Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Wat Racing Genk nu meemaakt, overkwam Lierse twee jaar geleden. Van de Lierse fouten kan Genk leren.

Twee jaar geleden, in februari ’97, interviewde uw dienaar Freddy Van Laer(“Wel, gij waart niet op onze worstenbroodavond?”), de voorzitter van SK Lierse. Dat deed het toen vrij aardig in de competitie en stond derde, op vier punten van leider Moekroen en drie punten van Club Brugge.

Knack, zoals steeds vooruitziender dan de doorsnee Vlaming, stelde de vraag: “Houdt u er rekening mee dat u kampioen kan worden?” Het antwoord luidde:

Van Laer:(schaterlachend) We mogen niet dromen.

Bij een laatste correctie hebben wij die passage geschrapt. Om onnozel te doen, zijn er andere bladen. Drie maanden later veroverde Lierse de vierde landstitel uit zijn geschiedenis, na een 0-3 overwinning op het veld van Standard. Bij de triomfantelijke terugkeer op het Lisp werd de ploeg door vijftienduizend supporters opgewacht. Voor het eerst sinds Sint-Gummarus in 760 de stad stichtte, viel Lier zonder bier. Zelfs bij Walter Grootaers in de kelder was alles op. En Walter heeft nochtans een voorraad ingeslagen waarmee hij op alle grillen van het klimaat is voorbereid.

Op dat moment wist het geel-zwarte bestuur eigenlijk al dat het alleen maar bergaf kon gaan. De club was de maanden voordien geheel leeggeplunderd. Niet minder dan acht basisspelers, plus trainer Eric Gerets, hadden elders contracten gesloten. Lierse kwalificeerde zich wel voor de Champions League, maar kende daar nauwelijks succes, en in de competitie stevende het af op een kleurloze zevende plaats.

Maar zie, op het puin van de ontgoocheling, herrees dit seizoen opnieuw een jong en beloftevol elftal, dat buitenshuis te zwak presteerde om via de competitie mee te dingen naar Europees voetbal, maar dat wel met anderhalf been in de finale van de beker van België staat. Wij bieden ons opnieuw aan bij voorzitter Van Laer, om de voorbije twee seizoenen te overlopen, en de vergelijking te maken met Racing Genk.

Freddy Van Laer: Wij wisten tijdens het seizoen dat een paar eindecontractspelers ons zouden verlaten. Maar op het einde vertrokken er onverwacht nog een paar en in juli verloren we Stanley Menzo, die een schitterende aanbieding van Bordeaux kreeg en gebruik kon maken van een clausule in zijn contract met ons. We hadden te weinig tijd om vervangers te zoeken, we zijn er ook te laat aan begonnen. Vooral omdat we al eind juli moesten aantreden in de voorronde van de Champions League, en daarvoor spelers van niveau nodig hadden. We hebben een achttal nieuwelingen aangetrokken, plus een paar versterkingen toen het seizoen al bezig was. Sommigen vielen mee, anderen tegen. We hebben aan den lijve ondervonden dat “grote namen” kopen niet altijd rendeert.

Philippe Van de Walle, die in laatste instantie Menzo had vervangen, weigerde na de thuismatch tegen Leverkusen nog langer voor Lierse te spelen, omdat de supporters hem uitjouwden.

Van Laer: Wij dachten dat we een van de topkeepers van België hadden aangeworven, maar dat viel danig tegen. En de manier waarop hij ons verliet, viel nog meer tegen. Maar goed, Menzo is korte tijd nadien teruggekomen, en dat verhoogde de zekerheid achterin. Uiteindelijk zijn we vorig seizoen zevende geëindigd, dat is niet rampzalig als je bedenkt dat we bijna de volledige basisploeg verloren waren. Ons budget was wel berekend op een nieuwe Europese campagne, dat hebben we moeten bijstellen.

Eric Gerets had zozeer zijn stempel op de kampioenenploeg gedrukt, dat Jos Daerden niet anders kon dan mislukken.

Van Laer: Ik zou niet zeggen dat hij mislukt is. Tenslotte kreeg hij een heel nieuw elftal, waarvan de kwaliteit misschien niet dezelfde was als die van het jaar voordien, en waar vooral de automatismen niet meer in zaten. Gaandeweg verloor Daerden de greep op de ploeg. Onder meer omdat bepaalde jongens ontgoocheld waren dat het verhoopte succes uitbleef. We hebben uiteindelijk beslist om Daerden te ontslaan en uit te kijken naar een vervanger, die opnieuw een gooi naar Europees voetbal kon doen. Want de smaak van het Europese voetbal is ons goed bevallen.

Dat werd Walter Meeuws, die zijn trainerscarrière hier begonnen is, in tweede klasse, maar midden in het seizoen opstapte om assistent en later opvolger van Guy Thijs te worden.

Van Laer: Over dat vertrek waren we indertijd niet erg opgetogen, maar dat is ondertussen vergeten. Walter woont in de Kempen, en als het kan, opteren wij graag voor iemand uit de buurt. Wij hebben ook met Hugo Broos gepraat, maar die haakte af vanwege de tunnel.

Welke tunnel?

Van Laer: De Kennedy-tunnel. Hij zag er tegenop om daar elke dag in de file te gaan staan. We hebben nog geïnformeerd naar de prijs van een brug, maar dat was niet te betalen. Meeuws had met Antwerp al zijn Europese sporen verdiend, en werkt graag met jongeren. Niet elke trainer wil dat, de meesten opteren voor direct resultaat. We hebben een paar gerichte aankopen gedaan, en zijn met frisse moed herbegonnen. Onze klassering is niet indrukwekkend, omdat wij buitenshuis veel punten hebben laten liggen. Maar we staan er goed voor in de beker van België.

U heeft in minder dan twee jaar tijd opnieuw een jong elftal gevormd, vol spelers van eigen kweek, dat overal lof en sympathie oogst.

Van Laer: Sneller dan verwacht. Onze bedoeling was om geleidelijk aan enkele jongeren in te passen. Maar ze grijpen met zoveel overtuiging hun kans, dat ze niet meer uit de ploeg weg te denken zijn, en de gevestigde waarden op de bank moeten gaan zitten. Het is de verdienste van Walter Meeuws, die de jongeren krediet is blijven geven, ook toen de uitslagen aanvankelijk wat tegenvielen.

Wat is het geheim van de Lierse jeugdschool?

Van Laer: We zijn uit pure noodzaak in de jeugd gaan investeren. Wij moesten een berg schulden afbetalen, en hadden geen geld om op de transfermarkt op te bieden tegen de concurrentie. Gerets was verplicht jongeren in te schakelen, en geduld met hen te hebben. Dat is tegelijkertijd een enorme stimulans voor de andere jeugdspelers, want ze zien dat ze bij ons in de eerste ploeg kunnen geraken. In veel andere clubs is die kans onbestaande, daar koopt men liever ervaren maar goedkope buitenlanders. Ten tweede zijn wij een veel strengere selectie gaan doorvoeren. Enkel de besten blijven over, en er moet gewerkt worden. Wie op woensdagnamiddag enkel wat tegen een balletje wil trappen, moet elders gaan. En jongens van wie de ouders van hun oren maken tegen de trainer, hebben we ook niet nodig. Wie overblijft, kan rekenen op goed gestructureerde en georganiseerde ploegen. Elk jeugdelftal wordt getraind door een gediplomeerde Heizeltrainer, die fysiek en technisch een optimale opleiding geeft. En de spelers worden medisch op de voet gevolgd. Het geheel wordt gecoördineerd door de stilaan legendarisch wordende Marcel Vets. Een oud-onderwijzer, die er ook een erezaak van maakt om zijn jongens wat opvoeding bij te brengen. Dat is de ouderwetse stempel, maar wij mogen met onze jeugdploegen naar buiten komen, dat is ook belangrijk.

Hoe vermijdt u dat de beste elementen vroeg worden weggekocht?

Van Laer: Door hen uit te leggen dat ze niet in die val mogen trappen. Er zijn clubs die de jongeren aanlokken met grote geldbedragen. Tot puntje bij paaltje komt. Dan blijken daar plots allerlei kosten van te worden afgetrokken. Voor de school, voor het eten, voor wat weet ik nog allemaal. Van dat indrukwekkende bedrag blijft dan niet veel over. Wie bij Lierse speelt, weet dat hij een kans heeft om naar het eerste elftal door te stoten. Voorbeelden als Jürgen Cavens, Jerry Poorters, Hans Somers en Carl Hoefkens, zijn de beste stimulans. Stijn Huysegems en Tim De Keyser zitten ook in de A-kern. En er staan minstens drie grote beloften te dringen die volgend jaar de stap gaan zetten.

De leegloop van twee jaar geleden was mede te wijten aan het Bosman-arrest, waarvan jullie eerder geprofiteerd hadden om Haagdoren, Van Meir en Menzo aan te trekken.

Van Laer: Die leegloop is voor een deel onze eigen fout geweest. Wij hebben te laat het gevaar van te veel eindecontractspelers gezien. Wij hadden gedacht dat de meesten wel bij ons zouden blijven, om te genieten van de Champions League die ze met zoveel enthousiasme hadden afgedwongen. Ik kan trouwens nog altijd niet begrijpen dat een groep jonge mensen niet zegt: “We zullen eens aan heel Europa laten zien wat ons ploegske kan.” Velen krijgen nooit meer de kans om de Champions League te spelen. En ik kan u verzekeren dat ze bij ons niet slecht verdienden, om wat te voetballen. Maar ze laten zich verblinden door een op het eerste gezicht lucratiever aanbod, en ze luisteren niet als we beweren dat ze op lange termijn misschien meer gebaat zijn met bij ons te blijven. Of als we met handen en voeten uitleggen wat voor voordelen het Assubel-fonds oplevert. Vaak laten ze hun kop zot maken door de makelaars, die er zelf alle belang bij hebben dat hun speler van club verandert. Eerlijk gezegd stoort die mentaliteit mij. Schrap vooral het woord “vertrouwen” uit uw woordenboek. Ze hebben dikwijls al vóór nieuwjaar bij een andere club getekend. Maar we hebben het met scha en schande geleerd. We opteren nu ook voor langdurige contracten, en voor het tijdig openbreken ervan.

Op Bob Peeters na, heeft niemand van de vertrokken spelers succes gehad bij zijn nieuwe ploeg.

Van Laer: Het doet me geen plezier, maar het bevestigt wel ons gelijk. Menzo en Dirk Huysmans waren even snel terug als ze vertrokken zijn, als ik me niet vergis, zit Zefilho nu bij de reserven van NAC, Bart De Roover heeft het om allerlei redenen niet gemaakt bij NAC, Anchy Rudy niet bij Ajax, Dennis Kliouev is via Schalke al terug naar Moskou, Bob Peeters is in Nederland ook maar een gewone spits, en is Karel Snoeckx beter af bij Lokeren dan bij ons? Die wou weg omdat hij niet op zijn plaats werd uitgespeeld. Ik heb niet de indruk dat dat bij Lokeren wel gebeurt. Hadden al die jongens een jaartje langer bij ons meegedraaid, ze zouden heel wat meer bereikt hebben.

Kort na de euforie van de titel, volgde de kwalificatie voor de ChampionsLeague, 3-0 thuis tegen Famagusta. Heel Lier ging voor de tweede keer uit zijn dak.

Van Laer: Om een feest meer of minder zitten wij hier niet verlegen. Een ploegske als Lierse in de eindronde van de Champions League, dat zal misschien een uniek feit blijven in de clubhistorie. En alleen Club Brugge en Anderlecht hebben het ons voorgedaan. Sportief is het geen meevaller geworden, al hebben wij ons goed verdedigd. Er is maar één zware uitschuiver geweest: de 5-1 op Monaco. Voor de rest één gelijkspel en vier kleine nederlagen. Hadden we de kans gehad op ons eigen veld te spelen, had er meer in gezeten. En hadden we ook meer toeschouwers gehad.

Door uit te wijken naar Gent, en door slechts één puntje te pakken, had u minder inkomsten dan gehoopt.

Van Laer: Dat is waar, maar die Champions League is voor ons krappe budget toch een geschenk uit de hemel geweest. Zestig miljoen startgeld waar je niets moet voor doen, en dan nog eens elf voor dat ene punt. Dankzij die injectie zijn wij nu eigenaar van ons eigen stadion en van de grond waarop het staat. Dat is heel wat comfortabeler dan elke maand de huur te moeten betalen, of de rente van een lening. De huurovereenkomst met de eigenaars van de grond op het Lisp, liep dit jaar af, en die nv wou de huurprijs verzevenvoudigen. Dat had ons vijf miljoen per jaar gekost. Wij hebben hen, met steun van het stadsbestuur, kunnen overtuigen om de grond ineens te verkopen. Ze hebben daar een goede prijs voor gehad, plus een recht van opstal voor de tribune, die nochtans al van ons was. Maar wij zijn ook tevreden. De supporters die mopperen dat we met dat geld beter een spits hadden gekocht, weten niet wat ze zeggen.

Twee jaar geleden waren er vergevorderde plannen voor een nieuw stadion aan de ring rond Lier, waar u samen met Lyra zou spelen.

Van Laer: Laten we over de Lyra maar zwijgen. Ik ben zelf niet van Lier, ik kon vroeger nooit begrijpen dat er zo’n vete heerste tussen die twee clubs, maar nu begrijp ik het wel. Wij hadden een investeringsplan klaar, en de stad zou de grond ter beschikking stellen. Maar die was door het OCMW net verhuurd aan Lyra, dat er oefenvelden wou laten aanleggen. Het bestuur van Lyra weigerde die overeenkomst op te geven. Nu hebben wij moeten betalen voor het Lisp, en zij hebben de kans laten liggen om in een modern stadion te kunnen aantreden. Fanatiek zijn is één ding, kinderachtig een tweede. Er was een ander voorstel van de stad, waarvoor wij de bouwpromotoren hadden aangesproken. Dat moest een stadion worden aan de Antwerpse steenweg, met een winkelcentrum en een parkeerterrein eromheen. Maar daarvoor moest dan weer grond worden onteigend en het gewestplan gewijzigd, alle ingrediënten voor een lange administratieve lijdensweg. Wij hebben dan maar besloten om zelf het Lisp te kopen.

Wanneer beginnen de verbouwingswerken?

Van Laer: Onmiddellijk na dit seizoen gaan we de hoofdtribune opknappen, en met zeventien meter verbreden. Daar moeten drieduizend zitplaatsen komen. Eind volgend seizoen maken we een nieuwe zittribune achter het rechtse doel, met dik tweeduizend plaatsen. En als alles meezit en de stad verstrekt de nodige kredieten, wordt in een derde fase de ijzeren tribune aan de overkant aangepakt, mogelijk maken we daar de nieuwe hoofdtribune van. Als dat gebeurd is, moeten we in totaal tienduizend zitplaatsen hebben, en kunnen we eventuele Europese matchen in eigen huis houden. Maar of we die derde fase aanvatten, zal afhangen van onze budgettaire ruimte, want ik ben niet bereid om onverantwoorde financiële risico’s te nemen. Toen wij tien jaar geleden het bestuur van Lierse overnamen, hebben wij jarenlang een titanengevecht moeten leveren tegen de schulden uit het verleden, ik wil dat niet meer meemaken.

Is de verkoop van spelers belangrijk om het budget op te krikken?

Van Laer: Wij opteren nu voor langdurige contracten. David Brocken is einde contract en vertrekt naar Anderlecht. Jammer, want Brocken is 22 jaar bij de club. Zo zijn er niet veel in eerste klasse. Voor de rest proberen wij iedereen te houden. Ik zou zeker deze ploeg graag nog een seizoentje zien evolueren. Maar als er een enorm bod komt, zoals vorig jaar van Schalke 04 op Nico Van Kerckhoven, zouden we wel gek zijn om het niet te aanvaarden. Voor ons opent dat budgettaire perspectieven, en de speler verbetert zich automatisch ook. Bijkomend voordeel is dat er een plaats vrij komt voor de eigen jeugd. Als we die willen laten doorstromen, moeten er ook mensen weg.

Staat Lierse er financieel goed voor?

Van Laer: Ik ben in december tien jaar voorzitter. In die tijd is de club financieel gezond geworden. Wij hebben geen schulden, niet bij de rsz, niet bij de btw, niet bij Assubel. Wij hebben ons één keer geplaatst voor de Uefacup, zijn kampioen geworden, en hebben in de Champions League gespeeld. Ik heb me vorig jaar wel eens laten ontvallen: “We waren beter geen kampioen geworden, dan waren al die spelers bij ons gebleven.” Maar dat was in een moment van ontgoocheling.

Racing Genk zit op dit moment in dezelfde situatie als jullie twee jaar geleden. Welke raad geeft u hen mee?

Van Laer: Ik heb daar al over gesproken met mijn collega Edgard Troonbeeckx. Genk is beter gewapend, door de langdurige contracten. Als ze kampioen worden, zullen ze hun spelers misschien beter dan wij kunnen overtuigen om te blijven. Financieel gaat het hen voor de wind, dus ook zij zullen enkel iemand laten gaan als het om heel veel geld gaat. Ze hebben het voordeel dat ze van onze fouten hebben kunnen leren, hun nadeel is dat hun jeugdwerking minder goed uitgebouwd is dan de onze. Ze gaan dat veranderen, maar het duurt een tijdje vooraleer daarvan resultaten zichtbaar worden. Voor de rest hoop ik dat Genk kampioen wordt, want de aandacht is dertig jaar lang bijna uitsluitend op de grote drie gericht geweest. Met slechts nu en dan een vreemde eend in de bijt, als Beveren of KV Mechelen. Racing Genk doet het uitstekend, en heeft een aanhang waarvan de meeste andere ploegen enkel kunnen dromen. Ze rekenen voor volgend jaar op vijftienduizend abonnementen, dat is fenomenaal.

Stoort het u dat andere clubs met u concurreren dankzij honderden miljoenen schulden?

Van Laer: De profliga moet met licenties werken, zoals in vele ons omringende landen. Hier doet iedereen zijn zin. Ik vraag mij af wat je eigenlijk moet uitspoken om uit de Belgische voetbalbond te worden gesloten. Dat is nog niet te veel clubs overkomen. Er zijn er nochtans die hun spelers niet betalen, of enorme achterstand hebben bij de rsz of bij de btw, dat kan blijkbaar allemaal ongestraft. Er moet een autoriteit komen die dat controleert. Maar dat vereist autonomie voor het profvoetbal, dat op dit moment instaat voor zestig procent van de bondsinkomsten, maar slechts twintig procent vertegenwoordiging in het Uitvoerend Comité heeft. Dat is niet werkbaar.

Helaas maakt de Profliga bij alles wat ze onderneemt een belabberde indruk. En de clubs bereiken onderling geen enkele eensgezindheid.

Van Laer: Dat is waar, en als dat niet snel en drastisch verandert, wordt het onze ondergang. Laten we hopen dat de audit die men heeft laten uitvoeren, een nieuw begin inluidt. Ik blijf ook geloven in het nut van een Belgisch-Nederlandse competitie. Het nadeel is dat de clubs die daarbuiten vallen ten dode zijn opgeschreven, maar dat lot staat ons nu ook te wachten. Al onze goede spelers worden weggekocht door het buitenland, we geraken in Europees verband nauwelijks een paar ronden ver, en wat vroeger al schertsend werd gezegd is ondertussen daadwerkelijk gebeurd: onze nationale ploeg is afgegleden naar het niveau van Luxemburg.

Wint Lierse de beker van België?

Van Laer:(lachend) We mogen niet dromen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content