62 is hij intussen, maar Youp van ’t Hek is alive and kicking. Vijf maanden geleden kroop de Nederlandse cabaretier door het oog van de naald met een zeven uur durende hartoperatie, maar vandaag staat hij weer voor uitverkochte schouwburgen. Met een nieuwe zaalshow en vol herwonnen levenslust. ‘Over twintig jaar is er een gezellig plekje van vier bij twee voor me gereserveerd. Tot die tijd wil ik vrolijk oud worden.’

‘Wat ben ik blij dat ik terug ben’, zegt hij, nadat hij een stormachtige staande ovatie in ontvangst heeft genomen. Youp van ’t Hek straalt terwijl hij een boeket bloemen in ontvangst neemt. Hij heeft zonet anderhalf uur het beste van zichzelf gegeven. De schouwburg in Gouda zit afgeladen vol. En dan, nadat hij de ruiker even aan de kant heeft gelegd, zet hij Niemand weet hoe laat het is in, al jaren een vertrouwd bisnummer. Hij schreef het liedje al in 1989, maar nu is het wel erg toepasselijk: ‘dus moeten we dansen en moeten we vrijen/ moeten we lachen en drinken vol vuur/ lief hou me vast want nu ben ik nog bij je/ tijd is toch geld dus het leven is duur/ en ik merk elke dag dat ik me vergis/ en dat er dan nog een uur over is.

Nauwelijks vijf maanden geleden leek dat laatste uur wel heel dichtbij. Tijdens een try-out in Papendrecht, bij Rotterdam, houdt Van ’t Hek het na drie minuten voor bekeken. Met veel moeite strompelt hij naar de kleedkamer, waar hij languit op zijn rug gaat liggen, uit angst om flauw te vallen en door de spiegel te gaan. Een bezoek aan het lokale ziekenhuis brengt geen soelaas. Van ’t Hek wordt van top tot teen onderzocht, maar de dokters vinden niets abnormaals. Tegen beter weten in kruipt Van ’t Hek vier dagen later weer het podium op. Dit keer zingt hij het een volledige voorstelling uit, maar wanneer hij van het podium komt, wacht hem in de kleedkamer opnieuw een dokter op. Simon van Willigen, al twintig jaar Van ’t Heks vaste toneelmeester, heeft tijdens de voorstelling gemerkt dat het fout gaat, en zorgt ervoor dat hij opnieuw wordt opgenomen. Na een nieuwe batterij onderzoeken wordt een ernstige hartkwaal vastgesteld. Op 24 december wordt Van ’t Hek in allerijl geopereerd. Zes bypasses en een kerstperiode onder narcose later (‘Ik kan het iedereen aanraden’) begint hij aan een zware revalidatie.

Het helpt. Sinds kort doet Nederlands populairste cabaretier opnieuw de zalen aan met Licht. Maak het licht: dat is kort samengevat de boodschap van zijn voorstelling. ‘Iedereen kan het leven zwaar maken’, vertelt hij ons, wanneer we hem enkele uren voor het optreden spreken. ‘Niets makkelijker dan de hele dag te lopen kniezen over hoe zwaar en zinloos het leven is. Ik merk vaak dat mensen op het eind van hun leven overmand worden door een tsunami van spijt. Ze bedenken zich plots dat ze wat meer hadden moeten leven en wat aardiger hadden moeten zijn voor hun vrienden en familie. Dan ben je toch een ongelooflijke sukkel geweest?’

Hoe voelt u zich?

YOUP VAN ‘T HEK: Ik voel me goed. Ik fitness drie keer per week, drink geen alcohol meer tijdens het toeren en heb mijn agenda helemaal leeggemaakt. Ik vind het erg fijn om weer op te treden, maar ik ben wel nog onzeker over mijn fysieke paraatheid. Ik ben echt door het oog van de naald gekropen. Het is geen vijf voor twaalf, zei de behandelende chirurg me. Het is al vier minuten later.

Hebt u aan stoppen gedacht?

VAN ‘T HEK: In de maanden voor mijn operatie heb ik meermaals overwogen om ermee te kappen. Ik voelde me belabberd, en ik kon maar niet aangeven wat er mis was. Ik heb anderhalf jaar liggen klooien omdat de dokters maar niet vonden wat er met me scheelde. Op den duur word je een enorme zeikerd. Dan ga je de hele dag zeuren dat je je klote voelt. Toen de dokters eindelijk gevonden hadden wat er met me scheelde, was ik vooral opgelucht. Snij me maar open, zei ik, als dit klotegevoel maar ophoudt.

Ervaart u uw hartproblemen als een waarschuwing?

VAN ‘T HEK: Ik besef dat het een rekening is die ik gepresenteerd krijg voor het leven dat ik heb geleid. Want ik heb stevig geleefd. Toen ik als jonge komiek in de studentensteden ging spelen, ging ik na mijn optredens steevast op stap. Ik won van alle studenten: ik deed altijd het licht uit. In die goeie ouwe tijd, toen niemand een camera in zijn telefoon had, heb ik in heel wat cafés op de toog staan dansen. Je hebt goed je best gedaan, zeiden veel vrienden me toen ze me kwamen bezoeken. Maar ik heb er geen spijt van. Ik heb een prachtig leven gehad. (grinnikt) Ik heb meer anekdotes dan de gemiddelde ambtenaar die zijn leven lang op kantoor heeft gezeten.

Het valt op dat u minder tekeergaat dan in uw oudere shows. Op doktersvoorschrift?

VAN ‘T HEK: Ik schreeuw inderdaad minder, maar dat heeft weinig met mijn gezondheid te maken. Toen ik jong was, wilde ik me manifesteren en tierde ik de zaal weleens onderuit. Maar na verloop van tijd merkte ik dat het een trucje werd. Ik bekeek onlangs een opname van een eerdere zaalshow, en het zag er gewoon niet uit. Ik draag sindsdien ook geen gympies meer. Op een bepaalde leeftijd doe je op het strand je shirt niet meer uit, zei mijn vader altijd.

Het valt op dat uw shows de voorbije jaren steeds melancholischer worden. Hoe komt dat?

VAN ‘T HEK: Dat is een leeftijdskwestie. Je wordt ouder, krijgt kinderen, begraaft je ouders. Je ziet ellendige dingen in je naaste omgeving: scheidingen, faillissementen, ziektes, overlijdens. Dat heeft me milder gemaakt. Let op: dat is geen onverschilligheid. Als ik naar de wereld kijk, ben ik nog steeds even boos als vroeger. Daarvoor hoef ik me niet te forceren.

Wat is het laatste waarover u nog écht boos bent geweest?

VAN ‘T HEK: Ik vind de houding van Nederland in de vluchtelingencrisis echt gênant. Ik ben stomverbaasd dat wij er in dit landje blijkbaar niet in slagen in te zien dat die mannen, vrouwen en kinderen een gruwelijke en onbegrijpelijke oorlog ontvluchten. We hebben het geld en de ruimte om ze te helpen. En ja, we zullen enkele sporthallen moeten vullen – maar die gebruikten we toch al niet, want we zijn allemaal te dik.

Is dat een teken van deze tijd?

VAN ‘T HEK: Nee, het is de manier waarop Nederland eigenlijk altijd met vluchtelingen omgaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerden we ook al Duitse Joden te helpen. We hebben een grote bek, maar in de praktijk zijn we een bende lafaards. Nederland een gidsland? Laat me niet lachen. Ik schaam me voor veel in Nederland – niet alleen voor het voetbal.

Over voetbal gesproken: hoe hebt u de dood van Johan Cruijff ervaren? Hij was nauwelijks zes jaar ouder dan u.

VAN ‘T HEK: Dat heeft me wel aangegrepen, ja. Cruijff was een gezellige ouwehoer. Hij was samen met The Beatles het boegbeeld van mijn generatie. De jaren zeventig waren echt een unieke periode. We verloren ons geloof, de maatschappij ging wat minder strak, we rebelleerden tegen onze ouders, lieten ons haar groeien, hadden overal schijt aan. The times they are a-changin’, zong Bob Dylan, en hij had helemaal gelijk.

Hoe kijkt u vandaag naar uw generatie?

VAN ‘T HEK: Met verbazing. Ik dacht dat wij een idealistische generatie waren, die het allemaal beter zou doen. Valt een beetje tegen, niet? Die sjoemelaars bij Volkswagen en de bankiers van de grootbanken die al die miljoenen gejat hebben: het is mijn generatie. De bedrijfswereld wordt nog steeds gerund door hetzelfde kleine clubje commissarissen. We doen exact wat we indertijd aan onze vaders verweten. Maar goed, als komiek weet ik daar wel raad mee.

Hoe gaat u om met oud worden?

VAN ‘T HEK: Ik besef dat mijn tijd stilaan op is. Drie vierde van mijn leven ligt achter me. In de overlijdensadvertenties zie ik mijn geboortejaar steeds vaker opduiken. Mijn broer is vier jaren geleden aan een hartstilstand overleden. Als ik met leeftijdgenoten aan tafel zit, gaat het voortdurend over kwaaltjes en ziektes, alsof je in een of andere biologieles bent terechtgekomen. Ik weiger daaraan mee te doen. Daarom laat ik me altijd door studenten naar mijn shows rijden. Dat zijn vaak de allerleukste gesprekken. Achteraf weet ik perfect waar de feestjes zijn, wat ze slikken, wat ze doen. Dat is mijn voornaamste tip: blijf bezig. Lees boeken, kijk films, kom buiten. Zorg dat er altijd volk rond je keukentafel zit.

Bent u bang voor de dood?

VAN ‘T HEK: Ik was er veel banger voor toen ik een jaar of veertig was en de kinderen nog jong waren. Dan vreesde ik echt dat ik plots zou sterven, en ik er niet meer voor hen zou zijn. Nu is dat veel minder. Ik leef te graag om me er echt mee bezig te houden. Toen ik uit de narcose ontwaakte en ik mijn vrouw en mijn zoon zag, dacht ik onmiddellijk: doorgaan! Over twintig jaar is er een gezellig plekje van vier bij twee voor me gereserveerd. Tot die tijd wil ik vrolijk oud worden.

Is het vandaag moeilijker om komiek te zijn?

VAN ‘T HEK: Dat denk ik niet. Wees grappig, en de rest komt vanzelf. Ik geef steeds dezelfde tips aan beginnende komieken: herschrijf je tekst, zorg dat hij af is, studeer ‘m goed in. Denk niet dat je grappig genoeg bent om zonder voorbereiding op een podium te kruipen.

Hoe kijkt u naar de zaak-Böhmermann, waarbij de Duitse komiek door de Turkse president Erdogan werd aangeklaagd voor een spotgedicht?

VAN ‘T HEK: Het is mijn strijd niet. Natuurlijk vind ik het totaal belachelijk dat die Erdogan zich bezighoudt met wat een Duitse komiek over hem zegt, maar ik ervaar het niet als een bedreiging. Ik stoor me wel aan de sfeer die we er nu rond creëren. Je krijgt de indruk dat je er vandaag pas bij hoort als je Erdogan een pedofiele geitenneuker noemt, maar daar pas ik voor. Ik heb hetzelfde gevoel ook bij Ebru Umar, de columniste die in Turkije werd opgepakt omdat ze een paar kritische tweets had gestuurd. Het gaat allang niet meer om de vrijheid van meningsuiting, maar vooral over Ebru Umar. Ik wil niet achter dat clubje aan. Ik doe het liever op mijn manier.

Uw collega-komiek Hans Teeuwen maakte na de aanklacht een filmpje waarin hij de Turkse president nog zwaarder beledigde.

VAN ‘T HEK: Ik heb nog niemand gesproken die dat filmpje echt grappig vond. Dat is jammer, want Hans Teeuwen is een ontzettend geestige komiek. In zijn laatste zaalshow heeft hij een hilarisch stukje over de islam gemaakt. Ik denk dat je al die dictators en extremisten daar veel harder mee raakt.

Veel komieken mijden grappen over de islam. U ook?

VAN ‘T HEK: Ik heb in een vorige show heel wat grappen over de islam gemaakt. Die hoef ik toch niet te herhalen? Ik heb de indruk dat komieken te snel vervallen in goedkoop gescheld. Er worden te weinig goede grappen over de islam gemaakt. Ik heb altijd met grote ogen naar Theo van Gogh gekeken. Die ging de hele tijd maar door over wat voor geitenneukers die moslims wel zijn. Ik heb het hem ooit eens gezegd: dit gaat een keer mis. Ooit komt er een valse hond die zich losrukt van de ketting. En dat is helaas gebeurd. Het probleem is dat die valse honden veel aandacht krijgen. Veel moslims verafschuwen die extremistische gekken. Ik vergelijk het graag met voetbal. Ik ga al veertig jaar naar Ajax kijken, en altijd is er een kleine groep supporters die na de wedstrijd keet schopt.

Is uw publiek veranderd?

VAN ‘T HEK: Nauwelijks. Mijn publiek is voor een groot deel hetzelfde als dat waarmee ik dertig jaar geleden de zalen vulde. Ik heb een heel goede verstandhouding met mijn publiek. Ze zien me een keer per jaar, en voor de rest van het jaar laten ze me met rust. Ik heb geen fanclub. Ik sta elk jaar drie weken in Carré, maar er staan nooit fans aan de artiesteningang.

Uw collega Freek de Jonge vertelde enkele jaren geleden dat hij bepaalde toeschouwers liever niet in zijn voorstellingen wil. U ook?

VAN ‘T HEK: Daar heeft hij gelijk in. Ik heb het in Antwerpen weleens meegemaakt dat het publiek al voor de voorstelling spontaan de wave inzette. Het bleken vooral Nederlanders die in Nederland geen kaartje konden krijgen. Achteraf snapte ik wel hoe het kwam. Ik was toen nog veel meer grofgebekt dan nu. Ik had het voortdurend over neuken en zuipen, en een deel van mijn publiek nam dat serieus. Nadien heb ik mijn zalen ook opgeschoond door mijn voorstellingen iets moeilijker te maken.

Hebt u al een eindeloopbaanplan? Wilt u stoppen op een hoogtepunt?

VAN ‘T HEK: Dan had ik al in 1989 moeten stoppen, toen ik mijn eerste eindejaarsconference maakte en er lange rijen voor de loketten stonden. Ik maak in 2017 sowieso weer een eindejaarsconference, en dan zien we wel weer. Als Peter Vandermeersch (hoofdredacteur van NRC, nvdr.) me morgen zegt dat de krant ophoudt met mijn column, zal ik me daar niet tegen verzetten. Zolang ik voor volle zalen blijf spelen, wil ik zo lang mogelijk doorgaan.

Ik hoorde net dat er nog tickets over zijn voor de voorstelling van vanavond.

VAN ‘T HEK: Echt? Dat zou me verbazen. Maar als het zo is: prima. (grijnst) Dan heb jij toch maar mooi het begin van het einde meegemaakt.

Youp van ’t Heks Licht komt op 24 juni naar de Capitole in Gent.

DOOR JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S NICK PROOT

‘Het is geen vijf voor twaalf, zei de behandelende chirurg me. Het is al vier minuten later.’

‘Vandaag hoor je er pas bij als je Erdogan een pedofiele geitenneuker noemt. Daar pas ik voor.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content