‘Ik kan het zelf nog niet goed geloven: ik ben minister!’

© Wouter Van Vooren/Imagedesk

Nog geen jaar nadat Johan Van Overtveldt de journalistiek voor de Wetstraat had ingeruild, mocht hij de eed afleggen als minister van Financiën in de regering-Michel I. ‘Formatiegesprekken zijn met niets te vergelijken: ze hebben een eigen dynamiek en zijn erg afmattend. Een paar keer dacht ik: het is allemaal verloren.’

Hij heeft al een kabinet, maar nog geen medewerkers. Alleen zijn kersverse woordvoerder staat hem bij tijdens zijn eerste dagen als minister van Financiën. Johan Van Overtveldt oogt vermoeid als we hem een paar uur na de eedaflegging opzoeken in het partijsecretariaat van de N-VA aan de Brusselse Koningstraat. De voorbije maanden zijn loodzwaar geweest. Zowel fysiek als mentaal. ‘Voor mij was het allemaal nieuw’, zegt hij. ‘Ik wist niet hoe zulke onderhandelingen in de praktijk verliepen en ik had ook geen idee hoe mijn geest en lichaam erop zouden reageren. Sinds de verkiezingen van 25 mei zit ik op een politieke achtbaan, en het ziet er niet naar uit dat het rustiger zal worden. Maar ik klaag niet. Al kan ik het zelf soms nog niet goed geloven: ik ben minister!’

25 mei: de N-VA wordt met 32,5 procent de grootste partij. Johan Van Overtveldt, kopman van de Europese lijst, haalt 247.444 voorkeurstemmen binnen.

‘Mijn eerste verkiezingen waren ongelooflijk spannend. Ik was bekommerd om de resultaten van onze partij, maar zat ook met argusogen naar de Europese lijst te kijken. Doordat er bij Binnenlandse Zaken het een en ander fout ging, lieten de Europese uitslagen tergend lang op zich wachten. Eerst hadden we vier zetels, dan drie, dan weer vier. Heel zenuwslopend was dat. We deden het met de Europese lijst uiteindelijk beter dan Bart De Wever had verwacht, en dat gaf me een goed gevoel. Al wist ik op dat moment nog niet hoe ik zelf had gescoord, en daar was ik toch wel een beetje zenuwachtig over. Toen ik hoorde dat ik bijna 250.000 voorkeurstemmen had, was ik erg verrast. Het is me nog altijd een raadsel hoe ik daarin ben geslaagd.’

27 mei: de dag dat Bart De Wever de gesprekken over de Vlaamse regering start, benoemt de koning hem tot federaal informateur. Het plan om eerst een Vlaamse coalitie te vormen, valt in het water.

‘Wij wisten natuurlijk van te voren dat de koning op een bepaald moment een N-VA’er op pad zou sturen. Dat was logisch, want wij waren met voorsprong de grootste partij. Het klopt dat de koning sneller dan verwacht voor Bart koos, maar we schrokken daar toch niet echt van. Zelf was ik in die periode vooral met het Europees Parlement bezig: ik had gesprekken met de fracties waarbij we ons eventueel konden aansluiten, maar via het partijbestuur bleef ik op de hoogte van wat er hier gebeurde en werd ik betrokken bij het uitstippelen van onze strategie. Als nieuweling dacht ik na een vergadering weleens dat ik iets beter niet had gezegd, maar echt erg kan het niet zijn geweest, want ze bleven me uitnodigen.’ (lacht)

17 juni: het hele land ligt stil als de Rode Duivels op het WK Voetbal in Brazilië hun eerste wedstrijd tegen Algerije spelen. Behalve op het hoofdkwartier van de N-VA, waar de besprekingen gewoon doorgaan.

‘Er was een samenkomst van het uitgebreide dagelijks bestuur van de N-VA gepland, en Bart De Wever wou die gewoon laten doorgaan. Dus zaten we daar te vergaderen en ondertussen van alles te verzinnen om toch te weten hoe de match verliep. Sommigen gluurden de hele tijd naar hun iPad of smartphone, en er werd veel meer gefluisterd dan anders. Ik heb me zo goed mogelijk gedragen, maar af en toe probeerde ik toch even op het schermpje van mijn buurman te kijken. Na een toiletbezoek heb ik ook een korte omweg gemaakt om bij een van de medewerkers naar de tussenstand te informeren. Bleek dat de Belgen aan de rust 0-1 achter stonden! Daardoor werden we natuurlijk nog nieuwsgieriger. Uiteindelijk werd er dan toch beslist de televisie aan te zetten en hebben we de laatste twintig minuten van de wedstrijd samen bekeken.

Ik heb er goed over gewaakt geen uitspraken over die voetbalgekte te doen. Als N-VA’er kon ik niet winnen: had ik gezegd dat ik een grote fan van de Rode Duivels was, dan hadden ze me het etiket van belgicist opgeplakt en deed ik er heel koel over, dan was ik een negationist. Zwijgen was dus de boodschap.’

18 juni: hoewel het er even naar uitzag dat de Europarlementsleden van de N-VA zich bij de liberale ALDE-fractie van Guy Verhofstadt zouden aansluiten, kiezen ze uiteindelijk voor de Europese Conservatieven en Hervormers.

‘Nooit heb ik tegen Guy Verhofstadt gezegd dat we zeker voor zijn fractie zouden kiezen. Nooit. Hij heeft iets verkondigd wat nog helemaal niet vaststond, en dan is het natuurlijk zuur als het achteraf anders uitdraait. Ik had hem nochtans gewaarschuwd: hij wist dat we de beslissing aan de partijraad zouden overlaten. Veel mensen willen dat niet geloven en denken dat het toch altijd Bart De Wever en een paar partijtoppers zijn die de knoop doorhakken. Niet dus. We zijn toen naar het partijbureau gestapt met drie mogelijkheden: ons aansluiten bij ALDE, bij de Europese Conservatieven en Hervormers of bij de Europese Vrije Alliantie. Voor alle drie hebben we de voor- en nadelen uitgelegd en alle Europarlementsleden hebben hun voorkeur uitgesproken. Daarop volgde een bijzonder gepassioneerde discussie en uiteindelijk koos ongeveer 70 procent van het partijbestuur voor de Europese Conservatieven en Hervormers. In het begin was niet iedereen even blij met die keuze. Zo kregen we het verwijt dat we in een fractie zitten met Polen die tegen abortus zijn, maar zulke strekkingen vind je bijvoorbeeld ook bij de Europese Volkspartij. Ondertussen moet iedereen toegeven dat we in onze nieuwe fractie heel goed kunnen werken.’

24 juni: CDH verwerpt de nota van Bart De Wever en de informateur moet met lege handen terug naar het paleis. Twee dagen later wordt Charles Michel het veld ingestuurd.

‘Dat de koning toen een Franstalige politicus uitstuurde, vonden wij heel logisch. Waarom hij net voor de liberaal Charles Michel koos, weet ik niet. Blijkbaar dacht ook de koning dat een centrumrechtse coalitie de grootste kans op slagen had. Op dat moment hadden we natuurlijk niet veel hoop meer dat CDH zich nog zou bedenken en toch in de regering zou stappen. Met andere woorden: iedereen begon rekening te houden met een scenario waarbij de MR de enige Franstalige partij in de federale regering zou zijn. Wij waren ons er toen al heel goed van bewust dat er geen communautaire stappen zouden worden gezet en dus wilden we zo veel mogelijk van ons sociaal-economische programma in het regeerakkoord krijgen. De enige manier om dat te doen, was in een meerderheid met CD&V en de liberalen.

In de media werd zo’n regering aanvankelijk een kamikazecoalitie genoemd, maar na een tijdje raakte ‘Zweedse coalitie’ meer in zwang. Hoewel die term misschien wat vergezocht is, hebben we hem toch meteen omarmd. Alles was beter dan kamikazecoalitie, want dat was geen positief signaal aan de bevolking. En vooral: het voelde helemaal niet als kamikaze.’

22 juli: nadat de Vlaamse onderhandelaars van N-VA en CD&V op de valreep Open VLD aan boord hebben gehesen, is de regering-Bourgeois startklaar. Diezelfde dag nog wordt Kris Peeters samen met Charles Michel als federaal formateur aangesteld.

‘We waren heel blij dat er een nieuwe Vlaamse regering kwam onder leiding van Geert Bourgeois. Ook al omdat de Open VLD, die altijd had volgehouden alleen federaal mee te willen besturen als ze ook in de Vlaamse regering zat, daardoor in de onderhandelingen stapte. De coformateurs hadden aangekondigd dat ze een prioriteitennota wilden maken en dus zijn we meteen aan de slag gegaan. In twaalf werkgroepen, die telkens door een specialist ter zake werden getrokken, zijn we beginnen te vergaderen. Al na een paar dagen konden we een uitgebreide nota met twaalf hoofdstukken aan de coformateurs bezorgen. Daardoor kwamen we later ook met kant-en-klare voorstellen aan de onderhandelingstafel.’

25 juli: het eerste grote overleg tussen de onderhandelaars van N-VA, CD&V, Open VLD en MR vindt plaats in de vertrekken van de Kamervoorzitter.

‘Elke partij mocht drie mensen naar die vergaderingen sturen. Voor CD&V waren dat Pieter De Crem, Koen Geens en Wouter Beke, voor de Open VLD Gwendolyn Rutten, Maggie De Block en Alexander De Croo en voor de MR Didier Reynders, Charles Michel en Willy Borsus. Wij werkten met twee vaste onderhandelaars, Bart De Wever en Jan Jambon, en de derde plek werd ingevuld naargelang van het onderwerp. Zo ging Theo Francken mee als het over asiel en migratie ging, nam Hendrik Vuye justitie voor zijn rekening en mocht ik aantreden als er over financiën of werk werd gepraat. Na een tijdje hebben de meeste partijen die aanpak overgenomen. Degene die bij ons in de rotatiestoel zat, voerde ook het woord. Soms zat Bart dan een halfuur lang zwijgend naar me te luisteren – zo kon hij ook even op adem komen. Maar ontstond er een politieke discussie over een van mijn inhoudelijke argumenten, dan nam hij het geruisloos van me over. Dat gebeurde allemaal heel tactvol.

Van te voren wist ik niet goed wat ik van die onderhandelingen moest verwachten. Wel hadden ze me verteld dat ze heel lang kunnen duren, soms zelfs de hele nacht. Ondertussen weet ik ook waarom: als er schot in de zaak komt, wil iedereen rond de tafel vooruitgaan. Worden de onderhandelingen op dat moment afgebroken, dan weet je nooit in welke stemming de onderhandelaars de volgende dag terug zullen keren. Zijn ze dan nog bereid om grote stappen te zetten of gaat de handrem op? Het is dus veiliger om door te gaan zolang je iedereen meehebt. Ook als dat betekent dat de vergadering tot vier, vijf uur in de ochtend duurt.’

28 juli: er worden werkgroepen opgericht waarin telkens twee onderhandelaars per partij over een specifiek thema praten.

‘Op basis van het overleg in de vertrekken van de Kamervoorzitter hadden de coformateurs nieuwe teksten gemaakt en die werden naar zogenaamde redactiecomités gestuurd. Het was de bedoeling dat daar over de passages die tussen haakjes stonden omdat er nog onenigheid over bestond, zou worden gepraat. 80 procent van de twistpunten werden zo weggewerkt. In de comités waarin ik zat, vergaderden we soms vijf uur na elkaar. Dat kwam vooral doordat de vertegenwoordigers van sommige partijen geen onderhandelingsruimte hadden. Tijdens die samenkomsten heb ik een paar keer gedacht dat alles verloren was, dat we nooit tot een overeenkomst zouden kunnen komen. Maar uiteindelijk ging het, met heel veel creativiteit, toch vooruit.’

9 augustus: de coformateurs zetten hun aftastende gesprekken verder. Sommige onderhandelaars maken van de gelegenheid gebruik om een korte vakantie te nemen.

‘Vier dagen ben ik toen naar Le Touquet geweest om mijn batterijen weer wat op te laden. Dat was ook nodig, want zulke onderhandelingen zijn afmattend. Ik probeerde wel te blijven sporten, maar voor een fietstocht had ik nooit tijd. Het enige wat ik deed, was thuis op de hometrainer oefenen. Voor de onderhandelingen begonnen, had ik mijn huisarts om advies gevraagd, want ik wist niet hoe mijn lichaam op die uitputtingsslag zou reageren. Ondertussen weet ik dat ik daar fysiek en mentaal behoorlijk goed tegen kan. Oude rotten, die al regeringsonderhandelingen hebben meegemaakt, weten perfect hoe ze daarmee om moeten gaan. Didier Reynders, bijvoorbeeld, verdween soms korte tijd en keerde dan fris naar de onderhandelingstafel terug. Ik heb erover gewaakt dat ik veel dronk en gezond at. Sommige onderhandelaars, zoals Bart De Wever en Jan Jambon, waren de hele tijd aan het eten: yoghurt, koekjes, kiwi’s. Dat deed ik niet. Tijdens de onderhandelingen kwam er trouwens niet veel verleidelijks op tafel. Alcohol is er nooit geschonken en de maaltijden waren sober.’

19 augustus: de Islamitische Staat stuurt een schokkend filmpje de wereld in waarin de Amerikaanse journalist James Foley wordt onthoofd.

Dat heeft mij gesterkt in mijn overtuiging dat de federale regering snel een paar krachtige signalen moet geven, en dat heb ik tijdens de onderhandelingen ook verschillende keren gezegd. We zien die halve gekken van de IS bezig, jongeren vertrekken naar Syrië en komen dan gefrustreerd naar België terug, en er is een constante terreurdreiging. Dat maakt de mensen bang. Het gevolg is dat onze ondernemingen moeten werken in een sfeer van onzekerheid en bijgevolg misschien niet meer in nieuwe projecten zullen willen investeren. Wij kunnen als Belgische regering niet veel doen om die onthoofdingen te stoppen, maar we kunnen wel proberen de onzekerheid af te remmen door een stabiel beleid te voeren. We moeten de bevolking en de ondernemingen laten zien dat we voor een trendbreuk willen zorgen, onder meer door het concurrentievermogen te vergroten.’

24 augustus: Johan Van Overtveldt wordt 59 jaar.

‘Toevallig werd er die dag over justitie onderhandeld en had ik vrij. Ik kon dus met mijn familie uit eten gaan. Ik kan me trouwens niet herinneren dat er iemand heeft getrakteerd voor zijn verjaardag of voor een andere heuglijke gebeurtenis. Al wil dat niet zeggen dat het er niet amicaal kon toegaan. Tijdens de pauzes hadden we het over de meest uiteenlopende dingen, ook over ons privéleven. Veel onderhandelaars kenden mij niet goed en dus waren ze wel nieuwsgierig, zo is Charles Michel eens komen polsen of ik getrouwd was en kinderen had.

Een paar dagen na mijn verjaardag was er in de media heisa over het feit dat wij fiches hadden gemaakt over de andere onderhandelaars. Maar is dat zo vreemd? Van Wouter Beke, Gwendolyn Rutten en Didier Reynders kennen we hun voorgeschiedenis en hun standpunten. Maar van iemand als Willy Borsus van de MR, die nu ook in de regering zit, wist ik niets. Dus vond ik het handig dat Anne Laure Mouligneaux, onze Franstalige woordvoerster, een A4’tje over hem had opgesteld. Wie is hij? Wat heeft hij al gedaan? Wat is zijn achtergrond?’

4 september: de kogel is door de kerk: Marianne Thyssen wordt voorgedragen als Europees commissaris. Concreet gevolg voor de regeringsonderhandelingen: de volgende premier zal geen christendemocraat maar een liberaal zijn.

‘Van het begin af aan hebben wij Kris Peeters gesteund als kandidaat-premier. Maar toen het tijd werd om een Europees commissaris aan te wijzen, waren de prioriteiten van de christendemocraten plots niet meer zo duidelijk. Wilden ze het premierschap of het zitje in de Europese Commissie? Pas in de nacht van 3 op 4 september hakte CD&V de knoop door: ze koos voor Marianne Thyssen. De eurocommissaris en het premierschap konden niet allebei naar CD&V gaan en dus was het meteen duidelijk dat de volgende eerste minister een liberaal zou zijn. Een Franstalige liberaal. Bij onze achterban lag dat gevoelig, maar wij hebben altijd benadrukt dat het regeerprogramma voor ons belangrijker was dan de man of vrouw die de regering zou leiden. Doordat er nu duidelijkheid was over de premier, was de olifant eindelijk uit de kamer en konden we ons op de inhoud focussen.’

30 september: CD&V-voorzitter Wouter Beke stapt woedend op na een aanvaring met Gwendolyn Rutten.

Die korte maar hevige clash speelde zich onder mijn ogen af. Het begon met een discussie over fiscaliteit, vooral over het huwelijksquotiënt, en werd steeds heftiger. Je zag zo dat het zou escaleren. Plots waren Beke en Rutten weg en zaten wij daar. Echt ongerust waren we niet, want we voelden allemaal aan dat het conflict niet onoverkomelijk was. Het had met gevoeligheden te maken, met vermoeidheid ook. Het moest er gewoon uit: na al die lange dagen onderhandelen moesten ze hun frustraties even kwijt. Zelfs ik, die weinig ervaring had met zulke situaties, zag dat de plooien snel weer konden worden gladgestreken. Ik was verbaasd dat het incident zo werd opgeblazen in de media. Wellicht kwam dat doordat er verder weinig sensationeels gebeurde aan de onderhandelingstafel. Veel heftige emoties heb ik niet gezien. Er werd niet gehuild, amper geroepen. Af en toe werd er wel eens iemand nukkig en ging zitten mokken. Maar na een halfuurtje ging dat vanzelf weer over.’

7 oktober: 135 dagen na de verkiezingen sluiten de N-VA, CD&V, de Open VLD en de MR een regeerakkoord. De regering-Michel I is een feit.

‘Pas een paar dagen daarvoor durfde ik voor het eerst te geloven dat het echt zou lukken. Uur na uur voelden we meer vaste grond onder onze voeten, en na zo veel weken onderhandelen was dat bevreemdend. Plots besef je dat het regeerakkoord geen eindpunt is maar een begin. Al snel vertrouwde Bart me toe dat hij de bevoegdheid financiën zou proberen binnen te halen, maar pas donderdag hoorde ik dat het hem ook was gelukt. Een heel raar gevoel. Natuurlijk was ik blij. Ik kreeg een functie waarover ik stiekem al had lopen filosoferen – nooit hardop natuurlijk, want zoiets doe je niet. Maar toch voelde het eerst wat onwezenlijk. Ik heb toen twee heel goede vrienden opgebeld die me allebei op het hart drukten dat ze ervan overtuigd waren dat ik het zou kunnen. Dat had ik toen nodig.

Nog één hindernis moest er worden genomen: ons partijcongres in de Lotto Arena. Daar was ik niet helemaal gerust op, want uiteindelijk konden we de leden op communautair vlak niets voorleggen. Maar toen ik binnenkwam en al die felicitaties en schouderklopjes in ontvangst nam, wist ik dat het goed zat.’

11 oktober: de ministers en staatssecretarissen van de regering-Michel leggen de eed af bij de koning.

Ik kan me vooraf erg zenuwachtig maken, maar op het moment zelf ben ik meestal ijzig kalm. Zo ook bij de eedaflegging zaterdag. Ik stond te wachten en dacht alleen: nog drie voor me, nog twee voor me… Natuurlijk besefte ik dat het voor mij en mijn familie, die de eedaflegging thuis op de televisie volgde, een historisch moment was. Maar veel tijd om daarbij stil te staan, had ik niet. Vrijdag vroeg Koen Geens, mijn voorganger op Financiën, me of ik al wist dat ik maandag naar Luxemburg moest vertrekken om er het nieuwe regeerakkoord toe te lichten bij de ministers van Financiën van de eurozone. Daar schrok ik wel van, maar ik maak me er geen grote zorgen over: ik weet dat ik in staat ben om mijn collega-ministers ervan te overtuigen dat we een goed plan hebben. Vooral omdat ik er zelf zo in geloof. Een paar weken geleden, toen de contouren van het regeerakkoord zichtbaar werden, vroeg Bart De Wever me dat nog. We stapten samen een vergaderzaal binnen, hij keek me recht in de ogen en zei: “Ben je er als econoom écht van overtuigd dat dit een goed plan is?” Daar hoefde ik niet over na te denken: als we dit programma uitvoeren, zullen we bakens verzetten. Dat is mijn diepste overtuiging.’

DOOR ANN PEUTEMAN

‘Nooit heb ik tegen Guy Verhofstadt gezegd dat we zeker voor zijn Europese fractie zouden kiezen. Nooit.’

‘We wilden zo snel mogelijk van de benaming kamikazecoalitie af, want zo voelde het helemaal niet.’

‘Soms zat Bart De Wever wel een halfuur naar me te luisteren. Zo kon hij ook even op adem komen.’

‘Uur na uur voelden we meer vaste grond onder onze voeten, en na zoveel weken onderhandelen was dat toch wel bevreemdend.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content