Choreograaf Wim Vandekeybus over de spierkracht van de verbeelding.

INFO : Brussels kunstenweekend BRXLBRAVO van 25 tot 27 februari op heel veel locaties in Brussel. Info: 070 22 21 99 en www.brxlbravo.be.

Voorstellingen van Wim Vandekeybus en Ultima Vez. Info: www.ultimavez.com en 02 219 68 02.

Wie jonge verbeelding aan het werk wil zien, moet tijdens BRXLBRAVO, het Brusselse kunstenweekend van 25 tot 27 februari, in het Kaaitheater gaan kijken naar Rent a Kid, no Bullshit!, waarmee maar liefst vijfenveertig kinderen en jongeren tussen zeven en achttien jaar oud de Lange Nacht van de Dans openen en waarin ze zelf musiceren. Het is een productie van Wim Vandekeybus.

WIM VANDEKEYBUS: Ik heb me gebaseerd op wat de kinderen al kunnen en heb hen nieuwe aspecten van zichzelf laten ontdekken, met veel respect voor hen. De cast is een typisch Brusselse mix van culturen, ook kinderen die in België terechtgekomen zijn, zonder thuis. De voorstelling heet Rent a Kid, no Bullshit! omdat ik wil laten zien welke houding de kinderen tegenover reclame aannemen en hoe ze omgaan met zichzelf. Hun eenzaamheid, hun beleving van seksualiteit: het zit allemaal in beeld vervat.

Kinderen voelen snel aan wat het is om op een scène te staan. En ze hebben een reptielengeheugen. Loopt er iets fout, dan is dat eventjes erg, maar vijf minuten later gaan ze alweer vol energie aan de slag. Terwijl professionele acteurs en dansers veel sneller vastzitten als er iets verkeerd gaat. De jongeren hebben veel zelf uitgeprobeerd. Soms ontstonden jamsessies die maar bleven doorgaan. Elke jongere was peter of meter van een jonger kind. Ze vertelden hen verhaaltjes. We hebben elementen uit hun verzinsels gebruikt in de voorstelling. En sommige dromen die de kinderen hadden, hebben we verfilmd. Zo was er een kind dat het gevoel had dat het geplet raakte tussen twee auto’s. Kinderen zien daar minder de zwaarte van in dan ouderen. Voor hen is dat gewoon een droom die ze gehad hebben. Geen interpretatie.

Lichamelijkheid is een belangrijk thema in jouw werk. Hoe gaan kinderen en jongeren daarmee om?

VANDEKEYBUS: Natuurlijk krijg je na enkele dagen al groepjes en hangt er verliefdheid in de lucht, maar toch merk ik ook schroom bij de jongeren om elkaar aan te raken. Ik heb het gevoel dat veel ouders hun kinderen vanaf twaalf jaar niet meer vastnemen. Ze zijn het tactiele kwijt. Maar na een drietal dagen werken met hen kon ik dat openbreken.

Droomde je er als kind zelf van om acteur of danser te worden?

VANDEKEYBUS: Cultuur was helemaal niet sterk aanwezig in de familie. Ik was bezig met pony’s, samen met vrienden. We woonden op het platteland en ik was gefascineerd door de natuur. Mijn vader was dierenarts. Een harde wereld want de boeren belden, vaak bij nacht en ontij, pas naar mijn vader als het ergste al gebeurd was. En dikwijls ging ik mee.

Zouden de spanning in jouw voorstellingen en de fascinatie voor het animale met die jeugdervaringen te maken kunnen hebben?

VANDEKEYBUS: Ik denk het wel. Ook de manier waarop ik met de familie samenleefde: recht door zee, vol energie. Geleidelijk aan heb ik in mijn werk wel fascinatie ontwikkeld voor de psychologische spanningen tussen mensen. Ik kan mezelf niet verloochenen, maar ik zoek voortdurend naar andere manieren om mensen op een scène te tonen. Ze willen zich kunnen uitleven, verleiden, misleiden. In de nieuwe voorstelling, waaraan ik net begonnen ben en die onder andere op het festival van Avignon te zien is, ben ik bezig met dader en slachtoffer, schuld en onschuld. Dat kan nog allemaal veranderen, daarom laat ik me ook niet graag op de inhoud van mijn voorstellingen vastpinnen, maar ik ben wel gefascineerd door de toestand binnenin mensen. De mens is natuurlijk ook een dier, maar het tolerante of de drang om te verslinden, ontstaan vaak in het denken. Omdat het allemaal in het hoofd zit, kan je fantastische dansers hebben die eigenlijk helemaal niet goed zijn op de scène.

Omdat ze dansen in hun hoofd?

VANDEKEYBUS: Natuurlijk. Ik ben ook geboeid door gebreken van mensen. Op de scène kan dat een gave worden. Dat kan je nooit met perfectionisme naar boven halen. Ik neem graag het risico dat een voorstelling verkeerd kan lopen, want ik hou van de chaos, het verrassingseffect. Daarom werk ik graag met die kinderen en jongeren. Soms heb ik niet eens de tijd meer om met hen te praten voor de voorstelling begint. Dat is opbouwen, de kinderen komen aan, omkleden en baf, de lichten in de zaal gaan al uit.

In ‘Blush’ en ‘Sonic Boom’, jouw recentste voorstellingen, viel de spanning tussen structurering en het intuïtieve me op.

VANDEKEYBUS: Je kan niet blijven zorgen voor spectaculaire dingen op de scène. Soms moet je minder doen om meer effect te bereiken. De energie wordt soms bevroren om dan weer te ontploffen. In Sonic Boom was dat zeker zo, Blush was nog extraverter.

Tekst is belangrijker geworden in jouw werk.

VANDEKEYBUS: Dat is zeker dankzij de inbreng van Peter Verhelst, maar in Blush en meer nog in Sonic Boom zat veel materiaal van onszelf.

Gebruik je vaak je dromen als materiaal voor een voorstelling?

VANDEKEYBUS: Ja, omdat ik een soort wakkere dromer ben. Als ik ’s avonds in mijn bed ga liggen, blijft mijn geest doormalen. Luis Bunuel deed dat ook: terwijl hij aan het draaien was, trok hij zich af en toe een tijdje in een donkere kamer terug om zijn dromen actief te sturen. Zelf moet ik daar niet voor aan tafel gaan zitten en schrijven. Ik breng mijn droominhoud mee naar het repetitielokaal. Ik verbeeld mijn ideeën voor mijn acteurs en dansers. Ondertussen word ik in de loop van het repetitieproces natuurlijk voortdurend door hen beïnvloed. Zij moeten dan materiaal zoeken rond die aanzetten, waaruit ik dan dingen elimineer. Op zulke momenten moet ik een katalysator zijn. De teksten worden tegelijk met het werk op de scène geschreven.

Ik wil voortdurend andere wegen zoeken om het verhaal te vertellen, de structuur omgooien. Voor de nieuwe voorstelling beginnen we bijvoorbeeld in het hiernamaals en vragen we ons af hoe dat zal zijn. We creëren een fictieve wereld, waarin we dingen als passie uitschakelen.

Is dat de fascinatie voor het spirituele lichaam, zoals Jan Fabre dat omschrijft?

VANDEKEYBUS: Dat is de omschrijving die Jan Fabre eraan gegeven heeft. Ik daarentegen ben iemand die niet snel een naam kleeft op de thema’s waarmee hij bezig is, want ik probeer voor mezelf inhoudelijke vrijheid te behouden tot een voorstelling in première gaat. Ik ben meer een hypothetisch denker en daardoor ben ik misschien niet zo goed in het omschrijven van mijn werk. Mij interesseert het meer wat een ander erin ziet, omdat zoiets mij tijdens het werkproces aan het denken kan zetten. Het is een vorm van onzekerheid die een kracht is.

Dan moet je veel vertrouwen krijgen van de mensen met wie je werkt?

VANDEKEYBUS: Ik moet me inderdaad niet bewijzen. Ik ben een goede verleider, denk ik, om mensen zo nauw mogelijk bij het werkproces te betrekken. Dat iemand onverschillig is tegenover wat we aan het doen zijn, verdraag ik absoluut niet. Zo maak ik hen voortdurend wakker. Ik durf ook scènes in mijn voorstellingen in te bouwen die mijn acteurs en dansers absoluut niet goed vinden. Zo daag ik hen uit, omdat ik hen wil verrassen. Door die tegendraadsheid ontstaan vaak boeiende dingen. Het is natuurlijk belangrijk dat zij in de voorstelling in haar totaliteit geloven, want zij moeten het doen.

Je staat graag ook zelf op de scène.

VANDEKEYBUS: Omdat ik het gevoel heb dat ik zo dingen van binnenuit kan sturen. Ik heb een soort energie op de dansvloer die soms dingen kan oplossen. Ik vind het ook belangrijk om de kwaliteit van iedereen in het stuk in één of maximaal enkele woorden te omschrijven.

Je gebruikt soms filmbeelden op de scène. Is dat omdat je zulke beelden echt kunt sturen en omdat je een dynamiek wil teweegbrengen tussen wat vooraf opgenomen is, en wat live op de scène gebeurt?

VANDEKEYBUS: Mijn voorstellingen zijn heel cinematografisch opgebouwd. Het is dus niet zo moeilijk om ze te verfilmen, zoals we nu met Blush gedaan hebben. Als ik een verhaal verfilm, creëer ik een totaal ander universum. Film is veel afstandelijker, koeler, ook al zit je vlak op de huid van de acteur. Maar het medium en de interactie met de scène fascineren me. Omdat ik mijn manier van werken als choreograaf kan toepassen bij het filmen en omgekeerd, uit mijn ervaring met het nauwgezet monteren in een studio ook veel kan mee-nemen naar de repetitieruimte.

Je laat graag het lelijke, het schrikwekkende zien.

VANDEKEYBUS: Ik heb een zwart gat in mijn hoofd. Iets als de ijsberg die onder water zit en waarvan je af en toe een glimp te zien krijgt bij mensen, in de vorm van tics of ziektes die ze krijgen. De wereld nu is veel te veel bezig met het bewuste. Er is heel veel controle: socialiseren, vriendelijk zijn. Dat maakt ook alles veel oppervlakkiger. Op dat vlak is de scène een vrijplaats. Daar kan het donkere, dat een belangrijk deel van elke mens is, wel een plaats krijgen. Ik heb mijn eerste voorstelling What the body does not remember gemaakt omdat ik echtheid wou. Ik ben de priest of the true touch. We zijn toen stenen beginnen gooien naar elkaar, we stampten en ontweken elkaar net. Er was geen choreograaf. We konden dus niet op schoonheid terugvallen.

En wat is nog theater en wat niet? In mijn recentste voorstelling sneed een danser zich iedere keer in de borst. Waarom verlieten sommige mensen de zaal? Omdat ze de echtheid niet aankonden in een tijd waarin duizenden mensen vermoord worden? Er zitten mensen in de zaal, dus ik wil dat er in hun hoofden iets gebeurt. Ook op de scène: de dansers en de acteurs moeten elkaar echt aankijken.

Ben je destijds weggegaan bij Jan Fabre en zelf als choreograaf begonnen omdat je weg wilde uit zijn conceptuele aanpak van dat moment en meer directheid wilde?

VANDEKEYBUS: Zo heb ik er nog niet eerder over gedacht. Maar ik denk wel dat je gelijk hebt. Ik wou het directe, het oncontroleerbare, zoiets als een schok van je spieren als je inslaapt.

Is een voorstelling ooit af voor jou?

VANDEKEYBUS: Ben jij ooit af?

Paul Demets

‘Ik neem graag het risico dat een voorstelling verkeerd kan lopen.’

‘De toestand binnenin mensen fascineert me.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content