Koen Daerden voelt zich weer voetballer. Een opmerkelijke transfer bracht hem van Club Brugge naar Standard, waarmee hij zondag op het veld van Sporting Charleroi de poulefase van play-off 2 afsluit.

Er speelt weer een Daerden bij Standard Luik. Vader Jos maakte, samen met Simon Tahamata, Eric Gerets en Michel Preud’homme deel uit van de legendarische generatie die de Rouches in 1981 de beker en in 1982 en 1983 de titel bezorgde. Tussendoor werd nog de finale van de toenmalige Beker voor Bekerwinnaars gespeeld. Verloren van Barcelona na een paar discutabele scheidsrechterlijke beslissingen. Walter Meeuws trapte in de laatste minuut Barça-winger Francisco El Lobo Carrasco zowat doormidden omdat die tijd stond te winnen aan de cornervlag. Rood was het logische gevolg.

Koen Daerden, zoon van Jos, is te jong om dat bewust te hebben meegemaakt. Maar vaders passage als hoofdtrainer bij de Rouches, in het seizoen 1996-1997, herinnert hij zich maar al te goed. ‘Ik was een echte fan, met sjaal en al. Nu moet je dat niet overschatten, want toen mijn vader trainer werd bij Lierse en Lommel kocht ik daar óók een sjaal. ( lacht) Toch heb ik heel goeie herinneringen aan dat jaar Standard. Dat de familie Luik- minded was speelde mee, maar ik herinner mij vooral de fantastische sfeer. Die was er vooral de eerste zes maanden van het seizoen. In de winterstop werd de halve ploeg verkocht, wat in die jaren typisch was voor Standard. Je voelde dat het vanaf dan bergaf zou gaan.’

‘Wat ik me daar ook van herinner, is dat ik toen blijkbaar eindelijk de leeftijd had om als volwassene beschouwd te worden wanneer het over voetbal ging. Mijn vader is dat jaar meermaals komen vragen: hoe zie jij dit, hoe schat jij dat in? Misschien was dat meer om zijn hart te kunnen luchten dan om mijn visie op de ploeg te kennen, maar ik vond het toch fijn.’

Na één jaar was het bij Standard over voor Jos Daerden. De club investeerde zwaar om zijn eeuwfeest alle luister bij te zetten. Aad De Mos werd trainer, en voor veel geld werden de Mpenza’s binnengehaald. Een succes werd het niet.

Het verleden van zijn vader speelde echter geen rol bij Koens keuze voor Standard. Voor dergelijke emoties is in de voetballerij al lang geen plaats meer. ‘Nee, we praten over zaken die bijna 30 jaar geleden gebeurd zijn, daar ga ik nu geen rekening meer mee houden. Het is fijn dat ik hier nog regelmatig aan zijn mooie carrière herinnerd word, maar meer ook niet.’

Als Standard Hamburg had verslagen, speelden jullie morgen de halve finale van de Europa League. Standard doorliep in Europa een prachtig parcours, maar mogen we zeggen dat er in de laatste thuismatch tegen HSV niet uit is gekomen wat erin zat? Verliezen is geen schande, maar Standard leek er eigenlijk op geen enkel moment echt in te geloven.

Koen Daerden: Dat klopt misschien wel. Het was hinken op twee gedachten: we moesten scoren, maar wisten dat een doelpunt van hen waarschijnlijk dodelijk was. Na die wereldgoal van Mladen Petric voelde je dat het er gewoon niet meer in zat. Dat we een goal in het krijt stonden, heeft een grote rol gespeeld. Tegen Salzburg of Panathinaikos moesten we een voorsprong verdedigen, dat is anders. Ik denk dat wij op dit moment nog niet in staat zijn om druk te leggen op een tegenstander wanneer het echt moet, en dat geldt zowel Europees als in de Belgische competitie.

De verwachtingen hebben ons die dag de das omgedaan. Er werd al niet meer gepraat over de halve finale, nee, zelfs de finale was haalbaar. Ik begrijp dat, als je ziet welke ploegen we al klopten en wie er nog in de running was. Maar het heeft de focus voor de match tegen Hamburg zeker geen goed gedaan.

Na de Europese uitschakeling bleef er voor Standard enkel de play-off 2 over. Valt daar plezier uit te halen als speler?

Daerden: Plezier… Je merkt dat er een bijzonder sfeertje hangt bij wedstrijden in play-off 2. De spanning lag vóór de play-offs: ben je bij de beste zes of niet? En voor de ploegen onderaan: wordt het vechten tegen degradatie of niet? Maar nu dat wegvalt, zie je dat sommige ploegen het laten hangen. Charleroi had na drie matchen nul punten. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken met welke instelling die de rest van hun programma afwerken, zeker? Het is voor hen aftellen naar de vakantie. Je zou zeggen: een ploeg die zich gered heeft, die kan bevrijd gaan voetballen, maar zo werkt het niet. Clubs als Charleroi of Lokeren hebben al een zwaar jaar achter de rug. Die richten zich op volgend jaar en experimenteren nog wat, tot het seizoen eindelijk gedaan is.

Trouwens, ook voor ploegen die play-off 1 net wel haalden, is het seizoen psychologisch eigenlijk over. Kijk naar Zulte Waregem. Toen die bij de eerste zes eindigden, was het bijna alsof ze kampioen waren. En dan lukte plots niets meer. Sommige jongens waren totaal uitgeblust, ik snap dat.

Het publiek reageert ook zo lusteloos in de play-offs.

Daerden: Geef ze eens ongelijk. Supporters gaan geen 15 euro betalen voor een eindeseizoensmatch zonder inzet. Ze hebben al 200 à 300 euro moeten neertellen voor een abonnement.

In principe ligt er een mooie prijs te wachten.

Daerden: Ja, als je helemaal tot het einde raakt. Maar nogal wat ploegen gaan er blijkbaar van uit dat zij daar niet zullen raken, en dat maakt het een vreemde competitie met rare wedstrijden. Nu ja, het is onze eigen schuld dat we daar zitten. Volgend jaar moet Standard naar play-off 1.

Toen je hier aankwam, voelde je na twee dagen dat er een trainerswissel in de lucht hing, zei je in Sport/Voetbalmagazine.

Daerden: De sfeer zat absoluut niet goed. Alsof er een tijdbom lag te tikken, het was wachten tot hij zou ontploffen. Je ziet dat direct op training, je hoort het als je met spelers praat. Ik wist snel dat het voor Laszlo Bölöni uit was bij Standard. Volgens mij was het voor beide partijen beter dat de wegen scheidden.

Welke indruk had je van Bölöni?

Daerden: Een veeleisend man, op alle gebied. Voetbaltechnisch, maar ook in de zaken daarrond. Ik had soms de indruk dat hij het zichzelf moeilijk maakte. Waar Bölöni echt berucht voor was: hij gooide voortdurend het programma overhoop. Ik ben ooit drie kwartier te laat gekomen voor een ochtendtraining: Bölöni had ’s avonds nog gezegd dat we om 10 uur zouden trainen maar veranderde later blijkbaar van gedacht. Daar worden spelers niet happy van.

Het was geen aangename manier van werken, je wist gewoon niet waar je aan toe was. Het creëerde nodeloos spanningen. Als de resultaten dan tegenvallen, rekenen ze je dat aan. Ik snap nog altijd niet waarom hij zo deed. Geef toch een vast uur, wat is daar mis mee?

Er wordt gezegd dat Standard aan het einde van een cyclus zit. Belangrijke spelers staan op het punt te vertrekken, er moet gebouwd worden aan een nieuwe ploeg. In feite heb je bij Club hetzelfde meegemaakt. Zou het kunnen dat jij altijd op het slechtste moment naar een nieuwe ploeg trekt?

Daerden:(lacht) Ach… of het een goed moment is, weet je pas nadien. In 2001 kon ik bij Fulham tekenen, en Genk had toen net een zwak seizoen achter de rug. Nu ben ik blij dat ik het niet gedaan heb, want anders was ik in 2002 geen kampioen geworden. Anderzijds: wie weet wat ik bij Fulham nog had meegemaakt?

Standard zit inderdaad een beetje op het einde van een cyclus. Er gaan er een paar vertrekken, en dat begrijp ik ook. Ik zie die mannen op training. Er lopen hier een paar jongens rond met een niveau waarmee ze verder kunnen kijken dan de Belgische competitie.

Die indruk gaf jij als prille twintiger zeker ook. Toen begon een lijdensweg vol blessures. Het begon met een scheur in de meniscus op een training met de nationale ploeg, in maart 2007.

Daerden: Het was een klein scheurtje, een beetje irritant maar op zich niets ergs. Het zal wel gaan, dacht ik, en ik heb die week nog een interland tegen Portugal gespeeld. Dat is me slecht bekomen: de rest van het seizoen was ik out. Stom, maar oké, normaal was ik daar na twee, drie maanden revalideren van af. Net op tijd om de voorbereiding van het seizoen 2007-2008 te beginnen, het eerste jaar onder Jacky Mathijssen.

Die voorbereiding was organisatorisch een absolute ramp. Er werden veel te veel wedstrijden aangenomen. Waarom weet ik nog altijd niet. Ik herinner me dat we dinsdag naar Frankrijk vlogen met amper achttien spelers, daar in de volle zon zwaar trainden op het verschrikkelijkste patattenveld dat ik ooit heb gezien, en daarna met die achttien man in twee dagen tijd tegen Cannes en Rennes speelden, toch twee ernstige ploegen. Vrijdag het vliegtuig op, dan in het weekend weer twee matchen, woensdag een match, zaterdag de Supercup én, als klap op de vuurpijl, zondag nog eens het vliegtuig op om een match in Athene te spelen.

Totaal overdreven was dat. Ik raakte overbelast, want ik speelde bijna elke wedstrijd en miste haast geen training. Op het einde van de voorbereiding zou ik dat bekopen. In de Supercup kwam een stuk kraakbeen los.

Zoiets zou niet mogen met een speler die nog herstellende is. Wie is daar in de fout gegaan?

Daerden: Die zomer zijn er bij Club zaken gebeurd die inderdaad niet door de beugel kunnen. Maar wie heeft daar schuld aan? Moeilijk te zeggen. In feite had ik zelf op de rem moeten gaan staan. Maar ja, ik was een speler die er altijd vol voor ging, niet het type dat er zomaar even bijloopt. Plus: je wilt je bewijzen na een ontgoochelend seizoen, zowel voor mij als voor Club. Dat was het turbulente jaar onder Jan Ceulemans. Club heeft de zomer nadien zwaar geïnvesteerd, wat onvermijdelijk ook druk heeft gezet op de spelersgroep. Misschien heb ik mij daar te veel in laten meezuigen. Ik ben naïef geweest. Mijn karakter heeft me parten gespeeld

Is dat veranderd? Ben je kalmer geworden op training?

Daerden: Er zijn trainingen die ik bewust een beetje aan me voorbij laat gaan, ja. Ik ben bang om het opnieuw mee te maken, dat verstop ik niet.

Rekenen trainers je dat niet aan? Als ze tussen spelers moeten kiezen, dan is degene die op training de flauwste indruk liet meestal de pineut.

Daerden: Tja, ik heb toch geleerd dat je bepaalde contacten beter vermijdt. Sommige spelfases zijn nu eenmaal gevaarlijk, en ik zie er het nut niet van in om risico te lopen. Dan mag de ander de bal hebben, ik hou even in. Gekke tackles doen, of blijven gaan wanneer je voelt dat er pijn opkomt, dat is er voor mij niet meer bij.

Je hebt afgezien in die zestien maanden revalidatie, hè?

Daerden: Dat wil je niet weten. En het is nog anders wanneer je tenminste progressie voelt. Het mag nog een jaar duren: zolang je maar weet dat het goed komt, is geen inspanning je te veel. Maar zo was het niet. Op een bepaald moment, we waren zeven maanden ver, wou ik weer bij de groep komen want de scans waren positief. De dokters hadden me gezegd: het zit goed met je knie, je zult nog pijn voelen maar daar moet je doorheen. Wel, daarin hadden ze niet overdreven. Er waren dagen bij dat iedere bal die ik raakte, voelde alsof er een mes in mijn knie werd gedraaid. Drie maanden trainde ik met verschrikkelijke pijn. Toen heb ik sterk getwijfeld of het nog wel goed zou komen met mij.

Bij een oefenmatch op een zijveldje van Jan Breydel is het dan ontploft. Ik zal die dag nooit vergeten: het waaide en regende hard. Al bij de opwarming voelde ik dat het helemaal niet goed zat. Ik heb nog doorgebeten tot aan de rust, maar toen ging het echt niet meer, ik had gewoon veel te veel last. Dus opnieuw revalideren. Toen heeft kinesist Lieven Maesschalck me uitgelegd hoe het zat met die pijn die ik nog zou moeten voelen. Er was kraakbeen losgekomen, dat had zich nadien wel hersteld, maar er zouden nog scherpe kantjes aan zitten. Telkens als ik mijn knie in een bepaalde hoek hield, voelde ik pijn. Ik moest die pijn opzoeken om het kraakbeen weer glad te vijlen. Hoe dát voelt, dat wens ik niemand toe.

En het ergste was: zelfs na die revalidatie was het niet in orde. Ik moest opnieuw onder het mes om te zien wat er verkeerd ging, want op de scans was niets te zien. Bleek dat er een flapje vlees loszat. Nadien voelde ik snel dat het zou verbeteren. Ik zat diep, maar ik wist tenminste dat er een uitweg was. De eerste match dat ik eindelijk weer mijn ding kon doen, gewoon al tegen een bal kon trappen zonder daarbij na te denken, dat was een bevrijding. Het heeft me zestien maanden gekost, maar ik stond er weer.

Had je in die periode veel contact met medespelers?

Daerden: Nee, dat wilde ik ook niet. Dat was een extra reden om in Antwerpen te gaan revalideren bij Lieven Maesschalck. Dan was ik tenminste weg uit de spelersgroep. Want voetballers die het zelf niet hebben meegemaakt, beseffen niet wat zo’n revalidatie betekent. Andere jongens zorgeloos zien voetballen, plezier maken, terwijl ik vastzat tussen vier muren: dat zou te veel zijn geweest. Had Club mij daartoe verplicht, ik zou na een week gek zijn geworden.

Maar je moet natuurlijk een beetje de kerk in het midden houden. Dus meldde ik mij braaf iedere ochtend op Club Brugge. Ik liet mijn gezicht zien en zodra de jongens naar buiten waren, reed ik naar Antwerpen. Daar zag ik een paar uur af, en rond zes uur kwam ik uitgeput weer thuis. Voor mijn omgeving is dat ook niet gemakkelijk geweest.

Door omstandigheden waar je zelf niets aan kon doen, heb je bij Club nooit de echte Koen Daerden kunnen laten zien. Steekt dat nog?

Daerden: Het blijft een ontgoocheling, want ik had veel van die transfer verwacht. Maar ik kan mezelf niets verwijten, misschien op één ding na: in die overdreven voorbereiding van 2007 had ik moeten doen wat Bosko Balaban deed. Die is een week ‘geblesseerd’ geweest, hoewel hij volgens mij niets had, maar hij voelde dat het te veel was en dat die voorbereiding hem meer kwaad dan goed deed. Had ik dat ook gedaan, meer naar mijn eigen belangen gekeken en een paar keer gezegd: ‘Vandaag niet’, dan had het heel anders kunnen lopen.

Mijn eerste seizoen was ik tot maart wel nog gewoon fit geweest, en ook toen heb ik niet goed gespeeld, dat is zo. Maar dat was waarschijnlijk sowieso het slechtste seizoen dat Club de laatste twintig jaar heeft gekend, daar kon ik als debutant niets tegen beginnen. En toen ik terug was uit blessure kreeg ik de kans niet meer om me echt te bewijzen.

Zou het kunnen dat men bij Club geloofde dat je lichaam afgeschreven was voor topvoetbal?

Daerden: 99 procent van de mensen bij Club geloofde niet meer in Koen Daerden, zeker weten. En dat verwijt ik ze geen-eens. Iemand die zestien maanden aan de kant blijft: wie gelooft daar nog in? Ik heb toen trainingen meegemaakt waarbij ik zelf dacht: wat doe ik hier? De andere spelers zagen dat ook. Ze bleven positief tegen mij, daar niet van, maar ze zullen allemaal wel gedacht hebben: dat komt niet meer goed met die jongen. Ook de trainers en het bestuur hadden duidelijk hun twijfels. Begrijpelijk. Ik moet ze nageven dat ze tegenover mij altijd heel correct zijn gebleven.

Maar nu ben je 100 procent in orde?

Daerden: Ik voel me goed, ja. Ik heb geen problemen meer met mijn knie, al schiet er af en toe nog wel een pijntje in. Maar dat is drie seconden tanden bijten en dan weer gedaan. Ik zal nooit meer dezelfde onbezorgde voetballer worden van voor mijn blessure, dat is de realiteit.

KOEN DAERDEN

Geboren in Tongeren op 8 maart 1982.

Voetbalde voor Racing Genk (1999-2006), Club Brugge (2006-2010), Standard (2010-contract tot 2013).

Landskampioen in 2002 (Genk), bekerwinnaar in 2000 (Genk) en 2007 (Club Brugge), Jonge Profvoetballer van het Jaar in 2002.

10 keer geselecteerd voor de nationale ploeg.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content