Hij doet ‘van alles’, maar het moet hem worden gevraagd , anders blijft hij in bed liggen. Jan Leyers, vanaf september opnieuw gastheer in ‘Nachtwacht’, over lammigheid, innerlijke noodzaak en anticiperend heimwee.

Ze zaten samen te ontbijten. Met de krant. Hij (Jan Leyers) en zij (zijn vrouw).

Zij: Hier Jan, zie, ze gaan ‘The God- father’ deel vier maken.

Hij: Mmm, dat wist ik al.

Zij: Maar ze zoeken nog een scenarist. Dat is toch écht iets voor u.

Hij: Allez sjoe, kom…

Zij: Maar ge hebt toch al meegewerkt aan films, ge schrijft muziek, ge kunt goed Engels…

Hij: Moet ik eens bellen? Hi, this is Jan Leyers from Belgium… Allez, dat is toch een andere wereld, sjoe.

Zij: Aaaaah! Dat vind ik zo verschrikkelijk aan u! Al dat talent en gij doet daar niks mee!

‘Zo begint mijn dag’, lacht Jan Leyers. ‘ Al dat talent en gij doet daar niks mee! En eigenlijk heeft ze gelijk, want ze bedoelt daarmee dat ik een lamme mens ben. Ik heb shotten onder mijn kont nodig om dingen te doen. Dat is erger dan luiheid. Lui betekent dat je opziet tegen dingen die niet plezant zijn: je bent te lui om je huiswerk te maken. Lam is dat je zelfs opziet tegen dingen die plezant zijn: je bent te lam om naar een fuif te gaan. Lammigheid is een doorgedreven staat van luiheid. Uit mezelf doe ik eigenlijk niks. Ik laat mij dingen vragen. Niet omdat ik mij te goed voel, maar omdat ik anders tot ’s middags in mijn nest blijf liggen.’

Zijn tv-carrière begon met zo’n schop onder z’n kont. ‘Ik kwam net uit Nederland, waar ik had vergaderd bij Mercury, de platenfirma van My Velma’, vertelt hij. ‘En dat was alleen slecht nieuws, die band kwam niet van de grond. In de auto zat ik mij af te vragen: wat nu, ik kan toch geen computers gaan verkopen? Ik was een kwartier thuis en kreeg telefoon van Bea Matterne van de VRT: of ik geen zin had om De geknipte gast te presenteren op TV1, samen met Leen Demare. Ik zei dat ik daar eens een paar dagen over wilde nadenken, want ik had nog nooit iemand geïnterviewd, ik kon niet eens iets wat op algemeen Nederlands lijkt… Een kwartier later komt mijn vrouw thuis, ik vertel haar dat ze gebeld hebben van de VRT, en zij zegt meteen: Allez, ge gaat dat toch doen? Wat hebt ge gezegd? Dat ik er eerst eens over moet nadenken, zeg ik. Ah, gij met dat nadenken altijd! Leer nu toch eens gewoon om ja te zeggen! Ja, denk ik, dat is eigenlijk wel waar. Ik heb de telefoon gepakt en gezegd: Het is goed, ik doe het.

Dat is een jaar of vijf geleden. Ondertussen is Jan Leyers alomtegenwoordig. Behalve popster en songsmid (onder meer voor Clouseau, voor de films van Jan Verheyen, voor idolen Peter Evrard en Natalia…) is hij een vaste waarde op televisie en auteur van de bescheiden bestseller De schaduw van het kruis.

Is ‘Jan Leyers’ een merk geworden, dat verschillende producten op de markt brengt?

JAN LEYERS: Ik voel me alleszins geen merk. Het typische aan een merk is dat een heleboel mensen anoniem dingen doen die onder één noemer naar buiten worden gebracht. Ze zeggen wel eens dat ik personeel in dienst moet nemen, om dan onder mijn naam muziek voor commercials te maken en zo. Maar dat gaat mij te ver. Ik ben een controlefreak, een eenmansbedrijf. Maar ik doe ‘van alles’, dat klopt.

Hoe komt dat?

LEYERS: Ik weet nog dat ik op een sociaal secretariaat werkte in een BTK-project, van bijzonder tijdelijk kader. We schrijven het jaar 1983, de periode van nog mínder dan no future. Ik zat daar aan mijn bureautje, mezelf af te vragen wat ik met mijn leven zou doen. Ik had een diploma filosofie, had mijn burgerdienst gedaan en speelde met Bart Peeters en Hugo Matthysen in een groepje, Beri-Beri – een fuifgroepje, met geen enkel perspectief om daar onze boterham mee te verdienen. Wat moest ik doen? Ik was graag met boeken bezig, maar ook met muziek… Dus dacht ik: eigenlijk zou ik een beetje van alles moeten kunnen doen. Een uomo dilettante universale worden. (lacht) En toen viel ik weer in slaap op mijn bureau.

Wat als er in 1983 wél een future zou zijn geweest?

LEYERS: Hugo Matthysen zegt altijd dat de crisis ons groot geluk is geweest. Want daardoor hebben wij een paar jaar kunnen aanmodderen en proeven van dingen die niet opbrachten, omdat er toch niets was dat wél iets opbracht. Dus dan speel je in een groepje, schrijf je muziek voor theater, schrijf je een musical… Als muzikant heb ik altijd die dingen gecombineerd.

Staat het verlangen om ‘een beetje van alles’ te doen niet haaks op een streven naar perfectie?

LEYERS: De dingen die ik doe, hebben wel iets gemeen: het is geen kwestie van scholing, je moet er alleen gevoel voor hebben. Het schrijven van popsongs is voor negentig procent aangeboren, zelfs tien jaar conservatorium brengt je daar geen stap dichterbij. Het modereren van een talkshow is een kwestie van goed kunnen luisteren en concentratie. Ik ben soms wel jaloers op mannen die zich heel doorgedreven kunnen specialiseren in bijvoorbeeld het schrijven van muziek voor Hollywood-films, maar dan moet je zo’n orkest echt van binnen en van buiten kennen. Nu, voor zestig man schrijven lukt mij wel, maar toch heb ik dat niet écht onder de knie. Misschien is het luiaardij, dat ik besef: oei, hier moet je dus echt moeite voor doen! En misschien is het ook zo dat ik nergens op wil worden vastgepind, dat ik overal een beetje Candide wil zijn… Als ik in de tv-studio iets verkeerd doe, heb ik een excuus, hè: jamaar, Jan is éigenlijk een muzikant… Maar misschien is het dom van mij om dat te zeggen.

’t Is wel heel sympathiek.

LEYERS:(lacht) Dat gaat meestal samen. Nee, ik ben gewoon de eeuwige dilettant. Voor mij moet het leven nog beginnen. Wat wil je later worden? Dat weet ik nog niet.

Het merkwaardige is dat u zowel in kringen van de ‘lage’ als in die van de ‘hoge’ cultuur serieus genomen wordt. Hoe zou dat komen?

LEYERS: Misschien omdat ik altijd zo eenvoudig gebleven ben. (lacht) Nee, ik heb daar geen verklaring voor. Ik ben een soort culturele Zelig. Altijd geweest. Toen ik zeventien was, waren mijn passies Dostojevski én de Beatles. Ik doe ook niet anders als ik een vraag stel aan Etienne Vermeersch in Nachtwacht dan als ik commentaar geef aan Natalia in Idool 2003. Ik ken weinig omstandigheden of sferen waar ik niet tenminste een tijdje graag vertoef. Ik ben dol op een platte kermis, maar net zo graag zie ik iemand zichzelf verliezen in cerebrale adjectieven op een of andere vernissage. Voor mij is dat allemaal een soort cinema, scènes waar je instapt, die je helemaal opslorpt, maar die ook niet té lang moeten duren.

Wat zegt dat over uzelf?

LEYERS: Dat ik eigenlijk een toerist ben in het leven. Dat ik het leven niet echt leef, maar van scène naar scène, van gebeurtenis naar gebeurtenis reis. Alsof het echte leven iets is dat elders is, iets dat zich achter die scènes bevindt. Als ik op een terras zit en een brouwer bakken bier zie verslepen, begin ik ook altijd meteen in gedachten het leven van die man te leiden. Ik ben een soort peul, zoals de mensen in The invasion of the bodysnatchers die vervangen werden door een replica.

Dan is genieten iets…

LEYERS: … wat mij veel moeite kost, ja. Ik betrap mij er soms op dat ik denk: dit is een moment waar ik later met heimwee aan ga terugdenken û fuck, dan kan ik er maar beter wat meer van genieten! In mijn boek noem ik het anticiperend heimwee. Dat is het overheersende gevoel: melancholisch zijn op het moment dat je eigenlijk nog hoort te genieten.

Wat is uw ultieme schoonheidservaring?

LEYERS: Ik weet nog dat ik nooit méér onder de indruk ben geweest dan toen ik op mijn zestiende, samen met een aantal vrienden, in het pikkedonker voor het eerst de elpee Astral Weeks van Van Morrison hoorde. Ik ben nooit meer zó van de kaart geweest.

Is het dát wat u zelf nastreeft als u een song schrijft?

LEYERS: Vroeger zei ik altijd: het ideaal is een meisje dat van huis wegloopt nadat ze een song van mij heeft gehoord. Dat lijkt mij het allerhoogste. Waarom ben je van thuis weggelopen? Ik hoorde ‘Dirty Cups’ van Jan Leyers en ik móest weg. Maar wat je nastreeft, is eigenlijk gewoon dat de song wérkt. Je begint met een idee en algauw ontstaat er een interne logica. Het mooiste is als een nummer je drie minuten lang verzoent met het leven. Goede muziek belooft je ook altijd iets. Wat, dat weet je natuurlijk niet.

Is het makkelijker om voor uzelf te schrijven dan voor pakweg Koen Wauters?

LEYERS: Nee, het is makkelijker om voor iemand anders te schrijven, omdat je die persoon beter kent. Terwijl, jezelf: je bent de mens die jezelf uitvindt, dus je moet iets uitvinden voor een instantie die zichzelf aan het uitvinden is… Je zit met twee variabelen, x en y, terwijl je anders alleen de y moet zoeken.

Is componeren voor u een innerlijke noodzaak?

LEYERS: Breed genomen op langere termijn wel, maar nooit acuut. I find myself doing it. Het is de pijl van Zeno: de hele beweging is innerlijke noodzaak, maar elk moment sta ik eigenlijk stil.

Soms moet u een hit op bestelling schrijven, zoals onlangs voor de nieuwe film van Jan Verheyen.

LEYERS: Wel, voor mij is dát dus romantiek. Als ik de biografie van een componist lees, ben ik altijd onder de indruk als ik lees: Toen kreeg hij de opdracht om tegen de volgende dag een nummer te schrijven. En hij deed dat gewoon. Dat vind ik indrukwekkender dan: In de Appalachen overviel hem een soort weemoed en toen begon hij dit nummer te tokkelen. Dat is wel sympathiek, maar er gaat niets heroïsch van uit. Toen de film A hard day’s night bijna klaar was, hadden de Beatles nog geen nummer dat zo heette – dus dat schreven ze dan even. Toen ze Hollywood-componist Sammy Cahn ooit vroegen What comes first, the words or the music?, antwoordde hij: First comes the phonecall. Ik vind mezelf een soort meubelmaker. Ik maak mooie kasten en stoelen, die lang meegaan. Het is aan de anderen om te beoordelen of het ook méér is dan een degelijk meubel. Le style, c’est l’homme. Probeer niet om iets origineels te doen, probeer iets goed te doen.

Hoe is het eigenlijk gesteld met de muziekbusiness in Vlaanderen?

LEYERS: Het gekke is dat er altijd wel één segment is dat marcheert. Nu is dat K3 en muziek die zich tot heel jonge kinderen richt. Maar dat kopiëren en gratis downloaden is natuurlijk een gigantisch probleem. En het zal volgens mij pas serieus worden aangepakt als er een grotere drukkingsgroep nadeel van zal ondervinden. Ik zweer u: als ik morgen een middeltje vind om gratis met mijn gsm te bellen, heb ik binnen de 24 uur politie aan mijn deur. Maar ja, die mannen met hun platen… (laconiek) Dat is maar een klein belang. Nog zoiets: in de horeca wordt de btw verlaagd naar zes procent, maar het verzoek om de btw op cd’s naar zes procent te verlagen, wordt verworpen. De horeca, ja, maar ach, die muzikanten…

Dat downloaden heeft natuurlijk een rebels imago, want platenfirma’s maken toch veel winst.

LEYERS: Wel, daar krijg ik het dus van, als mensen die geen benul hebben van wat een cd precies kost, even de rekening maken en zeggen dat 15 euro in de winkel te veel is. Dan denk ik: begin eens met je jeansbroek, want daarvan weet ik nu toevallig dat je die in Sri Lanka voor één euro kunt kopen. Als je het hebt over veel winst, zijn er andere sectoren waar je je pijlen op kunt richten. Een cd opnemen kost 40.000 euro, en voor hetzelfde geld wordt er niks van verkocht. De meeste debuten floppen. Dat is het probleem: platenfirma’s tekenen geen nieuwe groepen meer omdat er geen budget is, omdat er te weinig geld omgaat. En een platenfirma is geen ministerie van muziek, maar een bedrijf zoals een ander. Ik vind eigenlijk dat deze discussie niet meer door serieuze mensen wordt gevoerd, het moet in verstaanbare taal, lees: met café-argumenten, want als het wat ingewikkelder wordt…

Dat argument hoor je bij sommige intellectuelen wel eens met betrekking tot televisie. Waarom een breed cultureel programma als ‘Nachtwacht’ en geen gespecialiseerd boekenprogramma, bijvoorbeeld?

LEYERS: Je zult altijd wel 30.000 mensen vinden die het te simpel vinden, maar de VRT moet positie kiezen: het moet ergens over gaan, maar er moeten toch ook potentieel een paar honderdduizend mensen kunnen volgen zonder echte voorkennis. Als je van tevoren weet dat er maar 30.000 mensen kijken, tja… Maar wat is moeilijk? Wat is een moeilijk woord? Een relatief begrip, want je weet pas dat het een moeilijk woord is als je het niet begrijpt, dus dan gebruik je het ook niet. Als mijn garagehouder over mijn motor begint, zijn dat voor mij allemaal moeilijke woorden.

Gek genoeg vraagt niemand een gespecialiseerd tv-programma voor garagehouders.

LEYERS: Inderdaad, waarom eisen garagehouders geen eigen programma? Of boeren en tuinders een specifiek programma over zaden? Nee, maar een boekenprogramma wel: mensen die nooit tv kijken, eisen een programma over boeken. Nu, ik wil wel, maar het punt is: als ik met een schrijver praat, zegt hij zijn gedacht – en als ik dan vraag om dat eens in Nachtwacht te komen doen, haakt hij af. Pas op, ik zou het ook niet doen, hoor, over een collega mijn ongezouten mening geven in het openbaar. Ik zeg nooit iets negatiefs.

Waarom niet?

LEYERS: Dat is een principe. Ik haat het altijd als ik dat achteraf lees, want het staat er toch nooit zoals ik het bedoeld heb, of het is niet goed genoeg onderbouwd…

Sinds ‘De schaduw van het kruis’ verkondigt u wel openlijk uw mening over de Israëlische politiek.

LEYERS: Ja, omdat ik vind dat het on-evenwicht veel te groot is, al begint het ondertussen te kantelen. Je mag stilaan over Israël spreken als over een ander land. Ik heb mij lang geërgerd aan het feit dat, als je kritiek had op Israël, je meteen een antisemiet – lees: een nazi – was. Die tendens bestaat nog. Maar neem me niet kwalijk: waarom hebben wij Zuid-Afrika jarenlang geboycot en steunen wij nog altijd Israël? Ik geloof trouwens dat het probleem onoplosbaar is: twee mensen willen op dezelfde stoel zitten, omdat die hen al tweeduizend jaar beloofd is. Je mag muren bouwen en roadmaps uitstippelen zoveel je maar wil.

Heeft de reis uw blik op religie veranderd?

LEYERS: Ik vraag mij nu vooral af waar de verschillen vandaan komen. Waarom is het ene volk katholiek en het andere, honderd kilometer verderop, orthodox? (lacht) Ik ben zeker als ik daar een tv-programma over zou maken, dat er 30.000 mensen gefascineerd naar zouden kijken.

Bent u zelf religieus?

LEYERS: Laten we zeggen dat ik nu sterk ervaar hoe de mens vanuit de onwil om zich neer te leggen bij zijn sterfelijkheid een godsbeeld creëert en een eeuwig leven. Dat heeft met ouder worden te maken, met het besef: mijn tijd raakt op. Maar geloven doe ik niet. Al is dat misschien niet nodig. Op de Westelijke Jordaanoever heb ik een rabbi ontmoet, die mij een prachtig verhaal vertelde. Hij vond de joodse godsdienst geweldig, de rituelen, de synagoge… Er was maar één probleem: hij geloofde niet in God. Dat had ik vroeger met mosselen: ik vond alles aan mosselen geweldig – de geur, het opschudden, dat geluid – maar ik lustte ze niet.

Nu, dat verhaal van die rabbi klinkt als een mop, maar het was waar: omdat hij niet in God geloofde, was hij tien jaar geleden naar een oudere rabbi gegaan voor advies. Geen probleem, had die gezegd, doe gewoon één jaar lang alsof je in God gelooft. En dat doet die man nu al tien jaar, hij leidt zijn leven alsóf God bestaat. Toen ik dat verhaal hoorde, dacht ik: eigenlijk geldt dat voor alles. We leven alsof alle mensen gelijk zijn, alsof rechtvaardigheid te verkiezen is boven onrechtvaardigheid. Allemaal dingen die je voor jezelf als waarheid poneert, maar die je net zo min kunt bewijzen als dat God bestaat.

Uw nieuwe reisprogramma op Canvas volgend jaar, wat wordt dat precies?

LEYERS: De opnamen beginnen in september. Ik reis langs de tien landen die lid worden van de Europese Unie. Het zal qua toon en interessesfeer aansluiten bij De schaduw van het kruis. Het zal niet gaan over waar je in Boedapest de lekkerste goulash kunt eten. Het wordt eigenlijk een herontdekking van het oude Europa. Proberen de tijd op te roepen toen Praag en Boedapest steden waren zoals Londen en Parijs – de opera’s van Mozart, bijvoorbeeld, gingen in première in Wenen of Praag. We hebben nu een soort interludium achter de rug, zodat we de indruk hebben dat het een vreemde wereld is die bij Europa komt. Terwijl het meer zoiets is als de terugkeer van de verloren zoon.

Tot slot: in weerwil van uw populariteit en imago bent u nog nooit benaderd door een politieke partij.

LEYERS: Nee. En waarom niet? Geen idee. (denkt na) Of wacht, het antwoord is simpel: ik ben 45, en dus gewoon te oud voor de politiek. Al een geluk dat ik die ambitie niet heb.

Stel: u wordt alsnog gebeld. Zou u er-over nadenken?

LEYERS: Nee. Ik haat vroeg opstaan, ik haat vergaderen, ik kan niet tegen compromissen… En 95 procent van je tijd zit je te vergaderen met vertegenwoordigers van Unizo over het gewicht van kartonnen verpakkingen. Of, als je minister van Landbouw bent, moet je kunnen doen alsof kiekeneten plotseling het belangrijkste onderwerp ter wereld is. Ik bewonder de flair waarmee politici van onderwerp naar onderwerp gaan. Maar ik kan mij niet interesseren voor dingen die mij niet interesseren.

Wat zou uw vrouw zeggen als u volgend jaar een verkiesbare plaats werd aangeboden?

LEYERS: Die zou zeggen: Allez Jan, ge hebt toch medewerkers, die dossiers worden allemaal voorbereid, dat kunt gij er toch nog bijdoen!

Joël De Ceulaer

‘MENSEN DIE NOOIT TV KIJKEN, EISEN EEN PROGRAMMA OVER BOEKEN.’

‘HET IS MAKKELIJKER OM VOOR IEMAND ANDERS EEN SONG TE SCHRIJVEN, OMDAT JE DIE PERSOON BETER KENT DAN JEZELF.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content