‘Ik ben zeer te spreken over de dienstencheques’

'We moeten ervoor zorgen dat mensen niet meer schulden aangaan dan ze kunnen dragen.' © HATIM KAGHAT

De index hervormen, besparen in de sociale zekerheid, een vermogenswinstbelasting invoeren en de bedrijfswagen met tankkaart ’tegen het licht houden’: Jan Smets, gouverneur van de Nationale Bank, gaat geen onderwerp uit de weg. ‘Ik weet het, wat ik zeg, is niet populair.’

Jan Smets schrijdt de vergaderzaal binnen op de vierde verdieping van het gebouw van de Nationale Bank in Brussel. Zo goed als zijn hele carrière heeft hij in deze vertrekken doorgebracht. Smets staat bekend om zijn bedachtzaamheid. ‘Natuurlijk kan een gouverneur van de Nationale Bank alles zeggen, maar ik denk altijd goed na over wat ik precies wil vertellen’, zegt hij. Voorjaar 2015 werd Smets, die in het verleden enkele uitstapjes maakte naar de kabinetten van de christendemocratische premiers Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene, benoemd tot gouverneur van de Nationale Bank. Hij treedt in de voetsporen van illustere voorgangers als Fons Verplaetse, Luc Coene en Guy Quaden. Hij formuleert helderder dan de eerste, minder ideologisch dan de tweede en trefzekerder dan de laatste. En hij gaat geen enkele netelige kwestie uit de weg.

‘De grootste uitdaging voor België en Europa is nog altijd de economische groei weer op peil te krijgen’, stelt Smets. ‘We hebben de crisis van 2008 achter ons gelaten. We zitten nu in een periode van moeizaam herstel, de economische groei is nog altijd mager. Als we ons welvaartsmodel willen vrijwaren, hebben we echt meer groei nodig.’

Wij doen het slechter dan onze buurlanden. De Belgische economie groeit met 1,5 procent. In Duitsland is dat 1,7 procent, in Nederland 2 procent.

JAN SMETS: Dat komt wellicht door de hervormingen die de regering-Michel doorvoert. We besparen op onze overheidsuitgaven en door de loonmatiging gaat er koopkracht verloren zodat mensen iets minder uitgeven. Dat kost ons op korte termijn een beetje groei. Maar die hervormingen zijn wel nodig om onze concurrentiekracht te herstellen. De weddenschap van deze regering is dat ze op langere termijn voor méér welvaart zullen zorgen, en ik denk dat ze daarin gelijk heeft. In ieder geval moeten we wel opnieuw proberen aan te pikken bij de gemiddelde groei in de eurozone.

Sommige economen beweren dat de groei van vóór de crisis nooit meer terugkomt.

SMETS: De economische groei van soms drie procent per jaar, die we voor de financiële crisis kenden, was ook gedeeltelijk ‘gedopeerd’: ze kwam tot stand dankzij overmatige schulden, budgettaire excessen en zeepbellen. In die zin moeten we hópen dat die groei nooit meer terugkomt. Maar we zouden meer moeten kunnen halen dan de 1 tot 1,5 procent van vandaag.

Hoe dan?

SMETS: We moeten nog meer inzetten op onderzoek en ontwikkeling: we hebben die innovaties en technologische vooruitgang nodig om mee te kunnen in de wereld. Maar in België is de grootste uitdaging om meer mensen aan de slag te krijgen. Zeker nu onze bevolking vergrijst, hebben we er belang bij dat iedereen een baan heeft. Daarbij zie ik een cruciale verschuiving op onze arbeidsmarkt: vroeger luidde het paradigma dat we voor iedere werkzoekende een job moesten vinden, nu zullen we alle talenten moeten aanboren om de arbeidsplaatsen te vullen. De overvloedige arbeidsreserve verdwijnt, dus kunnen we het ons niet meer permitteren om talenten verloren te laten gaan.

Vorig jaar zei u in dat verband dat we de vluchtelingen goed konden gebruiken. Nu blijkt dat ze te weinig geschoold zijn om bij ons een baan te vinden. Was u te optimistisch?

SMETS: Misschien. (denkt lang na) Wat ik toen heb willen zeggen, is dat we die vluchtelingen opvangen om humanitaire redenen. Uiteraard kost die opvang de overheid op korte termijn geld. Maar dat kun je ombuigen in een investering als je erin slaagt die vluchtelingen te integreren en te activeren in de arbeidsmarkt. Daar moeten we absoluut op blijven inzetten, want ze kunnen ons helpen om ons tekort aan arbeidsreserve goed te maken. Het resultaat is voorlopig teleurstellend. We doen het veel slechter dan de rest van Europa: bij ons bedraagt de werkgelegenheidsgraad van niet-Europeanen 45,5 procent, terwijl het gemiddelde van de EU-lidstaten op 56,5 procent ligt. Hoe komt dat?

Ja, hoe komt dat?

SMETS: In het verleden hebben onze hoge arbeidskosten zeker meegespeeld. En het is een feit dat veel van die niet-Europeanen laaggeschoold en bijgevolg niet goed gekwalificeerd zijn voor onze arbeidsmarkt. We moeten dus investeren in opleiding. In afwachting daarvan ben ik ook zeer te spreken over de dienstencheques.

Is dat geen vorm van subsidies die vooral de welgestelden ten goede komt?

SMETS: Alles kan beter, maar het opzet van de dienstencheques is goed. Je hebt een vraag naar diensten, zoals schoonmaken en strijken. En je hebt mensen met een lage kwalificatie die een job zoeken. Met de dienstencheques breng je die twee samen. Bovendien ban je ook nog het zwartwerk uit de samenleving. En het is een zeer flexibel systeem: als je dat wilt, wordt je strijk om negen uur ’s avonds bij je thuis afgeleverd. Je kunt dan tegenwerpen dat het de overheid veel kost en dat vooral de mensen met geld ervan gebruik maken, maar het grote voordeel van de dienstencheques is toch dat mensen met minder kwalificaties op deze manier op een legale manier aan de bak komen en dat ze in orde zijn met de sociale zekerheid en pensioenrechten opbouwen.

Die dienstencheques wegen op de begroting. De regering-Michel heeft het beloofde budgettaire evenwicht tegen het einde van de regeerperiode ook al laten varen.

SMETS: Dat is niet wat ik hoor. Het is buitengewoon belangrijk dat deze regering vasthoudt aan haar begrotingstraject.

En zal dat lukken? Europa gaf België vorige week nog een slecht rapport voor haar begroting.

SMETS: Budgettair moet de regering-Michel een tandje bij steken, zeker. Niet alleen omdat we ons aan de Europese begrotingsregels hebben te houden, maar ook omdat de mensen een overheid wantrouwen die haar budgettaire verplichtingen niet nakomt. Ze zullen minder uitgeven en meer sparen omdat ze vrezen in de toekomst zelf te moeten opdraaien voor hun pensioen en de kosten voor gezondheidszorg. Dat is niet bevorderlijk voor het economisch herstel.

Gaan besparingen en economisch herstel wel samen?

SMETS: Het Europese begrotingsbeleid is niet meer zo streng gericht op besparen als enkele jaren geleden. Bovendien voert de Europese Centrale Bank (ECB) nu een beleid dat het herstel moet aanjagen en dat wordt inderdaad het best gecombineerd met een groei-ondersteunend regeringsbeleid. Alleen, voor een expansief budgettair beleid moet er marge zijn en die heeft België eenvoudigweg niet.

We zijn een van de meest welvarende landen ter wereld: kan België zich werkelijk niets meer permitteren?

SMETS: Ons begrotingstekort zit rond drie procent en de staatsschuld bedraagt 106 procent van het bbp. Onze marge is dus zeer beperkt. Dat neemt niet weg dat politici beslissingen kunnen nemen die de groei bevorderen en voor meer jobs zorgen. Het zou goed zijn als ze meer geld vrijmaken voor investeringen. Die zorgen voor groei op korte termijn en stimuleren onze economische ontwikkeling op langere termijn. Dat is het beste van twee werelden. Het niveau van de overheidsinvesteringen is al decennialang zeer laag in België. We hebben dringend investeringen in infrastructuur nodig.

Meer investeringen én een begroting in evenwicht: waar moet het geld daarvoor vandaan komen?

SMETS: Het is niet aan mij om te beslissen over de politieke opties, maar de regering moet waken over een correcte inning van belastingen en bijdragen. Bovendien liggen onze uitgaven hoger dan in onze buurlanden, dus moeten we vooral besparen op onze uitgaven – en zonder taboes.

Er moet ook worden gekeken naar de sociale zekerheid?

SMETS: Daar zijn zeker nog efficiëntiewinsten mogelijk. De regering-Michel heeft met de nieuwe begroting weer enkele stappen gezet in de gezondheidszorg en dat is goed. En als minder mensen vervroegd met pensioen gaan, is dat behalve een besparing ook een versterking van het arbeidsaanbod.

Door de taxshift dalen de loonkosten. Ondertussen bedraagt de inflatie in België 2 procent, en dat is veel meer dan elders in Europa. Bedreigt dat niet onze herwonnen concurrentiekracht, aangezien onze lonen aan de index en dus aan de inflatie zijn gekoppeld?

SMETS: Dat is inderdaad een gevaar. In België is de inflatie 2 procent, maar de producten worden niet duurder omdat de vraag stijgt – een teken dat de economie zich verder herstelt. Waarom ligt onze inflatie dan wel zo hoog? Voor een goed deel komt dat door de stijging van de indirecte belastingen en accijnzen.

Die verhoogd werden door de regering-Michel.

SMETS: Ja, maar dat is slechts de helft van het verhaal. We zijn aan het bestuderen waarom bij ons ook de prijzen in de dienstensector, telecom en horeca al een tijdje sterker stijgen dan in de rest van Europa. Ook dat zorgt ervoor dat we zo’n hoge inflatie kennen. En die inflatie sijpelt door in de rest van de economie. Vergeet niet dat meer dan 10 procent van onze prijzen geïndexeerd zijn, zoals de huur en het openbaar vervoer. En door de indexkoppeling zullen ook de lonen stijgen. Dat alles kan onze competitiviteit opnieuw in gevaar brengen.

Is de automatische koppeling van de lonen aan de index wel houdbaar?

SMETS: Dat hoeft geen probleem te zijn. België is wel energiegevoeliger dan andere landen. Onze huizen zijn niet zo goed geïsoleerd, we rijden veel met de auto en onze indirecte belastingen op energie liggen lager dan elders in Europa, dus de prijs remt het energieverbruik minder af. Als de energieprijs, die nu erg laag staat, ooit stijgt, klimt onze inflatie nog een stuk hoger dan het Europese gemiddelde. En als gevolg daarvan zullen vele tarieven, lonen en uitkeringen stijgen. We moeten de index niet afschaffen, we moeten wel een systeem vinden dat dit energie-effect corrigeert.

In 1993 werden alcoholische dranken, tabakswaren en motorbrandstoffen uit de index geweerd. U wilt hetzelfde doen met de energieprijzen?

SMETS: Laten we een systeem vinden waarbij een inflatiesurplus als gevolg van duurdere energie niet automatisch doorwerkt in prijzen, lonen en kosten. Mensen met een lager inkomen, bij wie de stookoliefactuur zwaarder weegt in het budget, kunnen zeker gecompenseerd worden, maar dat mag niet meer automatisch voor iedereen gebeuren. Die compensatie kan gebeuren via de sociale uitkeringen. Zo’n systeem zou ook meer prikkels geven om het energieverbruik te beperken.

We verbruiken te veel energie, onder andere omdat we te veel met de auto rijden. Moet er een einde komen aan de bedrijfswagen met tankkaart?

SMETS: Dat systeem van bedrijfswagens moeten we in ieder geval eens tegen het licht houden. Niet alleen in verband met het energieverbruik en de index, maar ook wegens onze fileproblemen. Mobiliteit wordt een schaars goed en dat moet zich vertalen in de prijs, dat is een economische wet. Met andere woorden, de prijs van vervoer en transport moet omhoog.

Dat is een vorm van ecofiscaliteit. Bent u voor een of andere vorm van vermogenswinstbelasting, zoals CD&V al langer vraagt?

SMETS: De Nationale Bank zegt al veel langer dat de lasten op arbeid naar beneden moeten en dat zo’n vermindering gefinancierd kan worden met een verschuiving niet alleen naar btw en ecofiscaliteit, maar ook naar belastingen op vermogen of vermogensinkomsten. De concrete opties zijn uiteraard voor de politiek.

De N-VA beweert dat België al aan de top staat qua belastingen op vermogen. Ter linkerzijde wordt het tegenovergestelde gezegd. Wie heeft gelijk?

SMETS: Onze successierechten en de registratierechten voor vastgoed liggen hoog. Dat is de reden waarom we globaal hoog staan in internationale vergelijkingen over belastingen op vermogen. Onze andere belastingen op inkomens uit vermogen zijn eerder gemiddeld in Europa.

Hoeveel geld zou de regering bij vermogens kunnen vinden?

SMETS: Daar kan ik met de beste wil van de wereld niet op antwoorden. Vergeet ook niet dat belastingen op arbeid een vrij stabiele inkomstenbron zijn voor de overheid, terwijl een belasting op inkomsten uit vermogen veel onstabieler is. Het ene jaar kunnen die inkomsten meevallen, het andere jaar tegenvallen. Maar we kunnen onze inkomsten niet meer exclusief uit belastingen op arbeid halen, we moeten ook kijken naar de andere inkomensbronnen. Een grondige hervorming van de fiscaliteit is zeker aan de orde.

De regering wil ook de vennootschapsbelasting verminderen en om dat te financieren alle aftrekposten schrappen. Goed idee?

SMETS: Eenvoud en transparantie zijn bij belastingen altijd goed, maar het is misschien toch wat simpel om met één pennentrek alle aftrekposten af te schaffen. Sommige daarvan hebben ook goede effecten. De notionele-interestaftrek bijvoorbeeld heeft eraan bijgedragen dat de financiële structuur van veel bedrijven in België de voorbije tien jaar danig verbeterd is. Het eigen vermogen van veel ondernemingen is er dankzij de notionele-interestaftrek op vooruitgegaan. Ze kunnen financieel tegen een stootje en dat is een goede zaak voor de economie.

U ziet de notionele-interestaftrek liever niet afgeschaft?

SMETS: Ik hoop dat men in ieder geval zorgvuldig zal kijken naar de effecten als men ze wel zou afschaffen. Centrale bankiers hebben gezien in wat voor een crisis een economie terecht kan komen als die te veel leunt op schulden en als banken een te dominante rol spelen. Onze bedrijven hebben een sterk eigen vermogen nodig, en ze kunnen zich ook beter meer financieren via andere wegen. Ze kunnen obligaties uitgeven en een beroep doen op de beurs. Nu is de financiering te sterk geconcentreerd bij banken, mede dankzij het fiscale voordeel voor het spaarboekje.

Moet dat worden afgeschaft?

SMETS: Ik zie niet in waarom alleen spaarboekjes een fiscale vrijstelling moeten genieten. Ik zou zo’n vrijstelling uitbreiden naar andere beleggingsvormen, zoals investeren in infrastructuurprojecten. Dat zijn zinvolle alternatieven. Als we die fiscale vrijstelling op die manier neutraler zouden maken, worden de banken ook weer minder dominant in ons financieel systeem. Nu de rente laag staat, is het een uitstekend moment om de fiscale vrijstelling van de spaarboekjes aan te pakken – al doen we dat beter geleidelijk, omdat spaarboekjes een belangrijke middelenbron zijn voor de banken.

De banken klagen steen en been over de minimumrente van 0,11 procent die ze bij wet verplicht zijn te betalen. Terecht?

SMETS:Er staat ongeveer 250 miljard euro op Belgische spaarrekeningen, 0,11 procent daarvan is 275 miljoen euro. Dat is niet zo veel in vergelijking met de stabiliteit die dat spaargeld hen oplevert. Als banken een rentabiliteitsprobleem hebben, zal het heus niet daaraan liggen.

Interessante vraag: hebben onze banken een rentabiliteitsprobleem?

SMETS: Ze deden goede zaken toen de rente daalde, want de renteverlagingen werkten sneller door voor de spaarboekjes en andere producten dan voor bijvoorbeeld hypothecaire leningen. Dat verhaal is nu voorbij: de daling van de rente is achter de rug. We zien dat de rentabiliteit van de banken nu onder druk komt te staan.

De rentetarieven voor hypothecaire leningen liggen te laag?

SMETS: Ik ben er zeker van dat veel rentetarieven de kosten en risico’s niet getrouw weerspiegelen. En dat is geen goede zaak. Ik denk niet dat er iemand belang bij heeft dat de financiële sector opnieuw in moeilijkheden komt. We moeten er trouwens ook voor zorgen dat mensen niet meer schulden aangaan dan ze kunnen dragen. Dat geeft ook aanleiding tot drama’s. Ik weet het, wat ik nu zeg, is niet populair, maar soit, ik maak me met mijn uitspraken altijd wel ergens impopulair.

DOOR PETER CASTEELS EN EWALD PIRONET, FOTO’S HATIM KAGHAT

‘In België bedraagt de werkgelegenheidsgraad van niet-Europeanen 45,5 procent, terwijl het gemiddelde van de EU-lidstaten op 56,5 procent ligt.’

‘Laten we een systeem vinden waarbij een inflatiesurplus als gevolg van duurdere energie niet automatisch doorwerkt in prijzen, lonen en kosten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content