Van 15 tot 23 augustus heeft in Berlijn het WK atletiek plaats. Eline Berings, hordeloopster en misschien ook estafetteloopster, is de blikvanger van de Belgische delegatie.

Vorig jaar was ze niet eens geplaatst voor de Olympische Spelen, maar sinds het EK van Turijn in maart wordt ze wel overal opgevoerd als nieuwe leading lady van de Belgische atletiek: voor Eline Berings uit Sint-Amandsberg (Gent) gaat het bijzonder hard. In het Olympisch Stadion van Berlijn – ja, dat van Jesse Owens en Adolf Hitler – is zij de blikvanger van de Belgische delegatie op de wereldkampioenschappen atletiek, die volgende zaterdag beginnen.

Berings, over die gemiste Spelen: ‘Ik was zó ontgoocheld dat ik er niet bij was in Peking, maar nu denk ik: het moest zo zijn. Het waren gewoon mijn Spelen nog niet. Atletiek is eerlijk: ik had de benen niet om de limiet te lopen, dan heb je op de Spelen niets te zoeken. Maar het heeft wél gestoken. Tia Hellebaut die goud wint, de aflossingsploeg die zilver pakt: daar was ik verdorie graag bij geweest. Nu moet ik naar Londen zonder de ervaring van Peking, maar dat zie ik zelf niet als een probleem. Misschien haal ik net kracht uit het feit dat het voor mij allemaal nieuw is.’

Een ontmoeting met de Bahamaanse topsprintster Debbie Ferguson was een van de kantelmomenten waarop Eline Berings besefte dat ze topsporter wou worden. Berings, op dat moment zestien, volgde een training voor de Memorial Van Damme. Op een gegeven moment stond Ferguson naast haar en vroeg: ‘Are you going to be the next Kim Gevaert?‘ Berings lachte de vraag weg en antwoordde verlegen: ‘ Who knows?‘ Waarop Ferguson haar recht in ogen keek en zei: ‘You should know.’ Berings stond perplex, maar realiseerde zich dat Ferguson gelijk had.

Ze begon feller te trainen dan ooit tevoren, wat in maart uiteindelijk leidde tot een gouden medaille op het Europees Kampioenschap. Een waar Hollywoodscenario. ‘Als je ooit topniveau wilt halen, moet je er bewust voor gaan. Je kunt niet zomaar wat aanmodderen en dan hopen dat het wel lukt. Dát is vooral wat ik heb meegenomen uit die ontmoeting met Debbie Ferguson. Een paar weken geleden heb ik haar opnieuw gesproken, de eerste keer sinds die dag op de piste van Brussel zoveel jaren geleden. Ze kende mij natuurlijk niet meer, maar ze vond het wel fantastisch dat ze mij zo geïnspireerd had.’

‘Soms heb ik de indruk dat het dat is wat de Amerikanen en de atleten van Jamaica of de Bahama’s op ons voor hebben: die motivatie, die inspiratie. Praat maar eens met Amerikaanse atleten: elk gesprek dat zij voeren is één lange peptalk over hoe goed ze wel zijn. Ze geloven met hart en ziel dat ze het kunnen, en dat het er op het juiste moment uit zal komen. Die overtuiging moet je hebben, of je zult jezelf nooit overtreffen.’

Heb jij dat van nature?

ELINE BERINGS: Het is geen tweede natuur zoals bij de Amerikanen, maar wat ik wél heb: zodra ik een piste op stap, voel ik me goed. Dat is mijn thuis, mijn plek. Zeker als er publiek langs de kant staat. En hoe meer publiek, hoe beter. Vandaar ook dat ik 100 procent een kampioenschapsloopster ben. Als ik me dan goed voel, kan ik de blik van de winnaar krijgen. Ik heb de beelden van het EK van Turijn herbeken, je ziet dat ik daar denk: ‘Het is hier voor mij vandaag.’ Dat is een heerlijk gevoel hoor, je voelt je op zo’n moment onoverwinnelijk. Jammer dat het me niet iedere race lukt.

Op het WK van Berlijn zal er zeker veel publiek zijn. Met welke ambities start je daar?

BERINGS: Ik wil mijn Belgisch record verbeteren en de halve finales halen. Daarmee mag ik tevreden zijn.

Sinds je Europees kampioene werd, zijn de verwachtingen gevoelig gestegen. Na een tegenvallend toernooi staat er nu ‘Berings krijgt rammel’ of ‘Berings stelt teleur’ in de krant. Hoe ga je daarmee om?

BERINGS: Ik vind dat jammer. Niet dat ze mij hoeven te sparen, maar tegelijk denk ik: geef me alsjeblieft een beetje krediet. Gun het me dat ik af en toe inderdaad rammel krijg, want zo leer je het toch, nee? Ik ben nu 23, je mag niet verwachten dat ik week na week tussen de wereldtoppers sta. Dat is op dit moment simpelweg te hoog grepen. In deze fase van mijn carrière moet ik mijn momenten uitkiezen.

Kan kritiek jou raken?

BERINGS: Natuurlijk. Ik begrijp de redenering ook wel: Berings is Europees kampioen geworden, dus denkt iedereen dat ik nu vertrokken ben voor de ene medaille na de andere. Maar zo werkt het niet in de atletiek. Men vergeet dat ik dit seizoen bijna enkel wedstrijden loop die qua deelnemersveld een WK-finale waard zijn. Mijn niveau ligt daar in principe nog altijd net iets onder.

Ik had ook minder sterk bezette wedstrijden kunnen uitkiezen. Die zijn makkelijker te winnen en ze geven je nog een goed gevoel ook. Maar daar word je niet sterker van. Weet je, ik zal het maar toegeven: ik was in de voorbereidingswedstrijden iets minder goed dan ik had verwacht. Maar dat is geen reden tot paniek, ik ben de zomer ingestapt met één groot doel: Berlijn. De rest was ondergeschikt.

Dat de twee grote dames van de Belgische atletiek net gestopt zijn, lijkt voor jou geen cadeau. Je moet een groot gat opvullen.

BERINGS: ( knikt) Ik ben blij dat de Borléetjes er nog zijn. In de praktijk valt het met dat ‘grote gat na Kim en Tia’ best mee hoor. Onze jeugd is enorm goed: zowel in de horden, het polsstokspringen, de 400 meter als in de tienkamp komen er sterke beloftes aan. De pers verkijkt zich daarop.

Sinds deze winter train je bij Wim Vandeven, de trainer en levenspartner van Tia Hellebaut. Is hij een wondercoach? Na een paar maanden onder zijn vleugels werd je plots Europees kampioen.

BERINGS: Goh, eigenlijk train ik onder Wim niet fundamenteel anders dan daarvoor. Ik train misschien wel wat gerichter. Wim heeft een mantra: het is niet wat je doet, het is hoe je het doet. Beter voluit en kwalitatief goed trainen, dan er veel tijd in steken maar werken met de handrem op. Veel mensen denken dat als je maar hard genoeg traint, je vroeg of laat wel goed wordt. Maar volgens Wim werkt het niet altijd zo. Wat ook erg belangrijk is, is dat Wim mij als mens erg goed ligt. Ik heb het gevoel dat hij mij zeer goed begrijpt. Wim weet al als ik kom aangewandeld: Eline voelt zich vandaag goed, of net niet.

Vandeven zegt zelf dat hij je vooral weer vertrouwen moest schenken. Zat je zo diep?

BERINGS: Hordelopen is voor mij altijd heel natuurlijk gegaan. Ik heb nooit moeten leren hoe je over een horde springt, dat ging gewoon vanzelf. Maar vorig jaar was ik dat gevoel plots kwijt. Omdat ik per se de limiet voor de Spelen wou halen, ben ik te veel beginnen na te denken.

Ik heb vreselijke herinneringen aan de eerste training bij Wim. Ik viel keer op keer, en het waren nochtans geen moeilijke oefeningen. Ik dacht: wat zal die van mij denken? Wim heeft me dan weer naar de basis van het hordelopen gebracht: het springen, het juist plaatsen van de passen. En hij heeft veel positieve feedback gegeven, besef ik nadien. Hordelopen is vertrouwen hebben. Je moet er vol voor gaan. Als je ook maar een beetje aarzelt, lukt het niet.

Wat is de rol van Tia Hellebaut binnen je begeleidingsteam?

BERINGS: Ze heeft geen officiële functie, maar misschien kan je haar mijn vertrouwenspersoon noemen. Toen zij nog actief was, trok ik ook al veel met haar op. We hadden ongeveer dezelfde manier om ons voor te bereiden op een groot toernooi. Veel atleten sluiten zich op in hun kamer. Tia en ik zaten aan de bar een koffietje te drinken en gezellig wat te kletsen.

Waarmee jullie de andere atleten danig op de heupen werkten. Zij liepen de muren op van de stress en jullie leken haast op vakantie.

BERINGS: Tja. (lacht) Om te presteren moet je ontspannen zijn, vind ik. Ik heb veel van Tia geleerd en ze blijft erg belangrijk voor mij. Laatst ging het niet op training, de ene horde na de ander viel tegen de grond. Tot Tia kwam kijken: ik liep plots veel sneller, en alles leek opeens te lukken. Wim moest erom lachen, maar voor mij is dat perfect logisch: er staat een olympisch kampioen langs de kant, dan ga je toch wel even laten zien wat je allemaal kunt zeker? ( lacht) Zo werkt dat bij mij, ik ben een publieksspeler. Ik kick op aandacht, daar word ik sterker van.

Hordelopen is ook: niet bang zijn. Je kunt soms lelijk vallen.

BERINGS: Na een zware val ervaar je dat iedere keer. Naar het schijnt is dat te vergelijken met van een paard vallen: je weet dat het kan gebeuren, maar áls het gebeurt, duurt het toch weer zijn tijd voor je weer in volle vertrouwen verder kunt. Tien horden, dat zijn tien kansen om te vallen. Maar zo mag je niet denken. Als ik goed gewerkt hebt, mag het mij niet overkomen. En zeker niet in Berlijn.

Speelt geluk een grote rol bij hordelopen?

BERINGS: Nee, maar ongeluk wel. Als je goed loopt, is dat omdat het goed zit, daar is geen geluk aan. Maar je kunt wel de pech hebben dat je té goed loopt. Moet ik dat uitleggen? (grinnikt) Hordelopen is balanceren. Je bent voortdurend op zoek naar het juiste evenwicht tussen alles geven en de controle behouden. Maar op een groot toernooi moet je op je allerbest zijn, en dan kan het gebeuren dat je plots zo snel loopt dat de horden sneller op je afkomen dan je gewoon bent. En dan ga je in de fout. Daarom dat er op elk kampioenschap een pak favorieten letterlijk wegvallen.

Ik kamp daar momenteel ook mee. Ik ben deze winter sneller geworden, en dat voelt echt alsof je in een andere dimensie loopt. Het scheelt misschien één tiende, maar die horden lijken nu op mij af te snellen, in plaats van andersom. Dan kun je twee dingen doen: afremmen, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling, of erop vertrouwen dat je benen het toch zullen kunnen bolwerken. Ik loop nu met het gevoel dat ik mijn eigen lichaam maar net kan volgen. En dat heb je iedere keer als je een niveau hoger gaat. Dan is er altijd even die angst: oei, ik kan dit niet aan!

Weet jij na de finish hoe snel je gelopen hebt? Voor een leek is een verschil van pakweg één tiende over honderd meter niet te bevatten.

BERINGS: Dat voel je perfect. Zeker als je een persoonlijk record loopt, dat wéét je gewoon zodra je over de streep gaat. Je kijkt naar het scorebord om te weten hoe goed het was, meer niet. Mijn ervaring is: hoe minder ik naderhand nog over mijn koers weet, hoe beter ik gelopen heb. Van Turijn weet ik bijvoorbeeld niets meer. Tia vertelde me dat zij na haar olympische finale hetzelfde had.

Ben jij een toptalent?

BERINGS: Ik zal wel iets kunnen, anders raak je niet tot dit niveau, maar eigenlijk plaats ik vaak vraagtekens bij het concept talent. Tia zei altijd dat ze qua talent niet veel had meegekregen. Maar als je haar soms een toernooi zag domineren – hoe zij uitstraalde ‘ik ga hier winnen, daar valt niets aan te doen’ – is dat geen fantastische vorm van talent? Want ik ken ook atleten die fysiek supergetalenteerd lijken, maar die het mentaal nooit kunnen waarmaken. Zijn dat dan wel echte talenten?

Je hebt ondertussen concurrentie in eigen land. Elisabeth Davin loopt sinds juni ook onder de 13 seconden.

BERINGS: We groeien altijd samen. Als ik naar een niveau hoger klim, dan volgt Elisabeth, en andersom is ook al gebeurd. Ze loopt outdoor 12.97, dat is supergoed en maar drie honderdsten boven mijn besttijd. Maar ik heb daarna op het Belgisch Kampioenschap zelf ook 12.97 gelopen. Natuurlijk blijf ik liefst de beste Belgische, maar denk nu niet dat ik me door haar bedreigd voel of zo. Daarvoor is er te veel wederzijds respect.

Sport is toch: ten koste van alles de beste willen zijn?

BERINGS: Dat zie ik anders. Ik loop om het zelf zo goed mogelijk te doen, maar als de tweede plaats het beste is wat ik kan, dan is het maar zo. Ik loop niet opdat een ander niet de eerste zou zijn, begrijp je?

Heb je een carrièredoel? Iets waarvan je zegt: als ik dat bereik, dan ben ik geslaagd als sporter?

BERINGS: Ik zou graag ooit een olympische finale lopen. Er zijn er in de sprintnummers weinig die dat kunnen, maar ik denk dat ik het wel in me heb. Momenteel loop ik met een erg fijn gevoel, want ik weet dat er nog marge op zit. Direct na het lopen van mijn nationaal record dacht ik: ‘Hé, dit was niet eens de perfecte race.’ Dat is dus erg spannend: wie weet waar mag ik nog van dromen?

Dromen? Dat brengt ons bij je studie. Je zit in je derde jaar psychologie.

BERINGS: Pure zelfstudie, want naar de les gaan, lukt toch niet. En zelfs die weinige keren dat het wel in mijn schema past, ga ik niet, want je kunt toch niet helemaal volgen, en zo’n heel college verdwaasd voor je uit zitten staren, is behoorlijk deprimerend. Ik los het op door de notities te kopiëren van mijn vriendin Annabel Boury, haar naam mag daarvoor best wel eens in Knack staan. (lacht)

Het frustreert mij wel een beetje dat ik mijn studie niet mijn volle aandacht kan geven. Maar ik weet ook: voor topsport is het nu of nooit. Het is dus een levenskeuze. Tot nu toe gaat het redelijk goed, want ik ben altijd in eerste zit geslaagd. Alleen weet ik dat ik normaal gezien betere punten kan halen en meer zou kunnen weten over de vakken die mij echt interesseren. En dat vind ik erg jammer. Ik ben gestart met het idee ooit iets met kinderpsychologie te doen. Maar vraag me nog niet wat.

Een studentenleven heb ik niet gehad. Maar dat ervaar ik niet als een gemis, want ik krijg zoveel in de plaats. Als je op het WK samen met Usain Bolt op de piste staat, denk je heus niet: ‘Zat ik nu maar pinten te drinken op café.’ En geloof ook niet dat wij altijd als paters leven en onszelf nooit een verzetje gunnen. Na een groot toernooi kunnen de feestjes héél wild zijn. Ook wat dat betreft, hoef ik niet onder te doen voor mijn leeftijdgenoten.

Je loopt in Berlijn mogelijk ook de 4×100 meter. Is het geen vergiftigd geschenk om nu in de Belgische estafetteploeg te komen? Zo goed als in de periode-Gevaert wordt het waarschijnlijk nooit meer.

BERINGS: Als je de lat legt op olympisch zilver, dan denk ik dat de 4×100 inderdaad alleen maar kan teleurstellen. Zoiets is onbereikbaar nu Kim weg is. Maar de ploeg kan wel meer dan ze tot nu toe heeft laten zien. Vergeet niet dat ik me nog moest inwerken, dat Hanna Mariën lang geblesseerd was, idem voor Elodie Ouedraogo en dat Olivia Borlée al een tijd niet meer in haar beste doen was. Je zet dus vier mensen samen die in een dipje zitten. Tel dat bijeen en je hebt als team een serieuze dip.

Voor mij is de estafette geen doel op zich. Ik zie mezelf als hordeloopster, niet als sprintster. In het hordelopen ben ik Europese top, en indoor zelfs wereldtop. In de sprint ben ik dat niet en kan ik dat ook niet worden. Ik heb er het talent niet voor en ik leg me er ook niet op toe.

Olivia Borlée heeft verklaard dat ze liever Anne Zagré in het viertal heeft dan jou. Ze hebben ook getest zonder jou.

BERINGS: We zien wel. Ik zet alles op de horden. Hebben ze me in Berlijn nodig voor de 4×100, dan zal ik er voluit voor gaan. Omdat ik het een uitdaging vind, en omdat ik geloof dat deze ploeg nog grote dingen gaat presteren.

Ook in de estafette speelt geluk een grote rol.

BERINGS: Zeker. Je mag trainen zoveel je wilt, altijd blijft het risico bestaan dat de stok net die ene dag valt. Dat hoort erbij. Je kunt niet anders dan hopen dat het de volgende keer wel lukt. Ik weet nog dat Hanna Mariën op het EK van Göteborg, toen Kim en Tia goud pakten, ontroostbaar was na de estafetterace. ‘Die ene kans die ik had om op een groot kampioenschap een medaille te pakken, en we laten het liggen’, riep ze toen. Drie jaar later staat ze daar met brons op het WK en zilver op de Spelen.

Maar in Berlijn zal de ploeg nog niet schitteren?

BERINGS: Ik denk het niet, nee. De finale zou al een heel groot succes zijn. Gun ons nog wat tijd. Het Europees Kampioenschap van volgend jaar in Barcelona: dat wordt het grote examen voor deze ploeg.

Een stokpaardje, vergeef me de woordspeling, van collega Koen Meulenaere: bij estafette heeft men de gewoonte de beste loopster laatst te zetten, maar is dat niet erg onlogisch omdat die wegens de stokwissels de kortste afstand loopt?

BERINGS: Ja, maar de laatste moet de killer zijn, de volbloedwinnaar die alle andere teams voorbijsnelt. Daarom zetten ze daar dikwijls de allersnelsten, die zijn het gewend om met die druk om te gaan. Bij een minder goeie atleet bestaat het risico dat die verkrampt. Onderschat die druk niet hé: je moet langer wachten, de spanning bouwt op en je weet dat het in jouw handen ligt. Niet iedereen kan dat. Goed, je staat dan wel in alle kranten op de foto, maar ik ben veel liever startloopster dan dat ik dat op mijn schouders krijg.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘De horden lijken nu op mij af te snellenin plaats van andersom.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content