‘IK VOEL ME ALS EEN PALESTIJN: VERJAAGD IN MIJN EIGEN LAND’

PRIESTER SAMUEL AZIZ ABDOU in zijn zwaar verbrande kerk: 'Alles hebben ze geplunderd en geroofd. De meubels, de iconen, de afbeeldingen aan de muren, de generator.' © FOTO'S ARIANA DREHSLER

Tientallen uitgebrande kerken, verwoeste huizen en moordaanslagen. Sinds president Mohamed Morsi werd afgezet, zijn de christenen de kop van Jut in Egypte. In steden als El Menia en Dalga zijn politie en leger zo goed als afwezig en hebben de extremisten vrij spel. ‘We zitten ver weg van Caïro, dus wat kan het de regering schelen?’

‘Hier zijn ze gestorven. Een christen en een moslim. Uit pure angst hadden ze de armen om elkaar heen geslagen. Zo zijn ze gevonden. Wat er van hen overbleef toch.’ We staren naar een volledig uitgebrand toilet. Een zwartgeblakerd hok van anderhalf bij twee meter. De twee overleden mannen werkten op The Mermaid, een café-boot aan de groene oevers van de Nijl in El Menia, zo’n 250 kilometer ten zuiden van Caïro. Tijdens de nacht van 14 op 15 augustus werd de boot aangevallen door aanhangers van de Moslimbroeders. Ze vuurden kogels af en gooiden brandbommen. In paniek hadden de twee werknemers zichzelf in het toilet opgesloten, bang om te worden doodgeschoten. Maar het vuur brak zo snel uit dat ze levend verbrandden.

‘Ik kende ze goed, het waren vrienden van me’, zegt Sadet Hany, eigenaar van The Mermaid. Het is een tijdje stil. De wind waait over de verschroeide reling, door het trapgat waar een houten schommelpaard scheef tegen een rode stapel gesmolten plastic stoelen leunt. Het speeltuig is het enige overblijfsel dat ongeschonden bleef in de brand.

‘Ik had 27 man personeel in dienst, 21 moslims en 6 christenen. Ook ons publiek bestond vooral uit moslims. We schonken geen alcohol. De enige reden dat ze The Mermaid hebben aangevallen, is dat ik een christen ben.’

Menia stad ligt in de gelijknamige provincie, een streek met bijna vijf miljoen inwoners waarvan ruim 45 procent christen is (in tegenstelling tot de tien, vijftien procent in de rest van Egypte). De term ‘kopt’ is overigens een Arabische verbastering voor de naam Egypte. De eerste christenen kwamen in de vierde eeuw naar Egypte. Volgens hun eigen bronnen toen de evangelist Marcus zich in Alexandrië vestigde. In 451 verwierp de koptische kerk de uitspraken van het Concilie van Chalcedon en scheidde zich af van de orthodoxe kerk. Waarna de Byzantijnse overheid de christenen regelmatig vervolgde om ze terug te brengen naar de orthodoxe moederkerk. Toen de Arabieren Egypte veroverden (639-642) werden ze verwelkomd door de christenen die hen als de bevrijders van de Byzantijnse repressie zagen. Mede daarom bekeerde een groot deel van de kopten zich tot de islam. Wie christen bleef, moest bovendien extra belasting betalen.

In de loop der tijden waren er verschillende periodes waarin de christelijke minderheid werd onderdrukt door de islamitische meerderheid. Ook tijdens de afgelopen veertig jaar waren de christenen vaak de zondebok voor alle problemen in Egypte. Toen Mohamed Morsi vorig jaar aan de macht kwam, werd het er niet beter op. Het geweld en de pesterijen namen toe, overal in het land. De christenen stonden dan ook achter de afzetting van Morsi door het leger. Kerken worden al langer in brand gestoken in Egypte, maar de agressie van de afgelopen weken sloeg alles, zeggen de inwoners van Menia. Nadat op 14 augustus in Caïro honderden doden waren gevallen toen het leger de protesterende Moslimbroeders keihard uiteensloeg, is in Menia de hel losgebarsten. Morsi-getrouwen hitsten de boel op met de boodschap dat de christenen mee ‘in het complot’ van het leger zaten tegen de Moslimbroeders. Het veroorzaakte een razernij die zich in ijltempo over de hele stad verspreidde. Kerken, woningen, scholen, boten, zes politiebureaus, het Malawimuseum met kostbare oudheden, gemeenteopslagplaatsen; alles moest eraan. Vijfenzestig mensen kwamen om, onder wie tien politieagenten en vijf militairen.

‘De daders waren met duizenden’, zegt Sadet Hany. ‘Ze namen de stad over met bruut geweld, de politie kon er niet tegenop en sloeg op de vlucht. Toen ik hen belde, kreeg ik geen gehoor. Er is geen enkele hulp gekomen, de hele nacht niet. Nu stond de hele stad op zijn kop, de hulpdiensten hadden hun handen vol. Maar toch, ik voel mij in de steek gelaten.’

Het verhaal doet de ronde dat er een lijst was opgesteld met doelwitten in Menia. Sommige kerken bleven onaangeroerd, niemand weet waarom. Aan de oever van de Nijl is het daarentegen glashelder. Aan de zijde van The Mermaid zien we een andere, uitgebrande boot liggen. Een geraamte op het water. Het grijze schip daarnaast werd met rust gelaten.

‘De buren zijn ook christenen’, legt Hany uit. ‘Hetzelfde verhaal als hier. Hun publiek is gemengd, maar het ging de daders om de eigenaars. De boot die verderop ligt, is van een moslim.’ Hany zucht lang en nadrukkelijk. ‘Ik heb nog nooit problemen gehad in El Menia. Ik heb evenveel moslimvrienden als christenen. Het merendeel van de bewoners zijn gematigde moslims. Ze beschermen en helpen de christenen. Ze wonen tenslotte al heel hun leven samen, ze zijn buren, collega’s en vrienden. Aan de andere kant zagen christenen tijdens de rellen tot hun verbazing sommige buren en andere bekenden tussen de Moslimbroedersympathisanten opduiken. Maar ik weiger mee te doen aan de groeiende polarisering. Ik denk niet anders over de moslims in de stad dan voorheen. Waar eindigt het in godsnaam als we elkaar allemaal blind gaan haten? Ik concentreer me liever op de wederopbouw van mijn zaak. De regering moet dit compenseren. Ik weet dat het leger een vergoeding heeft beloofd voor de opbouw van de vernietigde kerken, maar dat moet ik nog zien. Ik stap eerst naar de gouverneur en ga door tot Adly Mansour (de interim-president, nvdr) als het moet.’

Bloody Friday

Niet ver van de getroffen boten kloppen we aan bij priester Samuel Aziz Abdou van de zwaar verbrande koptisch-orthodoxe Al Anba Mousa-kerk. Het gebouw ziet eruit alsof er een luchtbombardement heeft plaatsgevonden. Behalve de muren en een dak vol gaten is alles weg. Wat rest, is as en puin. Grijs stof dwarrelt in de streep zonlicht die via de smalle raam-openingen binnen valt. De verbrande geur kleeft nog aan de muren. Toch kan priester Samuel nog lachen. Hij is een rijzige verschijning met zijn zwarte kleed en lange grijze baard. ‘Er is een gezegde in het Arabisch dat zoiets betekent als: we houden de moed erin want we hebben God aan onze zijde’, zegt hij grijnzend. ‘Dat houden we in ons achterhoofd. Het heeft geen zin om luid te gaan zitten jammeren. Daarmee komt de kerk niet terug.’ Hij wandelt voor ons uit naar de plek waar de preekstoel stond, het stof waait op bij elke stap. ‘Alles hebben ze geplunderd en geroofd. De meubels, de iconen, de afbeeldingen aan de muren, de generator. Zelfs de elektriciteitskabels en de waterleidingen hebben ze meegenomen. De eerste keer kwamen ze ’s morgens om elf uur aanzetten met brandbommen. Mijn buren, allemaal moslims, hebben me gered. Ze haalden me uit huis, en hebben ook mijn auto kunnen redden. Later op de dag braken moslimextremisten de kerkdeur open, ze hadden gasflessen en benzine bij zich. Ze roofden de kerk leeg en staken daarna mijn huis in de fik, hier pal naast. De politie had me gewaarschuwd, ik kon beter wegblijven want ons leven – ik heb een vrouw en dochter – liep gevaar. Rond negen uur ’s avonds stonden ze er opnieuw. Om te stelen wat nog over was.’ De priester wijst op zijn zwarte kleed: ‘Al mijn kleren waren weg. Dit is het enige dat ik nog heb.’ Hij beent de kerk uit, vraagt ons te volgen.

Zijn woning is er zo mogelijk nog erger aan toe. Hetzelfde scenario: zwartgeblakerde muren, vernieling, as en puin. Overal op de grond liggen kleren. Samuel toont een gat in de muur: ‘Daar zat mijn ventilator.’ Hij bukt zich om een foto op te rapen. Het is zijn dochter, maar ze is half doormidden gescheurd. ‘Dat hebben ze bewust gedaan’, mompelt hij. In wat zijn slaapkamer was, vist hij een lichtblauw nachthemd op. ‘Van mijn vrouw.’ Hij kijkt me aan met een flauwe glimlach: ‘De liefde van de Egyptische vrouw zit in haar goud. Ook dat is allemaal weg. Het was een kapitaal. Mijn vrouw is ontroostbaar. Ze wil hier nooit meer terugkomen.’

De brandweer kwam pas uren later, toen de kerk en het huis helemaal waren uitgebrand. Ook de politie was nergens te bekennen, net als bij veel andere brandstichtingen die nacht. De Egyptische veiligheidsdiensten hebben zich nooit veel bemoeid met het geweld tegen christenen. Omdat het een uiterst gevoelige kwestie is, laten ze de zaken liever op hun beloop. ‘Nu heeft de politie het die nacht zelf ook niet makkelijk gehad’, weet Samuel. ‘Verschillende politie-kantoren werden met brandbommen aangevallen door honderden woedende betogers. Ze staken talloze politiewagens in brand en blokkeerden de wegen. Maar het gaat ook om onwil. We worden aan ons lot overgelaten, dat is een feit.’

Een buurman vertelt dat hij ’s morgens de kerk binnenrende toen hij zag wat er gebeurde. ‘We waren met negen man om de kerk te verdedigen. Zij waren met veel meer. Ze schreeuwden naar ons dat we vuile christenhonden waren en dat Egypte een moslimland was waar geen plaats voor ons was. Toen ik de brand wilde blussen, pakten ze me vast en sleurden me mee, naar het kantoor van de Moslimbroeders een paar straten verderop. Ze sloegen me in mijn gezicht, noemden me een stuk vuil en ze gaven onze paus Tawadros de schuld van alle problemen. Na een uur lieten ze me gaan, nadat ze me alle mogelijke dreigementen naar het hoofd geslingerd hadden.’ Op de vraag of hij naar de politie is gestapt met een beschrijving van de daders, blijft hij vaag. ‘Sommigen hadden een sjaal over hun gezicht, ik kon ze niet identificeren.’ Hij is duidelijk bang om erover te praten.

Het geweld houdt volgens priester Samuel nog altijd aan. ‘Afgelopen vrijdag reden de moslimextremisten door de stad. Ze hadden microfoons bij zich en schreeuwden dat ze onze huizen zouden vernietigen en ons wel zouden krijgen. Ook onze vrouwen en dochters.’ Hij grijnst opnieuw: ‘Ik voel me als een Palestijn: verjaagd in mijn eigen land.’

Complottheorie

In de straten van Menia zien we nog steeds de rode en zwarte kruisen op de rolluiken van de winkels. Rood betekent niet verbranden, zwart wel verbranden. Een man van de reinigingsdienst is juist bezig om met witte verf de haatgraffiti van de stadsmuren weg te werken.

Gouverneur Salah Zeyada, voormalig hoofd van de politiedienst in Caïro en oudgediende van het Mubarakregime, is net twee weken aangesteld in Menia. Als we ons aan hem voorstellen, werpt hij de Amerikaanse fotografe prompt voor de voeten dat Obama een rotslechte president is. Waarna hij een litanie begint over het Westen dat volgens hem de grote schuldige is van alle problemen in Egypte. De VS en de EU zouden betrokken zijn bij een complot tegen zijn land, met de bedoeling Egypte te verzwakken en uiteindelijk te verdelen. Het zuiden van Egypte zou moeten worden afgesplitst van de rest. Het is een complottheorie die de afgelopen week door het gros van de Egyptenaren werd nagepraat. De staatsmedia publiceerden schreeuwerige berichten over een ‘interventie van het Westen’. De VS en de EU zouden daarbij samenwerken met de Moslimbroeders. Ook gouverneur Zeyada is er dus heilig van overtuigd. In plaats van de hand in eigen boezem te steken, wordt het Westen door de Egyptische overheid als grote schuldige aangeduid. En krijgt de Amerikaanse fotografe plots van alle kanten te horen dat Obama de boeman is, alsof ze er persoonlijk verantwoordelijk voor is. ‘Jullie hebben toch op hem gestemd’, vindt ook de gouverneur. Om zich dan haastig te verontschuldigen dat de Amerikanen op zich ‘allemaal lieve mensen zijn’.

‘Egyptenaren zijn dol op complottheorieën’, vertelt de kritische blogger Big Pharaoh ons later in Caïro. ‘De laatste zestig jaar kennen we niets anders dan leiders die constant zweren bij complottheorieën, als ultiem middel om hun doel te kunnen bereiken. En het wordt braaf geslikt door de bevolking. Of ze nu hoog of laag opgeleid zijn maakt geen verschil. Er zijn mensen die momenteel denken dat Amerika Egypte zal aanvallen. Te gek voor woorden, maar ze geloven het werkelijk.’

Nadat de gouverneur in Menia zijn ongevraagde speech heeft beëindigd, wil hij nog kwijt dat de politie middels foto’s, filmpjes en getuigenissen de identiteit van een groot aantal daders kent. ‘Elke dag worden er mensen gearresteerd. We zullen ze allemaal te pakken krijgen.’ Over de situatie in andere plaatsen van de provincie kan hij niet veel zeggen, aangezien hij hier nog maar twee weken is aangesteld. Zo schijnt het in de stad Dalga, waar zo’n 100.000 mensen wonen (van wie 20.000 christenen), compleet uit de hand gelopen te zijn. Gewapende moslimextremisten hadden behalve twee kerken ook het politiebureau in brand gestoken. Ze waren met zo’n meerderheid dat de politie zich genoodzaakt zag de benen te nemen. Sindsdien is er geen politie of leger aanwezig in Dalga, dat zo’n 70 kilometer ten zuiden van El Menia ligt. ‘De bewoners, zowel moslims als christenen, bewaken 24 uur per dag wat is overgebleven van de kerk’, vertelt Ezzat, onze gids. ‘Ze zijn bang dat de Moslimbroederaanhangers van de kerk een moskee willen maken. Ze hebben wapens, stokken, messen, alles waarmee ze zich kunnen verdedigen. Noodgedwongen want niemand anders neemt het voor hen op. Het is er momenteel een chaos.’ Ezzat werkt ook als journalist, onder andere voor Skynews, als lokale verslaggever. ‘Een paar dagen geleden wilde ik in Dalga filmen. Maar ik moest maken dat ik wegkwam toen ze op me begonnen te schieten. Er zijn een paar wapenfabrieken in de omgeving, vuurwapens zijn hier heel makkelijk te verkrijgen.’

Dalga staat bekend als ‘extremistisch broeinest’. Een aantal van die radicalen houdt zich schuil in de Saharawoestijn en de bergen waaraan het stadje grenst. Volgens Ezzat zijn er in Dalga zowel extremisten als pure criminelen aan de macht. Veel gestolen spullen uit Menia zouden naar Dalga zijn overgebracht, ook die van het Malawimuseum waar eeuwenoude kunstschatten werden gestolen. We kunnen Dalga bezoeken, zegt Ezzat. Maar niet langer dan een uur.

Wetteloosheid

De Mariakerk is vrij goed afgeschermd. Het gebouw, waarvan de fundamenten volgens bewoners dateren van de zesde eeuw, is gevestigd aan een binnenplein. Zodra we er aankomen, worden we omringd door een woedende menigte. ‘De politie en het leger laten ons zitten’, roepen ze. ‘Ons allemaal, niet alleen de kopten. Ze geven niets om hun eigen bevolking. We zitten ver weg van Caïro, dus wat kan het de regering schelen?’ Een rij moslimgeestelijken staat naast twee koptische priesters om ons te verwelkomen. ‘Welkom in Dalga.’

Ze bewaken zelf de kerk en de binnenplaats, zegt een van de moslimgeestelijken. ‘Iedereen is bang van de criminelen die de stad hebben overgenomen. Ze rijden rond en terroriseren de boel door luidkeels op straat te schreeuwen dat ze iedereen zullen vermoorden die zich tegen hen verzet. We hopen op hulp maar zolang die er niet is, zijn we gedwongen zelf voor onze veiligheid te zorgen.’

Priester Yoannis van de afgebrande Mariakerk neemt ons mee naar de gewelven onder het gebouw, het enige deel dat nog overeind is gebleven. In het dak zitten grote gaten. ‘Ze gooiden met gasflessen’, legt Yoannis uit. ‘Daar kun je niet veel tegen beginnen natuurlijk. Drie dagen lang vielen ze de kerk aan, al het goud en andere kostbaarheden werden gestolen. Gelukkig hebben onze moslimvrienden de daders kunnen tegenhouden toen ze ook het klooster in brand wilden steken. Nu dragen we allemaal zelf wapens. We moeten wel. Er zijn sinds 15 augustus geen grote problemen geweest maar de spanning is te snijden. Het leger belooft om op te treden, het is bezig met een plan om de daders aan te vallen, zegt het. Wat dat plan inhoudt of wanneer het zal plaatsvinden, weten we niet.’

Onze gids zegt dat we weg moeten. ‘Het is te gevaarlijk. Bovendien, als er iets gebeurt, zal de politie misschien voor jullie nog haar best doen. Maar wij Egyptenaren kunnen wat hen betreft naar de hel lopen.’

Gouverneur Zeyada zegt dat het politiebureau in Dalga binnenkort weer geopend wordt en dat het leger klaar staat om actie te ondernemen.

‘Vergeet het’, werpt blogger Big Pharaoh tegen. ‘Dalga staat onderaan op het prioriteitenlijstje. Het is een gebied waar de sektegeest sterk aanwezig is. De brandstichters en plunderaars bestaan uit een allegaartje van islamgroeperingen, extremisten en criminelen die de Moslimbroederschap steunen en tegen de christenen zijn. De politie is bang en onwillig om te helpen, ze laat het aan de mensen zelf over. Er zijn misschien een paar honderd mensen gearresteerd maar het gaat om duizenden oproerkraaiers. De meesten lopen nog vrij rond. Het leger laat het al helemaal afweten in Dalga. Ze vliegen af en toe over de stad om de boel in de gaten te houden, maar meer gebeurt er niet. Als gevolg is de streek rond Menia en Dalga compleet wetteloos. Ik zie het de komende weken niet verbeteren, integendeel. De aanslagen tegen christenen zullen toenemen en de lakse houding van het leger zal weinig veranderen. Ik ben bang dat de kopten er zoals altijd alleen voor staan.’

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S ARIANA DREHSLER

‘Ze schreeuw-den naar ons dat we vuile christen-honden waren en dat Egypte een moslim-land was waar geen plaats voor ons was.’

‘De brand-stichters en plunderaars bestaan uit een allegaartje van extre-misten en criminelen.’

‘De politie is bang en onwillig om te helpen, ze laat het aan de mensen zelf over.’

‘De aanslagen tegen christenen zullen toenemen en de lakse houding van het leger zal weinig veranderen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content