Ondanks zijn povere scores bij ouders en leerkrachten in Knacks grote onderwijsenquête blijft Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet strijdvaardig. Bij het ingaan van zijn voorlopig laatste schooljaar verdedigt hij zijn beleid. ‘Ik heb veel visionair werk gedaan.’

Een onvoldoende bij de leerkrachten, bij de ouders met de hakken over de sloot. Een hervorming van het secundair onderwijs die door een grote meerderheid van ouders en leerkrachten wordt afgewezen. Het Vlaamse onderwijs dat in internationale vergelijkingen steeds meer andere landen en regio’s moet laten voorgaan. Het rapport van Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) na de grote Knack-enquête is niet fraai.

Pascal Smet: Bij mijn aantreden als minister van Onderwijs kreeg ik een tip van mijn illustere voorganger en partijgenoot Luc Van den Bossche. Ik had volgens hem de keuze: óf een goede minister, óf een populaire minister worden. Als je een goede minister wilt zijn, zo zei hij, zal het moeilijk zijn om een populaire te worden. Ik denk dat daar veel waarheid in zit. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat veel buitenlandse collega’s voor mijn scores zouden tekenen. Bij de ouders krijg ik nagenoeg evenveel vertrouwen als de Vlaamse regering. Die behaalt tegenwoordig 6,5 op 10, ik zit op 5,8.

De leerkrachten zijn strenger. Zij geven u een C-attest.

Smet: Ik kom in veel scholen, en daar hoor ik een ander verhaal. Ik geef toe dat het als minister zeer moeilijk is om rechtstreeks met leerkrachten te communiceren. Het overleg gebeurt nu via onderwijskoepels, vakbonden en directies. Zelfs als ik elke week een school bezoek – en ik héb veel scholen bezocht – kan ik in een regeerperiode misschien in 150 van de 3500 scholen rechtstreeks met leraars spreken. Maar als dat wel lukt, krijg ik vaak de reactie dat ze via de media een verkeerd beeld krijgen. Bovendien hebben specialisten al veel kritiek gegeven over deze manier van peilen.

Je kunt over een minister van Onderwijs ook moeilijk meteen een eindoordeel geven. Van veel dingen die we in deze regeerperiode beslist hebben, zie je pas over enkele jaren de effecten. Wie het onderwijs wil verbeteren, moet tegen meningen durven in te gaan en op lange termijn werken. Alleen stel ik vast dat langetermijndenken in de politiek niet vanzelfsprekend is. Het heeft ook te maken met de media. Ze werken graag met oneliners en ze berichten over onderwijs in termen van conflicten en problemen.

Is dat niet logisch, wanneer het zo lang duurt om tot een hervorming van het secundair onderwijs te komen?

Smet: Een essentieel kenmerk van democratie is dat je van mening moet kunnen verschillen. Je moet willen luisteren – en dat is vandaag helaas niet meer zo evident. Dat kost tijd, maar het brengt wel op. Specialisten die de bedrijfswereld en de arbeidsmarkt volgen, hebben hun steun al uitgesproken voor de hervorming van het secundair onderwijs. Ik krijg zelfs applaus van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka. Ik kan u garanderen: dat is écht mijn natuurlijke achterban niet.

Liefst 80 procent van de leerkrachten geeft aan dat ze de hervorming niet steunen. Vindt u dat niet verontrustend?

Smet: De weerstand van de leerkrachten is logisch: dat komt in alle landen voor. Tegelijkertijd zegt 70 procent ook dat ze niet goed weten wat de hervorming inhoudt. Beleid maken doe je op een macroniveau, terwijl leerkrachten leunen op hun eigen, concrete ervaring. Die verschilt ook nog eens van school tot school. Veel problemen die de leerkrachten in de enquête aanwijzen, liggen trouwens niet in handen van de overheid. De administratieve planlast komt bijvoorbeeld niet van ons. Dan is het voor mij ook moeilijk om daar een oplossing voor te bieden.

De meeste leerkrachten zien ook geen onmiddellijke noodzaak om te hervormen.

Smet: De samenleving verandert, en het onderwijs zal moeten meegaan. Dat is geen gemakkelijke boodschap. Maar bij het begin van het schooljaar zullen we aan alle leerkrachten en ouders een brochure sturen om de hervorming duidelijk uit te leggen. Het draagvlak kan pas groeien als iedereen weet wat er precies beslist is.

Komt de hervorming door dat gebrek aan steun op de helling te staan?

Smet: Ik ben er rotsvast van overtuigd dat ze zal slagen. We hebben deze beslissing niet zomaar genomen. We hebben jarenlang in de luwte onderhandeld, maar nu moet de betrokkenheid in de concrete uitvoering veel groter worden. Alleen, door de vrijheid van onderwijs in ons land kan de overheid wel zeggen wat een school met haar leerlingen moet bereiken, maar ze kan niet bepalen hoe ze dat moet doen. Dat wordt dus de grote uitdaging: hoe kunnen we als overheid samen met de koepels, vakbonden en andere onderwijsinstanties de hervorming in de goede richting blijven sturen?

De drie onderwijsexperts die vorige week in Knack aan het woord kwamen, waren nochtans duidelijk: u moet de boer op.

Smet: De timing van de beslissing over de hervorming was niet gunstig. Ze viel vlak voor de vakantie en te midden van de deliberaties. Dan hebben ze in de scholen andere zaken aan hun hoofd. Maar dat zullen we vanaf september dus rechtzetten. In de enquête noemen leerkrachten onder meer mondige ouders, anderstalige kinderen en heterogenere klasgroepen een probleem. Maar die zullen in een veranderende samenleving niet verdwijnen, integendeel. Ik denk dat de leerkrachten vooral hunkeren naar meer professionalisering.

U wilt die behoefte beantwoorden met een schaalvergroting. Wat houdt die concreet in?

Smet: De schaalvergroting is een van de belangrijkste beslissingen die ik als minister genomen heb, omdat ze de professionalisering en de ondersteuning zal bevorderen. Ik ben zelfs bij de bisschoppen langs geweest om de impact op het katholiek onderwijs te bespreken. Voor alle duidelijkheid: ik wil niet naar megascholen gaan. Ik wil het aantal schoolbesturen beperken, zodat de leerkrachten beter ondersteund kunnen worden en ze zich ook minder met administratieve beslommeringen hoeven bezig te houden. Vergelijk het met een culturele instelling: daar bemoeit de inhoudelijke directeur zich ook niet met de zakelijke aspecten.

Experts zeggen dat leerkrachten hun beroep nog te veel op de klassieke manier invullen. Ze zijn niet bezig met de negatieve effecten van het watervalsysteem.

Smet: Selecteren zit nu eenmaal in het DNA van ons onderwijs. Het kost tijd om zoiets te veranderen. Onderwijs is een kennisorganisatie, maar het gedraagt zich niet zo. Scholen wisselen over het algemeen ook weinig goede praktijken uit. Dat moeten we aanmoedigen. Vandaar ook dat we een kenniscentrum hebben opgestart om dat wel te kunnen doen.

Volgens de OESO blijven we intussen kampioen qua sociale ongelijkheid.

Smet: We mogen onze leerlingen niet te snel in een hokje stoppen. In alle landen die dat doen, loopt dat op termijn slecht af. Let op, dat is geen verwijt aan de leerkrachten. De hele organisatie van het onderwijs zal zich moeten aanpassen aan de groeiende diversiteit in de samenleving, en dus ook aan toenemende verscheidenheid onder de leerlingen. We zullen moeten differentiëren.

Uit de Knack-enquête blijkt dat het vaak spaak loopt tussen leerkrachten en ouders. Leerkrachten vinden dat ouders zich te veel bemoeien met de beslissingen van de school.

Smet: Mensen zijn nu eenmaal mondiger geworden, en het gaat om hun kinderen. De tijd dat ouders blindelings de beslissingen van de leerkracht volgden, is voorbij. Alles staat of valt met dialoog. In de meerderheid van de scholen zijn er nauwelijks problemen.

Onderschatten leerkrachten niet hoe moeilijk hun uitleg tijdens oudercontacten soms is?

Smet: Ook dat is een zaak van de scholen. Als de clientèle in een bedrijf of winkel verandert, wordt de personeelsopleiding aangepast. Dat moet het onderwijs ook doen. Ik vind dat elke leerkracht 5 à 10 procent van de werktijd in een schooljaar aan bijscholing moet besteden. Zo kunnen ze leren om beter om te gaan met anderstalige ouders, maar ook met hoogopgeleide ouders. Onderschat die laatste evolutie trouwens niet. Voor het eerst in de geschiedenis is de gemiddelde ouder hoger opgeleid dan de gemiddelde leerkracht. Dat vergt een compleet andere aanpak.

U hebt een nieuw pact aangekondigd om de lerarenloopbaan aantrekkelijker te maken. Daar is het de voorbije maanden wel heel stil rond geworden.

Smet: De vertraging met de hervorming van het secundair heeft dat opgehouden, maar we nemen het weer op. Ook zo’n loopbaanpact vergt veel tijd. De mental shift die nodig was, hebben we al verwezenlijkt. Ik hecht ook veel belang aan de zij-instroom, waarbij mensen van buitenaf gemakkelijker in het onderwijs aan de slag kunnen. Die kruisbestuiving zal samen met de schaalvergroting de professionalisering vooruitstuwen.

Eerst wilt u nog een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst sluiten met de onderwijsvakbonden. Waar gaan de onderhandelingen over?

Smet: We onderhandelen cao’s voor basiseducatie, hoger onderwijs en de andere onderwijsniveaus. Ze gaan over een eindejaarstoelage en over een aantal aspecten die verband houden met de kwaliteit van het werk van de leerkrachten. Ik wil trouwens ook onderlijnen dat we sinds 2009 al anderhalf miljard euro extra hebben vrijgemaakt voor het onderwijs. Buitenlandse collega’s vallen van hun stoel als ik hen dat vertel.

Ook de lerarenopleiding staat weer ter discussie.

Smet: De lerarenopleiding is pas in de vorige regeerperiode hervormd. Dat willen we niet meteen terugschroeven. In oktober stellen we een evaluatie voor. Dat is een drieluik: hoe zit het met de opleidingen zelf, wat zeggen de studenten, en welk profiel moet een leerkracht hebben? Het dossier is grondig voorbereid. De conclusies zullen we gebruiken om bij te sturen.

Vroeger kwamen leerkrachten in spe steevast uit het aso. Tegenwoordig is een lerarenopleiding vaak een optie voor leerlingen uit tso en zelfs het bso, of voor studenten die eerst faalden in een andere richting.

Smet: Dat is een wake-upcall voor de samenleving. Als mensen na hun secundair geen job willen in het onderwijs, zegt dat veel over het huidige systeem. Ik stel vast dat ze dat in Canada – ná hun grote onderwijshervorming – wél weer willen.

Zowel bij leerkrachten als bij ouders is er behoorlijk veel steun om centrale toetsen in te voeren. Vindt u dat een goed idee?

Smet: We moeten zeker voor kwaliteitsmeting zorgen in het secundair onderwijs, maar dan niet met een centrale toets. We weten allemaal waarop die uitdraaien: scholen herleiden de leerstof dan al snel tot wat in zo’n centraal examen ondervraagd wordt. In het basisonderwijs zullen leerlingen binnenkort een gevalideerde test moeten afleggen. Dat was gedurende decennia een volstrekt taboe.

Ouders en leerlingen hebben hoe dan ook recht op goede informatie over de kwaliteit van een school. Naast de inspectieverslagen die openbaar zijn, maken we – met de nodige duiding – de cijfers van de door de scholen uitgereikte A-, B- en C-attesten publiek. Veel hangt immers af van de schoolbevolking. Telt een school veel sterkere leerlingen van hoogopgeleide ouders, of moet ze vooral werken met leerlingen uit sociaal zwakkere gezinnen? Een ranking van de scholen komt er in elk geval niet, want dat is onzin.

Vindt u dat secundaire scholen de slaagcijfers van hun leerlingen in het hoger onderwijs moeten bekendmaken, zoals KU Leuvenrector Rik Torfs voorstelt?

Smet: Ik heb daar geen probleem mee. Ik zie niet in waarom we die informatie niet publiek zouden maken, op voorwaarde dat we duidelijk de context uitleggen. Er is vandaag een duidelijk afstemmingsprobleem tussen de eindtermen van het secundair en de begincompetenties van het hoger onderwijs. Daarom overleggen we met vertegenwoordigers van beide onderwijsniveaus. Het hoger onderwijs moet in de toekomst mee bepalen wat leerlingen op het einde van de middelbare school moeten kennen en kunnen. We gaan ook het overaanbod aan studierichtingen in het secundair evalueren. Leerlingen uit arbeidsmarktgerichte studierichtingen zullen eerst een schakeltraject moeten volgen om aan een hogere opleiding te beginnen.

U hebt nog negen maanden te gaan tot de verkiezingen. Wat mogen we nog van u verwachten?

Smet: Ik zal niet stilzitten. Op mijn agenda staat nog een lange lijst van af te werken punten: nieuwe onderwijs-cao’s, bijzondere maatregelen voor kinderen die speciale onderwijsnoden hebben, de participatierechten van leerlingen, de verdere uitwerking van de zij-instroom, de evaluatie van de pedagogische begeleidingsdiensten en de financiering van het hoger onderwijs. En natuurlijk is er ook de opstart van de hervorming en de schaalvergroting. Ik wil dossiers afronden en beslissen, zodat er na de verkiezingen geen tijd verloren gaat en er vanaf september 2014 dingen grondig zullen veranderen in het onderwijs. Daartoe heb ik zeker het nodige visionaire en concrete werk gedaan.

DOOR PATRICK MARTENS EN JEROEN ZUALLAERT, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Wie het onderwijs wil verbeteren, moet tegen meningen durven in te gaan en op lange termijn werken.’

‘Voor het eerst in de geschiedenis is de gemiddelde ouder hoger opgeleid dan de gemiddelde leerkracht. Dat vraagt een compleet andere aanpak.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content