Zdenek Stybar probeert rustig toe te leven naar het wereldkampioenschap veldrijden dat zondag in het Tsjechische Tabor wordt gereden. De in België wonende Tsjech hoopt in eigen land op ijzel, sneeuw en een spekglad circuit.

Of hij in de aanloop naar het WK verschillende keren per dag naar het weerbericht zal luisteren? Nee, zo ver wil Zdenek Stybar het niet drijven. Dat zou de concentratie alleen maar verstoren en de stress onnodig in de hoogte jagen. En de ervaring leert hem: hoe meer hij zich op een wedstrijd focust, des te moeilijker het wordt.

‘Bovendien kan het circuit elke dag veranderen’, weet hij. En hij vertelt hoe hij in 2001 naar het wereldkampioenschap in Tabor keek, dromend van een carrière als wielrenner. Hij zag de renners op een beenhard parcours trainen en de beloften strijden en lijden in de vrieskou. Maar de avond vóór het WK bij de profs, begon het plots te dooien. Erwin Vervecken kon zich het best aan de nieuwe omstandigheden aanpassen en pakte de wereldtitel.

Natuurlijk voelt Stybar zich het best op een bevroren parcours. Dan kan hij zijn stuurvaardigheid en behendigheid demonstreren. Hij mag dan de meest Vlaamse van alle Tsjechen worden genoemd, weinigen glijden zo soepel en speels over een glad parcours. En Stybar kent de parcours als geen ander, geen enkele ondergrond heeft er voor hem geheimen. Hij werd in Tabor enkele weken geleden kampioen van Tsjechië en bleef er nadien nog voor een trainingskamp. Om de eendracht in de ploeg aan te scherpen, zodat het team als één blok aan de start staat. Negentien jaar na de illustere Radomir Simunek snakt Tsjechië weer naar een wereldkampioen veldrijden.

Nochtans voelt Zdenek Stybar zich veel meer Europeaan dan Tsjech. Hij heeft niets van het norse en stugge dat zijn land-genoten kenmerkt. De sporen van een mistroostig verleden gingen aan hem voorbij, de uitwassen van het communisme zijn voor hem niet meer dan nare herinneringen. Stybar is praatvaardig en goedlachs, warm, sociaal en beleefd: als dit interview door een uitgelopen groepstraining ruim een uur te laat begint, verontschuldigt hij zich wel drie keer. Een zeldzaamheid in een wereld van opgezwollen ego’s. Vervolgens gaat hij rustig zitten, in het in de bossen van Lichtaart gelegen hotel-restaurant De Residentie, al jaren de uitvalsbasis van de ploeg van Telenet-Fidea en ooit de verblijfplaats van de Rode Duivels tijdens het EK 2000.

Zdenek Stybar denkt en leeft westers. Hij houdt van golf en snelle auto’s, geniet van zijn carrière en van het nomadenbestaan dat hij leidt. Al op zijn zestiende trok hij naar Zwitserland om een carrière als wielrenner uit te bouwen. Steeds hield hij de voeten stevig op de grond. Sterker: Stybar is een man van twijfels die zich in hoge mate verbaast over het mooie seizoen dat hij nu neerzet. Die twijfel, declameert hij, is zijn brandstof, zijn bron van inspiratie. Hij weet dat hij minder zuivere klasse heeft dan Niels Albert en Sven Nys, ook zondag zijn antagonisten. Maar híj is het werkpaard onder de veldrittoppers.

Zdenek Stybar: ‘Ik ben heel tevreden over de vooruitgang die ik dit seizoen heb gemaakt. In vrijwel alle crossen eindigde ik in de eerste drie. Naar die regelmaat heb ik altijd gestreefd. Ik ben sterker dan vorig seizoen, ik recupereer veel gemakkelijker. Dat heeft te maken met mijn manier van trainen. Ik kies al heel mijn carrière voor een geleidelijke opbouw, ik wil stap na stap vooruitgang boeken en mezelf niet voorbij-lopen. Zo is me dat vroeger geleerd en daar probeer ik me zoveel mogelijk aan te houden.

‘Alleen vorig seizoen heb ik me even laten gaan. In de zomer sukkelde ik met de knie en ik ben me vervolgens wat beginnen te forceren op training. Ik herinner me de eerste wedstrijd voor de Superprestige in Ruddervoorde, ik kon niet mee, ik was overtraind, ik raakte pas in december in conditie. Die fout ga ik niet meer maken.’

Je ploegleider Danny De Bie zegt dat je een ‘complete crosser’ bent geworden. Vroeger was je bijvoorbeeld bang van de modder, en Bart Wellens vond je een sukkelaar toen hij je de eerste keer in het zand zag fietsen.

ZDENEK STYBAR: Dat heeft allemaal met de conditie te maken. Als die goed is, verteer je iedere parcours. Ik zal nooit een specifieke zandrijder worden, maar ik won dit seizoen wel in Koksijde. En ik haalde het in de modder van het Baskische Igorre, in een onvoorstelbare uitputtingsslag. Ik had toen al een paar belangrijke crossen gewonnen. Onder meer in Hasselt en in Hamme-Zogge in hetzelfde weekend, eind november, het was de eerste keer dit seizoen dat de hegemonie van Albert en Nys werd doorbroken. Dan sta je de volgende wedstrijden met een heel ander gevoel aan de start.

Maar ik ben inderdaad completer geworden: ik kan nu alle parcoursen aan. Het is niet zo dat ik in Tabor kansloos zou zijn als het circuit er níét bevroren bij ligt. Ik ken daar elke meter van het parcours, ik weet elke put liggen, ik heb er al in alle weers-omstandigheden gereden, dat is een voordeel. Toch laat ik me niet opjagen en onder druk zetten. Als ik te zenuwachtig ben, breekt me dat vaak zuur op.

Mijn seizoen zal niet mislukt zijn, mocht ik géén wereldkampioen worden. Het is niet omdat je één uur de hoge verwachtingen niet inlost dat al de rest niet meer meetelt. Ik probeer rustig te blijven, ook al weet ik dat een wereldtitel heel belangrijk zou zijn voor de populariteit van het veldrijden in Tsjechië. Het zou voor een echte boom zorgen. Vooral ook omdat er in Tsjechië een paar uitstekende jongeren zijn.

Wilde jij altijd al veldrijder worden?

STYBAR: Niet echt. Ik kom uit een heel gewoon gezin en groeide op in Stribro, een stadje van 10.000 inwoners in de buurt van de Duitse grens. De crisis is daar goed voelbaar: in twee grote fabrieken zijn een tijdje geleden 2000 mensen ontslagen. Mijn vader doet er drie jobs: hij werkt voor de gemeente, in de bouw, en hij beheert het vrachtwagenpark in een fabriek.

De fiets heeft in mijn leven altijd een belangrijke rol gespeeld. Ik was nog maar goed twee jaar toen ik al met een BMX reed. Op mijn achtste werd ik in Nederland zelfs wereldkampioen. Die BMX-periode is erg nuttig geweest: je moet constant met de fiets springen, zes, zeven meter de lucht in, zo krijg je techniek en vooral evenwichtsgevoel. En je smelt in zekere zin samen met de fiets. Het is geen toeval dat Sven Nys en Niels Albert ook aan BMX hebben gedaan.

Ik moet zeggen: in Tsjechië droom je niet meteen van een carrière als wielrenner. Wel van ijshockey, dé nationale sport bij uitstek. Eigenlijk doet iedere jongen hetzelfde: in de zomer speelt hij voetbal, in de winter ijshockey. Dat was bij mij niet anders. Ik ging ook vaak naar ijshockeywedstrijden kijken, de competitie stond op een heel hoog niveau. Nu is dat minder. De meeste Tsjechen spelen in de Verenigde Staten of in Canada.

Wanneer koos je voor het wielrennen?

STYBAR: Op mijn zestiende. Ik reed als aspirant en nieuweling goed op de weg, ik klopte zelfs een paar keer Roman Kreuziger die op 30 kilometer van mij woont. Eigenlijk hield ik van alle wielerdisciplines. Ik deed aan veldrijden, aan mountainbike, ik reed zelfs op de baan, ik ben nog Tsjechisch kampioen in de puntenkoers geweest en mocht deelnemen aan het wereldkampioenschap. Ik wilde in alles de beste zijn. Hoe meer disciplines ik be-oefende, des te meer ik van de fiets ging houden.

Die liefde is altijd gebleven. Ik ga nog steeds met heel veel plezier trainen, ik kan daar niet genoeg van krijgen. Zeven uur op de weg je afbeulen, dodelijk vermoeid thuiskomen, dat geeft me een zalig gevoel. Aanvankelijk ging mijn voorkeur trouwens naar de weg. Net als Kreuziger was ik op mijn best op heuvelachtige circuits. Een Tsjechische trainer, die in Zwitserland onder meer met Fabian Cancellara werkte, gaf me toen de raad daar te komen wonen. Dat was geen eenvoudige keuze. Je laat je ouders achter en financieel is het zeker niet gemakkelijk. Maar mijn ouders hebben me gesteund. En ik won in Zwitserland bij de junioren al snel een paar koersen. Met het prijzengeld kon ik mijn eten kopen en mijn materiaal en mijn pensionnetje betalen. Ik heb altijd gezegd: ik probeer het een paar jaar als wielrenner en als het niet lukt, ga ik rechten studeren.

Rechten?

STYBAR: Ja. Dat is een vak dat me steeds heeft gefascineerd. Misschien ook omdat je het in Stribro kon volgen. Als kleine jongen wilde ik advocaat worden. Niet dat ik me al een assisenproces zag pleiten, maar het interesseerde me. Ik heb voor die studie zelfs vier voorbereidingsjaren gevolgd, maar dan wel individueel want ik koerste toen al. Ik wilde klaar zijn om meteen met mijn studie te beginnen als het met de wielersport niets zou worden.

Ik heb altijd met een mogelijke mislukking rekening gehouden. Ik ben niet iemand met een groot zelfvertrouwen. Nu nóg niet. Ik ben verbaasd dat het allemaal zo gemakkelijk gaat, al weet ik wel hoe dat komt: door mijn trainingen en door mijn manier van leven. Maar voor de start van iedere wedstrijd is er twijfel en onrust.

Dat is niet slecht. Het houdt me scherp, het is een soort brandstof, een bron van inspiratie. Soms wil het wel eens gebeuren dat ik in mijn hoofd zeg: vandaag kan niemand me kloppen. En dan is dat ook zo. Maar ik zal dat nooit laten blijken, laat staan dat ik het zou zeggen. Het is omdat ik met die twijfel zit dat ik altijd aanval. Terwijl sommigen me voorhouden: je kunt toch op je spurt rekenen, je bent snel.

Vanaf wanneer ben je alles op het veldrijden gaan zetten?

STYBAR: Eigenlijk al vanaf 2002. Toen werd ik in Zolder derde in het wereldkampioenschap bij de junioren. Daarna ben ik beter en beter geworden, en heb ik twee wereldtitels bij de beloften behaald, al heb ik die regenboogtrui weinig gedragen. Mocht ik in Tabor winnen, doe ik dat zeker wel. Ik heb het onlangs nog gezegd: ik ga drie weken in die regenboogtrui slapen.

Weet u, mijn geluk is geweest dat ik op een gegeven moment in de ploeg van Fidea terechtkwam, via manager Hans van Kasteren die me absoluut wilde. Ik kon bij een andere ploeg meer verdienen, maar ik dacht: bij Fidea hoef ik de ploeg niet te dragen, ik kan daar rustig rijpen in de schaduw van Bart Wellens. Zo is het ook gegaan. En eigenlijk is dat de samenvatting van mijn carrière: rustig vooruitgang maken, elk jaar wat sterker worden, elk jaar wat meer de grenzen verleggen.

Je domineert het veldrijden dit seizoen, samen met Sven Nys en Niels Albert. Ga je eigenlijk in elke wedstrijd voluit om te winnen?

STYBAR: Natuurlijk. Waarom zou ik dat niet doen?

Je krijgt weleens de indruk dat er afspraken worden gemaakt.

STYBAR: Nee, echt niet. Zoiets kun je niet maken, dat gaat in tegen de essentie van de sport. Je zou jezelf bedriegen. En je sponsor.

In Baal, op nieuwjaarsdag, leek je veruit de beste man in koers. Toch won Sven Nys. Dan zeggen ze hier en daar: Nys moet in eigen gemeente natuurlijk winnen.

STYBAR: Ik had in Baal heel graag gewonnen. Ik zal zelfs meer zeggen: ik heb dit seizoen nooit zo goed gereden als die dag. Ik voelde de benen niet. Maar ik heb op een belangrijk moment een stuurfout gemaakt. Dat kostte me de overwinning. Het zou toch dom zijn om daar de zege weg te geven. Je bent prof, je rijdt voor het geld, voor de prijzen, én voor het klassement want Baal telt mee voor de Gazet van Antwerpen Trofee. Ik sta nu derde in dat klassement, maar met winst in Baal zou ik nu dichter hebben gestaan.

Je bent 24 jaar. Heb je nog ambities om het op de weg te proberen?

STYBAR: Op dit moment denk ik daar niet aan. Het punt is ook: ik weet niet waar mijn grenzen als wegrenner liggen. Rittenkoersen rijd ik alleen als voorbereiding op het crossseizoen. Stel dat ik het probeer en ik ben slechts goed genoeg voor een rol als knecht, dat zou me toch niet aanstaan. Alleen maar de drinkbussen naar de kopman gaan brengen, nee, dat is niets voor mij, dan blijf ik veel liever veldrijden.

Daar moet ik trouwens ook nog aan mijn ontwikkeling werken, stap na stap. Zo moet ik in de toekomst nog sterker worden. Daarom: die wereldtitel in Tabor is geen obsessie, al zou hij wel mooi zijn, heel mooi. Maar de tegenstand is niet min en komt toch weer uit dezelfde hoek: Nys en Albert. Technisch blijft Nys de beste en een goeie Albert kan verschrikkelijk hard fietsen. En let op: Bart Wellens gaat ook heel goed rijden.

Intussen blijf je in België wonen?

STYBAR: Ja. Ik heb een Belgische vriendin, het bevalt me hier, we hebben een huis gebouwd in Essen, vlakbij de Nederlandse grens. En mijn contract met Telenet-Fidea loopt nog tot 2011. Ik heb geen last van heimwee, al missen mijn ouders me wel. Daarom ben ik met kerstavond toch over en weer naar huis gereden. Maar eigenlijk voel ik me in de eerste plaats Europeaan, ik ben niet zoveel thuis. Al die wedstrijden, trainingskampen, je bent constant onderweg. Het is echt hotsen en rotsen van het ene naar het andere.

Vergeet dan vooral niet je whereabouts in te vullen.

STYBAR: Nee, zeker niet. Ik ben trouwens al vaak genoeg gecontroleerd. Wat dat betreft, is er geen enkel probleem.

DOOR JACQUES SYS

‘Ik heb altijd gezegd: ik probeer het een paar jaar als wielrenner, en als het niet lukt, ga ik rechten studeren.’

‘Mocht ik in Tabor winnen, ga ik drie weken in die regenboogtrui slapen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content