die een plaats in de geschiedenis heeft. Als ik ze zie, voel ik me nog altijd zoals ik me voelde toen ik ze ontwikkelde, een paar dagen na Imola, thuis in Londen: triest en trots.’

DOOR DAVY COOLEN, FOTO’S DARIO MITIDIERI

‘De organisatoren lieten er na de eerste dode geen twijfel over bestaan: the show must go on. Maar ze hadden de race die dag moeten afblazen, punt.’

Senna’s nieuwe wagen was zo wispelturig dat hij hem de bijnaam cadeira elétrica – elektrische stoel – had gegeven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content