Twee keer won Peter Van Petegem de Ronde van Vlaanderen, twaalf keer eindigde hij bij de eerste tien. Vandaag wordt hij geconsulteerd als er wijzigingen moeten worden aangebracht aan het parcours.

Geen moment is Peter Van Petegem na het einde van zijn wielercarrière, nu anderhalf jaar geleden, in een zwart gat gevallen. In zijn hoeve in Horebeke, midden in de ongerepte Vlaamse Ardennen en omgeven door glooiende horizonten, trok hij zich even terug in bezinning en vond nieuwe uitdagingen. Zijn vrouw Angelique begon met een bed and breakfast, uit een vervallen koeienstal herrees een nieuwe woning met twee prachtig ingerichte kamers. En Peter Van Petegem zelf specialiseerde zich met een vennoot in verzekeringen. Hij behaalde een diploma van makelaar en gaf zijn leven een nieuwe wending. Ver weg van de hectiek van de koers.

Van Petegem (39) leeft niet met het verleden. In zijn interieur herinnert niets aan een rijke carrière, al is de geest van het wielrennen wel op een subtiele manier aanwezig. Hij woont in het kloppende hart van de Ronde van Vlaanderen, in de onmiddellijke nabijheid van tal van lyrisch omschreven hellingen die de renners ook volgende zondag weer zullen moeten beklimmen. En het guesthouse dat zijn vrouw uitbaat, kreeg de naam Le Pavé, verwijzend naar de zege die hij behaalde in Parijs-Roubaix en naar alle kasseien van de Ronde van Vlaanderen. Toch roept het nauwelijks herinneringen op, en dat mag niet verbazen: Van Petegem was in zijn carrière altijd al stoïcijns, rationeel en gereserveerd. Ook aan de vooravond van een nieuwe Ronde lijkt sentiment niet aan hem besteed. Het wielerboek is dichtgeklapt.

Van Petegem: ‘Je merkt dat veel ex-renners zich niet van het wielermilieu kunnen losscheuren, dat ze op alle manieren proberen er toch nog bij te horen. Ik heb dat altijd heel vreemd gevonden. Ik reed mijn laatste jaar voor Quick. Step en vroeg op een gegeven moment aan Patrick Lefevere of er na mijn carrière een functie zou zijn binnen de ploeg. En dan moet je niet rond de pot draaien: het enige wat je kunt doen, is iets in de ploegleiding. Dat bleek niet mogelijk. Er zijn maar een stuk of tien sportdirecteurs in België en er is niemand die stopt. Want er zijn uiteindelijk maar twee serieuze ploegen: Quick. Step en Silence-Lotto. Je hebt ook nog Topsport Vlaanderen en Landbouwkrediet, maar de andere teams overstijgen nauwelijks het amateurniveau. Dat klinkt hard, maar het is niet anders.

‘Er zijn wel mensen die willen beginnen, die schermen met sponsors en die me polsten om sportdirecteur te worden, omdat mijn naam voor een meerwaarde zou zorgen. Ik ben te nuchter om daarin te trappen, al constateerde ik later dat ze mijn naam gebruikten en misbruikten. Ik vind trouwens dat de UCI veel te snel licenties uitdeelt aan ploegen die geen garanties bieden. Ik begrijp niet dat ze toelaten dat ploegen in januari nog mogen starten terwijl ze hun beloftes niet kunnen waarmaken. En dan zijn er jonge renners die zich daardoor laten misleiden en uiteindelijk op straat staan, nadat ze eerst van de ene miserie in de andere sukkelden. Zo gaat veel talent verloren.’

Was het geen teleurstelling dat je niet in de wielersport kon blijven?

Peter Van Petegem: Niet in het minst. Er werd me wel gevraagd om met vips rond te rijden, om wat pr te doen, maar dat is echt niets voor mij. Bovendien beschouw ik dat ook niet echt als een job. Daarom waren er maar twee mogelijkheden: of thuis op de bank wachten op een telefoon die toch niet zou komen en vereenzamen, of zelf beginnen te zoeken.

Dat werd de verzekeringsbranche. Een heel andere wereld.

Van Petegem: Inderdaad. Ik ben iemand die onder de mensen moet komen, in die zin is dit voor mij ideaal. Mijn vennoot zit al een tijdje in deze branche, hij houdt een kantoor open in Oudenaarde, intussen hebben we er al vier. We bezoeken vooral bedrijven. Het zijn soms lange dagen, ik heb het zelfs drukker dan in de periode dat ik nog renner was. Want ik help mijn vrouw ook een beetje in de bed and breakfast. Ik haal het ontbijt, en op zondagochtend maak ik een praatje met de klanten, dat wordt van mij verwacht. Mijn ex-ploegmaat en vriend Serge Baguet heeft een evenementenbureau, en daar steek ik ook weleens een handje toe. Zondag gaan we met een groep naar de Ronde van Vlaanderen. Wat fietsen, wat kijken, wat babbelen. Heel ontspannend.

Is het moeilijk geweest om te stoppen?

Van Petegem: Niet echt. Je merkt dat de snelheid er niet meer is, dat je iets moeilijker recupereert, dat je veel meer rust nodig hebt, dat je een demarrage niet meer zo gemakkelijk kunt beantwoorden, en dan moet je eerlijk zijn met jezelf. Ik was tenslotte 37 jaar. Ik kon nog een jaar blijven bij Quick. Step. Mentaal ging het allemaal nog wel, trainingen waren absoluut geen vervelende opdracht. Dat is trouwens altijd zo geweest, al bestond van mij het beeld dat ik niet veel trainde en het allemaal gemakkelijk en luchtig opnam. Ik heb dat nooit begrepen, want de charme van de wielersport was voor mij juist de pijn die ik op training leed. Of beter nog: die ik de renners met wie ik trainde, kon doen lijden. Al waren er na een tijdje niet veel meer die met mij meegingen. Als ik na mijn carrière iets mis, dan is het die pijn. Tijdens wedstrijden genoot ik altijd. Zeker in de Ronde van Vlaanderen, dat was van de eerste tot de laatste seconde genieten van de vruchten van mijn trainingsarbeid.

Ook omdat je het parcours kende.

Van Petegem: Dat is zo, ik ben een beetje vergroeid met de Vlaamse Ardennen. Ik kende elke kassei, elke bocht, elke helling. Die terreinkennis was een enorm voordeel. Zeker omdat de wegen constant versmallen. Als je je dan laat verrassen, kost het veel kracht om weer voorin te raken. Het enige wat ik vooraf niet wist, was waar de wind vandaan zou komen. Ik was voor de Ronde ook nooit nerveus, ik vond het een heel gemakkelijke koers, de gemakkelijkste die er bestaat. Omdat de hellingen voor een natuurlijke schifting zorgen. Natuurlijk is het aanvankelijk een wilde rodeo, zeker naar de Kwaremont toe, de eerste helling van de dag. Dan moet je voorin zitten, en voor mij was dat wel een hels karwei om daar te raken.

Ik wou de eerste twee uur altijd achterin fietsen, dat is me vaak verweten. Het heeft met mijn karakter te maken: ik moest langzaam maar zeker in een wedstrijd komen, eerst achterin wat lachen en dollen, wat ontspanning voor de inspanning. Dan schoof ik op. Johan Museeuw was ook zo. Ze zeiden soms dat ik veel risico’s nam omdat er achter in het peloton doorgaans gemakkelijker wordt gevallen, maar dat is onzin: de valpartijen gebeuren midden in de groep. Als je in de staart van het peloton zit, moet je alleen zien dat je langs de renners die gevallen zijn raakt. Maar dat risico nam ik graag. En in de Ronde maakte ik het mijn tegenstanders gemakkelijk: als ik naar voren oprukte, wist iedereen dat het het moment was om mee te gaan.

Geen wedstrijd waarmee je je zo identificeerde als de Ronde van Vlaanderen.

Van Petegem: Die toeschouwers op de hellingen, dat enthousiasme, ik vind het een ongelooflijke koers. Tenzij je in verloren positie rijdt, dan krijg je wat te horen en zou je liefst zo snel mogelijk afdraaien. Je moet natuurlijk zien dat je op de hellingen voorin zit. En vooral: dat je in de stroken tussen de hellingen voorin blijft. Dat was het moeilijkste, want iedereen wil voorin zitten als het klimwerk begint. Zeker op weg naar de Muur van Geraardsbergen. Omdat je zoveel moet draaien en keren, kun je een mentale tik krijgen als je niet in de spits zit, als je de kop van de koers niet meer ziet, ook al rijden ze maar dertig meter voor je uit. Je moet je positie met hand en tand verdedigen en dat kost energie, terwijl je net niet te veel energie mag verbruiken. Het moeilijke van de Ronde van Vlaanderen is: voorin fietsen, economisch rijden, de ploeg niet te vroeg aan het werk zetten, de koers niet te snel openbreken. Ik kon dat behoorlijk goed, ik voelde het juiste moment aan.

Specifiek voor de Ronde is ook de afstand: het begint pas na 200 kilometer, en dan zitten veel renners al op hun tandvlees. Bij mij begon het dan pas goed te draaien. Alle koersen in de streek lagen me trouwens, want ik heb ook drie keer de Omloop Het Volk gewonnen, hoewel het daarin net vanwege de kortere afstand veel moeilijker was om een schifting door te voeren. Maar de Ronde was iets speciaals. Ik heb twee keer gewonnen en ben in totaal twaalf keer bij de eerste tien geëindigd. Op zestien deelnames.

Na de voorjaarsklassiekers zakte u dan steevast weg. Er werd vaak gezegd: Van Petegem is een renner voor twee maanden.

Van Petegem: Ik vond nadien niet meer de wedstrijden die bij mijn mogelijkheden pasten. Je mag één zaak niet vergeten: ik was een renner met beperkingen. Ik was bijvoorbeeld niet te snel, in een massaspurt kon ik wel positie kiezen maar ik miste die jump. Dan mag je het in de rittenkoersen al vergeten. Ik heb zowel de Tour gereden als de Giro en de Vuelta. Niet één keer heb ik een rit gewonnen. Ik probeerde het wel, ik zat een paar keer in een goeie ontsnapping, maar het lukte gewoon niet.

En om eerlijk te zijn: ik deed het ook niet zo graag, ik reed veel liever eendagskoersen. Al ben ik in Parijs-Nice eens derde geweest, in 2001. Tot de voorlaatste dag reed ik in de leiderstrui, ik zat mee voorin toen we over de Mont Ventoux reden. Mensen schrikken als je dat vertelt. Maar dan was er die klimtijdrit op de Col d’Eze en dat kon ik niet houden, Dario Frigo en Raimundas Rumsas haalden me in. Ik was toen zo diep geweest dat ik de week nadien in Milaan-Sanremo ziek werd. Ik ben tevreden met de carrière zoals ze is verlopen: ik heb er het maximum uit gehaald.

Mist u de fiets?

Van Petegem: Geen tijd voor. Ik heb vorige week nog eens een ritje gemaakt, dat was zes maanden geleden. En ik stelde vast: mijn conditie is erbarmelijk. Dat is normaal. Ik hoef trouwens niet meer te fietsen, ik ga liever naar een voetbalwedstrijd van mijn zoons kijken.

Maar helemaal weg uit de wielersport bent u niet. U was wedstrijddirecteur in de Omloop Het Nieuwsblad.

Van Petegem: Ik ken organisator Wim Van Herreweghe goed, vandaar. Ik moet zeggen dat ik dat graag deed, je kijkt vanuit de loge naar de koers. Ze vragen me ook om raad bij het uittekenen van het parcours van de Ronde van Vlaanderen, misschien groei ik nog in die organisatie, ik weet het niet. De wijzigingen in de Ronde zijn trouwens altijd heel miniem. Dit jaar is er een iets andere aanloop omdat Wetteren het Dorp van de Ronde is. Daardoor wordt er minder in West-Vlaanderen gereden. Maar de finale is dezelfde. En dat hoort zo te zijn: die hellingen, die kasseien.

Ik moet zeggen dat ik altijd een kick kreeg als ik over de kasseien vloog. Je moet daar een bepaalde feeling voor hebben, weten waar je moet rijden en waar niet. Ik zeg altijd: je moet over kasseien fietsen en niet over kasseien botsen. Dat vraagt een bepaald gevoel dat je niet kunt aanleren. Je moet constant naar de kasseien kijken om te zien waar de goeie liggen. Na vijf uur fietsen is dat niet altijd even gemakkelijk. Het sloopt je mentaal. Dat wordt onderschat.

Wie verwacht je zondag in de Ronde van Vlaanderen?

Van Petegem: Ik denk dat Tom Boonen heel erg naar die koers zal toeleven. Het parcours ligt hem natuurlijk. Ik moet zeggen dat ik Boonen toch op een andere manier heb leren kennen in het seizoen dat ik voor Quick. Step reed. Hij is erg begaan met zijn maats, met de sfeer, hij neemt de ploeg op sleeptouw tijdens de trainingen, een echte kopman. Jammer dat ik niet vroeger samen met hem reed, nu hadden we in dat ene jaar de tijd niet om tot automatismen te komen. Quick. Step is echt een geoliede ketting: er zijn vooral weinig wissels in het personeel, de omkadering is perfect. Daardoor hing er rust in de ploeg.

Anders dan bij Silence-Lotto, waar meteen sprake was van een crisis omdat de resultaten in het begin van dit seizoen onder de verwachtingen bleven.

Van Petegem: Dat wordt door de pers zwaar opgeklopt. Als mijn vrouw tegen een vriendin iets zei over de koers en een journalist had dat toevallig gehoord, stond het de dag nadien groot in de krant. Bij Lotto heb je natuurlijk Marc Coucke, die zich graag met alles bemoeit en er al eens iets uitflapt, soms kritiek, en daar springen de media gretig op. Maar als je hem dan nadien tegenkwam, sprak hij daar niet meer over. Ik kon die uitspraken altijd plaatsen, maar voor anderen bleek dat niet altijd even gemakkelijk. Voor de helpers, bijvoorbeeld, of voor de sportdirecteurs.

Als ik nu weer die verhalen over Silence-Lotto lees… Het is alsof ze in zak en as zitten. Maar je moet geen paniek zaaien als het niet nodig is. Toen ik in 2003 voor de tweede keer de Ronde van Vlaanderen won, was het net zo. Tot op dat moment had de ploeg nog geen enkele zege geboekt. Een week later pakte ik met Parijs-Roubaix de dubbel. Plots was er geen sprake meer van een crisis. Ik heb dat gebrek aan nuance nooit begrepen: hoe kun je nu een ploeg al na enkele weken afmaken en hem daarna weer ophemelen? Ik heb me door dat soort verhalen nooit uit mijn evenwicht laten brengen. Misschien was dat wel mijn sterke punt: ik liet me door niemand onder druk zetten.

DOOR JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content