Van 16 tot 22 april was staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans in Marokko, om met de Marokkaanse partners te overleggen over de nieuwe invulling (2001-2003) van het samenwerkingsakkoord tussen Rabat en Brussel.

Ontwikkelingssamenwerking heeft al sinds 1965 projecten lopen in Marokko. Ons land concentreert zich al jaren op watervoorziening (drinkwater en irrigatie), beroepsvorming en rurale ontwikkeling in de zuidelijke regio tussen Agadir, Ouarzazate en Tiznit. Dat zal in de toekomst ook zo blijven. Maar Boutmans kwam naar Rabat met een duidelijke agenda: naast deze ondersteuning van ‘materiële voorzieningen’ wil de groene staatssecretaris ook ‘inspelen op de maatschappelijke evolutie naar meer democratie, meer openheid, meer rechten voor de vrouw’ in Marokko. Een tiende van het totale budget voor Marokko (1,1 miljard frank) zal de komende drie jaar aan dergelijke alternatieve projecten worden besteed. Boutmans: ‘Dit past perfect in de uitvoering van onze beleidsnota, die in de ontwikkelingssamenwerking ook sterk de klemtoon wil leggen op rechtsversterking, culturele uitwisseling, emancipatie…’

Hoe is in Rabat op uw plannen gereageerd?

Eddy Boutmans: De Marokkaanse autoriteiten waren zonder uitzondering erg positief. Ze beschouwen dit als een erkenning voor wat zij op dit ogenblik proberen te realiseren. Het was eerder onze eigen administratie die aanvankelijk vond dat zulke projecten buiten het opzet en zeker buiten de traditie van onze ontwikkelingssamenwerking hier liggen.

Zijn er al concrete afspraken gemaakt?

Boutmans: Nee. Het is nu aan de Marokkanen om projecten voor te stellen. Met enkele ministers hebben we al over enkele mogelijke initiatieven gebrainstormd. De minister van Mensenrechten zou graag steun ontvangen voor het oprichten van opvangtehuizen voor vrouwen die het slachtoffer zijn van allerlei vormen van geweld. En hij wil ook een project beginnen voor kinderen in moeilijkheden – Marokko telt veel straatkinderen, vaak verstoten buitenechtelijke kinderen. De staatssecretaris voor Familiezaken heeft een project voorgesteld van vrouwenhuizen met een bredere opzet, een soort van ontmoetingsplaatsen en ‘bewustmakingsplaatsen’ voor vrouwen.

Is het niet al te idealistisch zoveel aandacht te schenken aan dergelijke maatschappelijke projecten wanneer de levensomstandigheden op het Marokkaanse platteland nog altijd zo verschrikkelijk zijn?

Boutmans: De helft van de bevolking reduceren tot tweederangsburgers remt uiteindelijk ook de ontwikkeling van een land af. Steun aan maatschappelijke projecten draagt evenzeer bij aan de materiële, economische ontwikkeling.

De projecten die we de voorbije week hebben bezocht, zijn kleinschalig. Is het niet efficiënter om de ontwikkelingshulp aan een bepaald land te stroomlijnen rond een aantal grote programma’s, waaraan verschillende donorlanden kunnen deelnemen?

Boutmans: Een derde van ons budget gaat al naar multilaterale ontwikkelingssamenwerking, via de Wereldbank en de grote VN-organisaties. Dat soort hulp heeft het voordeel van de schaalvergroting en de betere coördinatie, maar ook het nadeel van de logge bureaucratie en de moeilijkere controleerbaarheid – waar gaat het geld precies naartoe? Daarnaast dragen we ook bij aan het ontwikkelingsfonds van de Europese Unie, de grootste donor van de wereld, maar die helaas weinig zichtbaar en transparant is.

Maar ook in onze eigen programma’s werken we waar mogelijk met integrale programma’s, waarbij bijvoorbeeld watertoevoer gecombineerd wordt met vorming. We proberen ook meer en meer gewoon budgethulp te installeren. Zo hebben we eind vorig jaar 250 miljoen overgemaakt aan de overheid van Niger, waardoor die in staat was een maand achterstallig salaris van de ambtenaren uit te betalen. Daardoor konden de scholen weer open en is er een hele dynamiek ontstaan die het land weer een stukje op gang heeft getrokken.

De manier waarop de Belgische administratie voor ontwikkelingssamenwerking momenteel wordt hervormd, bevordert alleen maar het kleinschalige projectmatige denken. Het is een ‘retour au passé’, wordt er gezegd.

Boutmans: Die hervorming was al een eind op weg toen deze regering aantrad. Ik had geen andere keuze dan te proberen ze zo goed mogelijk uit te voeren. Maar je kunt hele boeken volschrijven met weerleggingen van de theorie die mijn voorganger Reginald Moreels aanhing, dat beleidsvisie en beleidsuitvoering gescheiden moeten worden.

Hoe zou uw hervormingsplan er hebben uitgezien?

Boutmans: Was het überhaupt nodig om te hervormen? Ik denk dat het voldoende was om een aantal scheefgegroeide toestanden recht te trekken. Er zijn misbruiken en er zijn nog steeds mensen die wel erg veel verdienen. Maar de metaforen die mijn voorganger gebruikte, ‘we zullen er eens goed het mes in zetten’, zal ik niet gauw in de mond nemen.

Het grootste probleem in het verleden was mijns inziens de gebonden hulp: dat er geen strikt onderscheid werd gemaakt tussen commerciële belangen en ontwikkelingssamenwerking. Mijn basisregel is dat het belang van het partnerland altijd moet worden vooropgesteld. Als je die regel respecteert, krijg je geen schandalen.

Tussen Reginald Moreels en zijn administratie heerste een openlijk vijandige verhouding. Hoe zijn de relaties nu?

Boutmans: Oh, er is nog altijd zeer veel bezorgdheid over hoe die integratie van de administratie Ontwikkelingssamenwerking in de diensten van Buitenlandse Zaken zal aflopen. Laten we hopen dat we dat als een tijdelijk overgangsprobleem mogen beschouwen.

De ruzies tussen u en minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel zijn talrijk geweest. Na iedere rel kwam er een verzoening. Maar de indruk blijft dat jullie eeuwig op een andere golflengte zullen zitten.

Boutmans: We moeten ons beiden houden aan de regeringsverklaring. Die wijst bijvoorbeeld expliciet gebonden hulp af. De minister van Buitenlandse Zaken is zelf wel gevoelig voor thema’s als mensenrechten en solidariteit. Hij wil daarmee in zijn beleid ernstig rekening houden. Maar ik heb er natuurlijk niet voor niets op gestaan dat ontwikkelingssamenwerking zijn eigen identiteit én zijn eigen budget kon behouden. Ik denk dat de terreinafbakening nu wel is gebeurd. Ik denk ook dat ze op Buitenlandse Zaken begrepen hebben dat ontwikkelingssamenwerking een specialisme is, een vak waarin zij niet zijn gevormd, en dat ze onze knowhow wel kunnen gebruiken.

Bent u in de discussies met Michel niet gedoemd de verliezer te zijn? Ontwikkelingssamenwerking ressorteert voortaan nu eenmaal volledig onder Buitenlandse Zaken.

Boutmans: Dit is een coalitieregering, die per definitie werkt op basis van afspraken. De groenen zijn een essentiële partner in deze regering en zij zullen erop staan dat dat te merken is aan het beleid van die regering.

Boutmans klaagt alleen maar, hij doet niks. Zo verwijt de CVP u.

Boutmans: Dat moet ik vanzelfsprekend met klem tegenspreken. Maar zo’n reusachtige hervormingsoperatie voer je niet een-twee-drie door. Zeker niet als je moet beginnen de fouten van je voorganger recht te zetten. In de wet over de oprichting van de BTC (Belgische Technische Coöperatie, die de ontwikkelingsprojecten concreet moet uitvoeren, nvdr) waren geen overgangsbepalingen opgenomen. Dat betekende dat alles wat wij ondernamen vooraleer de hele nieuwe BTC-machine op poten stond, eigenlijk onwettig was.

Over heel wat praktische aangelegenheden was bovendien nog in het geheel niet nagedacht: Hoe werkt de BTC in landen die geen publiekrechtelijke NV’s kennen? Welk statuut krijgen de medewerkers van de BTC? Behouden ze het semi-diplomatiek statuut dat de ABOS-coöperanten stilzwijgend genoten?

Maar de essentie is dat de overdracht van de lopende ontwikkelingsprojecten van ABOS aan BTC een zeer ingewikkelde operatie is. Voor ieder project afzonderlijk moest, in overleg met het partnerland in kwestie, een gedetailleerde inventaris worden opgemaakt. Cijfers incluis, want de BTC is een bedrijf dat ervoor moet zorgen dat zijn balans klopt.

Zoals in Marokko weer eens bleek: de protocollaire verplichtingen van een staatssecretaris zijn eindeloos. U hebt er een broertje aan dood.

Boutmans: Maar nee. Ik probeer dat protocollaire, dat natuurlijk niet altijd het leukste is, een inhoud te geven. Ik lees bijna nooit een vooraf geschreven speech af. Ik probeer altijd opnieuw mijn fundamenteel respect te betonen voor de mensen die mij ontvangen. En ik neem iedere keer opnieuw de moeite mijn visie op ontwikkelingssamenwerking, met dat accent op het culturele, milieu, mensenrechten…, te verduidelijken. Ik houd me niet op een afstand. Ik doe dit met heel veel passie, met heel veel engagement. Ik hoor dat sommige partners mijn ietwat ongewone aanpak wel een verademing vinden.

Een inhoudelijke boodschap brengen getuigt van meer respect voor uw gesprekspartners dan in een driedelig pak verschijnen.

Boutmans: Soms verschijn ik wel degelijk in een driedelig pak. Maar ja, ik heb mijn eigen stijl.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content