De wereld volgt met bang hart de economische teruggang in Amerika. Krijgen wij het hier straks ook slechter? Zolang de Amerikanen hun geld blijven uitgeven is er geen reden tot paniek, luidt de boodschap van Fred Chaffart.

‘Een gefrustreerd manager’ antwoordt Fred Chaffart op de vraag hoe hij het best omschreven kan worden. De man die aan het hoofd stond van organisaties als de Tiense Suikerraffinaderij en de Generale Bank mist het gevoel van leiding te geven. In de zomer van 1998 hield hij de eer aan zichzelf na de machtsgreep van Fortis en bondgenoten (Suez-Lyonnaise des Eaux, de Generale Maatschappij van België en het koninklijk paleis) op zijn bank. Chaffart gaf toen de voorkeur aan een samengaan met het Nederlandse ABN-Amro, maar haalde zijn slag niet thuis: de Generale Bank werd de Fortis Bank.

In De Warande, de Vlaamse zakenclub in Brussel tussen het koninklijk paleis en het parlement, ontpopt Chaffart zich als een netwerker. Iedereen heeft hem voor iets nodig. Zijn lijst bestuursmandaten blijft groeien: Gevaert Investeringsmaatschappij, Agfa-Gevaert, Tiense Suiker, Vlaamse Uitgeversmaatschappij, Ixos, Xeikon, Spadel… bedrijven uit oude en nieuwe economie. En ten tijde van de dioxinekippen was de ‘in Tienen gestrande Antwerpse gastarbeider’ ook nog even in dienst van de regering als crisismanager. Een gesprek met een man die in alle wateren gewassen is.

Wereldwijd zijn de aandelenbeurzen aan de kwakkel of ronduit in crisis. De Amerikaanse economie is fel verzwakt en de vrees bestaat dat de groeivertraging Europa besmet. Is het feest uit?

Fred Chaffart: Sommigen denken dat. Er bestaat een crisisgevoel, maar overdrijf de feiten niet. Het ziet er nog vrij goed uit, vooral in Europa. De economie in Amerika groeit nog met 1,7 procent. Dat is natuurlijk heel wat anders dan de 4 of 5 procent die we gewoon waren, maar het is groei. Gelukkig blijft de consumptie van de Amerikanen stevig.

Kan het de wereld redden dat de Amerikaanse gezinnen auto’s kopen?

Chaffart: Zij geven bijna meer geld uit dan zij verdienen. Ze hebben dat altijd gedaan en het is goed voor de economie dat ze dat blijven doen. Daarmee laten ze hun economie draaien en dat is verschrikkelijk belangrijk voor de hele wereld. Als de Amerikaanse consumptie zou stilvallen, ziet het er een stuk slechter uit.

De aftakeling van de beurskoersen kan hun vertrouwen breken.

Chaffart: De Amerikanen die hun geld op de beurs belegden stellen nu vast dat ze minder geld hebben dan ze dachten – dat geldt ook voor de Europeanen. Dat kan tot een crisisgevoel leiden. Het valt op dat alle autoriteiten in de Verenigde Staten hun uiterste best doen om de bevolking ervan te overtuigen dat het nog niet zo slecht gaat.

Niettemin zijn de Amerikanen er nu zeker van dat ze een economische landing aan het maken zijn. De bedrijven sturen winstwaarschuwingen uit.

Chaffart: De ondernemingen waken erover dat ze niet te veel investeren en zeker geen voorraden opbouwen. Ze vrezen het volgend jaar met minder te moeten doen. Het verzwakken of zelfs stilvallen van de investeringen is natuurlijk niet stimulerend voor de wereldeconomie.

Europa dacht het nog enkele jaren zeer goed te doen. Zet de economische vertraging in de VS een domper op het Europese optimisme?

Chaffart: Niet noodzakelijk, want Europa doet vooral zaken met zichzelf. Het overgrote deel van de export van de Europese lidstaten gaat naar andere Europese lidstaten. Azië en Zuid-Amerika zijn veel afhankelijker van Amerika. Maar als zij te lijden krijgen van de Amerikaanse verzwakking, heeft dat tegelijk gevolgen voor onze handel met die continenten. Men onderschat de gevolgen van de globalisering van de economie. Bedrijven werken over de hele wereld en geloven dat als het ene deel problemen heeft het andere deel evenzeer op de sukkel raakt.

De Verenigde Staten kenden tien jaar lang een miraculeuze economische groei. Haalt Europa Amerika nu in?

Chaffart: Inderdaad. In Europa groeit de economie met 2,5 tot 3 procent – al blijft het mij nog altijd een raadsel hoe economen dat zo juist kunnen berekenen en zelfs economische groei kunnen voorspellen. De vaststelling is belangrijk: er zit nog behoorlijk wat groei in de Europese economie.

Europa als de motor van de wereldeconomie?

Chaffart: Een van de twee motoren. Europa en Amerika vormen een koppel, ze zijn geen concurrenten. Wij hebben er alle belang bij dat zo te houden, niet alleen commercieel, maar ook op het gebied van de politiek en van de defensie. Europa heeft een paar serieuze troeven. De invoering op 1 januari van de eurobiljetten en -munten is het sluitstuk van de Europese eenheidsmarkt. Prijsvergelijkingen zijn mogelijk – een auto kost niet in alle landen evenveel – en men zal de beste koop kopen. Dat zal voor een aantal bedrijven moeilijkheden opleveren, maar uiteindelijk de groei bevorderen. De uitbreiding van de Europese Unie is niet gemakkelijk, maar het is wel een geweldige opportuniteit.

Waaraan heeft Europa zijn huidige voorspoed te danken? Aan de vorming van de monetaire unie?

Chaffart: Volledig aan Maastricht en de euro. De normen van Maastricht ter voorbereiding van de muntunie hebben alle regeringen in Europa ertoe verplicht op hun uitgaven te letten en de inflatie onder controle te brengen. België zou dat nooit gedaan hebben als Europa ons daar niet toe had verplicht. De inspanningen die de bevolking heeft geleverd, waren een investering in de toekomst. Tussen twee haakjes, wij hebben nog niet alles opgelost. De Belgische staatsschuld beloopt nog altijd ruim 10.000 miljard frank (248 miljard euro), dat is het bruto binnenlands product van één jaar. Dit betekent één jaar voor niets anders werken om dat af te lossen.

Intussen blijft de Europese eenheidsmunt een stuk zwakker dan de dollar. Velen maken zich daar zorgen over.

Chaffart: Is dat een probleem? De zwakkere euro versterkt de concurrentiekracht van de Europese bedrijven op de exportmarkten. Europa is bij de lancering van de euro een beetje hoogmoedig en waarschijnlijk te euforisch geweest. Het dacht de dollar te kunnen kloppen en dat was dus verkeerd. Het heeft de euro ook verzwakt dat geweldig veel Europees geld naar Amerika is gegaan, naar de Amerikaanse beurzen en voor aankopen van bedrijven in de Verenigde Staten. Voor de koop van het Amerikaanse Chrysler heeft het Duitse Daimler enorm veel geld over de oceaan gestuurd. De centrale bankiers hebben last van de zwakke euro, wegens hun imago in Europa. Ze vrezen dat de mensen volgend jaar zullen denken dat zij slecht geld in handen hebben. Dat leeft heel sterk in Duitsland, waar de herinnering nog levendig is aan de Weimarrepubliek toen een brood een paar miljard mark kostte.

De overgang van de frank naar de euro zal niet makkelijk zijn. Niemand heeft een prijsgevoel in euro.

Chaffart: Wij gaan die eerste maanden wat meemaken. Maar een groter probleem is dat de handel de prijzen in euro naar boven afrondt. Een algemene prijsstijging is niet ondenkbaar.

Europa lijkt als het ware op een economische oase. In het westen verzwakt Amerika, in het oosten verkeert Japan in crisis.

Chaffart: Japan is al tien jaar een probleem voor de wereld. Althans, we zijn het tien jaar geleden beginnen te merken. Voordien heette Japan een succes, een na te volgen voorbeeld. We waren er bang van – we blijven beter nog een beetje bang, want industrieel kan het wel wat. Maar nu zit Japan helemaal in de knoei, met een schuld van 130 procent van het bruto binnenlands product. De regering heeft voor het eerst toegegeven dat het slecht gaat. En geen enkele maatregel brengt daar zoden aan de dijk. Jarenlang heeft de overheid geïnvesteerd in openbare werken om de economie aan te zwengelen – met veel corruptie voor gevolg. Daardoor is de staatsschuld zo hoog gestegen.

En gaat de ene bank na de andere failliet.

Chaffart: De Japanse banken zitten met verschrikkelijk veel slechte schuldenaars. Ze staan er slecht voor. De mensen willen hun geld zelfs niet meer op bankrekeningen zetten. De overheid heeft al een paar banken gered, maar dat kan ze niet blijven doen. Het onvermijdelijke gevolg is dat nog meer bedrijven failliet gaan.

Een jaar of vijf geleden was Azië nog een economisch wonder. Nu valt van de Aziatische Tijgers nog weinig te horen.

Chaffart: Azië is geen eenvoudige regio. Niet alleen Japan is een probleem. Indonesië baart iedereen zorgen. India en Pakistan bedreigen mekaar met atoombommen. Noord-Korea is riskant. Om nog te zwijgen over wat in China allemaal kan gebeuren. Op korte termijn boezemt Azië mij schrik in, wegens de grote bewegingen die daar bezig zijn en de instabiliteit van de regio. Maar toch, de Aziaten zijn slimme mensen, zij krijgen hun huishouden wel weer in orde. Voorts is het belang van Azië in de wereldeconomie niet overdreven belangrijk.

Het was verrassend dat grote bedrijven, ook in de nieuwe technologie, plots massale afdankingen aankondigden. Dat lijkt toch een heel negatief signaal?

Chaffart: Dat zal zo blijven. De technologie heeft een geweldige impact op het bedrijfsleven, ze stelt ons in staat beter te werken met minder mensen. In Europa ontsnappen we zeker niet aan personeelsafvloeiingen. De euro europeaniseert de markt. Vandaag zijn de meeste bedrijven nog nationaal georganiseerd. Maar dat verandert. Het is niet verbazend dat voedingsconcerns als Nestlé en Danone aankondigden dat ze zich op Europese leest zullen herstructureren. Yoghurt die in Frankrijk wordt gemaakt kan in heel de eurozone op dezelfde wijze worden verkocht. Dan hebben ze niet meer in elk land een fabriek nodig.

Na de besparingen van Maastricht een nieuw negatief gevolg van de Europese eenmaking?

Chaffart: Rationalisaties van bedrijven hebben ook een positieve kant. Een hoop dingen wordt goedkoper. Het is zoals met de privatiseringen. Het monopolie van RTT voor de telefoon heeft ons allemaal veel geld gekost en we kregen bovendien nog een slechte dienstverlening. Nu concurreren privé-telefoonmaatschappijen met mekaar, het werkt beter en wij bellen goedkoper.

Maar daarmee dreigt de werkloosheid opnieuw te stijgen?

Chaffart: Ik hoop van niet. Wij hebben in vergelijking met de Verenigde Staten nog een hoge werkloosheid – al moeten we de cijfers relativeren, want in dit land van belastingontwijking werken vele werklozen in het zwart. Maar als de werkloosheid stijgt, verliest de regering de financiële middelen voor de belastingverlaging. En het gevaar dreigt dat een soort proletariaat ontstaat dat in de openbare bijstand terechtkomt en er nooit meer uitraakt.

De nieuwe economie heeft veel van zijn prestige verloren. Werd het economisch belang ervan overschat of is de informatiesector zich aan het saneren?

Chaffart: De slogan new economy was een prachtige vondst, maar de nieuwe economie is niet bijzonder tastbaar. We zullen altijd blijven eten en drinken en met de auto rijden. De informatiezaken kunnen alleen blijven leven als ze toegepast worden op de oude economie. De slogan nieuwe economie werkte vooral schitterend op de beurs, om aandelen te verkopen. Ik vrees dat een aantal van de nieuwe-economiemensen er vooral op uit waren hun beurskoers te laten stijgen en er zelf beter van te worden. Dat is een van de intrinsieke gevaren van de aandelenopties. Als bedrijfsleiders grote winsten kunnen maken op de aandelenpakketten die zij krijgen, dan denken ze minder aan hun bedrijf dan aan de stijgende koers van hun aandelen – als ze al niet snel weglopen vooraleer de koersen zakken.

Niettemin leert de economie dat nieuwe vindingen een opwaartse economische golf veroorzaken.

Chaffart: De nieuwe economie zal er alleen voor zorgen dat de oude economie beter draait. Op zichzelf creëert zij weinig nieuwe zaken. Internet, we zijn nog maar aan het begin van de toepassingen ervan in het bedrijfsleven. Het wordt mogelijk alle bedrijfsdelen synchroon met elkaar te laten werken, in contact met de leveranciers en de klanten. Als een klant een nieuwe auto koopt, weet de leverancier van onderdelen al wat hij moet produceren en wanneer het aan te leveren. De oude economie zal efficiënter werken.

Sedert vijf à tien jaar hebben de aandelenbeurzen een enorme populariteit gekregen. Het lijkt erop dat iedereen zijn geld via de beurs belegt. Maar de beurzen zijn het afgelopen jaar fel verzwakt. Veel mensen hebben heel wat verloren. Dat ziet er ook al niet economisch vertrouwenswekkend uit.

Chaffart: Hebben ze echt geld verloren of alleen papieren geld? Veel mensen kochten indertijd goedkoop Lernout & Hauspie, zij zagen met genoegen hun aandelen stijgen en nu met ongenoegen dat ze zijn teruggevallen op de prijs die ze ervoor hebben betaald. Theoretisch zijn ze er armer op geworden, in werkelijkheid hebben ze nog altijd evenveel. Er is een oud gezegde in het bankwezen; je weet maar eerst wat een aandeel waard is al je het verkoopt. Tot op de dag van de verkoop heb je geen geld.

Iedereen verwachtte geld te rapen op de beurs. Banken en allerlei andere adviseurs verspreidden die boodschap.

Chaffart: Vrij veel mensen dachten inderdaad op een gemakkelijke manier geld te verdienen op de beurs. Ze gingen beleggen, investeren, spelen… het is zoals je het bekijkt. Soms zijn ze daar nog in geslaagd ook. De beurzen zijn sinds 1995 geweldig gestegen.

Maar blijkt nu niet dat dit niet ongevaarlijk is?

Chaffart: Natuurlijk is dat gevaarlijk. Veel mensen zouden beter niet met de beurs en met aandelen omgaan. Zij riskeren hun centen die ze nodig hebben als appeltje voor de dorst. Ze zouden beter in vastrentende beleggingen doen, of als ze toch per se aandelen willen, in beleggingsfondsen. Maar ja, iedereen wilde de grote Jan uithangen. Het was een hype en het staat chic om over uw aandelen te pochen. Dat mindert nu wel. Je hebt nu trouwens een bizarre evolutie: op de beurzen zijn de pensioenfondsen zeer belangrijk. Ze eisen van de bedrijven serieuze resultaten en een hoog rendement, wat ze vaak tot besparingen op het personeel dwingt. Zodat een werknemer z’n baan kan verliezen omdat zijn pensioenfonds zijn toekomstig pensioen wil veiligstellen.

Bij dalende koersen verliezen de ondernemingen kapitaal. Komen ze in moeilijkheden?

Chaffart: Ze krijgen het moeilijker om kapitaal bijeen te garen voor investeringen en overnames. Veel managers liggen er vandaag wakker van dat hun lage beurskoers concurrenten aanzet hen over te nemen. Hun prijs is immers gedaald. Tot korte tijd geleden is in de informatie- en communicatiesector een groot aantal bedrijven voor ongelooflijke prijzen overgekocht. Maar nooit ging een frank over tafel, men ruilde aandelen. Dat was misschien niet gezond, maar wel gemakkelijk. Twintig jaar geleden kocht ik een bedrijf in de Verenigde Staten. De oude eigenares waarschuwde mij tijdens de onderhandelingen: wij spreken over geld, niet over stukjes papier. Ze wist heel goed dat het enige waar je zeker van kunt zijn, geld is.

Brengen de ondernemingen met hun verzwakt kapitaal de banken in moeilijkheden?

Chaffart: Veel bedrijven hebben, alleen om hun aandelenkoers op te drijven, optimistisch nieuws verspreid. Nu moeten ze ootmoedig toegeven die overdreven verwachtingen niet te halen. Met als resultaat dat hun beurskoers omlaag duikelt. De banken maken zich echter meer zorgen over de winstwaarschuwingen van de ondernemingen dan over hun beurskoers. Voor een bank is de cashflow belangrijker dan de koers van het aandeel, want daarmee moeten de leningen en renten worden betaald. Natuurlijk hebben banken zelf een grote aandelenportefeuille waarmee ze mooie winsten kunnen maken en dat wordt moeilijker.

De cijfers hoeven de Belgen nog niet te verontrusten. De economie presteert behoorlijk. Blijft alles mooi draaien?

Chaffart: Wij hangen met handen en voeten vast aan wat in Europa en de rest van de wereld gebeurt. Maar intussen doen we het economisch goed. Wij zijn een werkzaam volk en spelen goed in op de wereld – al zouden we wat zelfbewuster mogen zijn. Een groot probleem is dat wij te veel van onze bedrijven aan buitenlandse financiers zijn kwijtgespeeld, van General Biscuits over Petrofina tot Tractebel.

Economen en politici houden voor dat de verankering niet belangrijk is. Dat de eigenaars buitenlanders zijn maakt niets uit, als de ‘brains’ van het bedrijf maar in België zitten, zeggen zij.

Chaffart: Daar ben ik het niet mee eens. We hebben dat wel gezien bij Renault in Vilvoorde. De Franse autoconstructeur moest een fabriek sluiten. Dat was noodzakelijk, maar het was voor hem een stuk makkelijker dat in het buitenland te doen, in plaats van in het eigen land. Het is een verzwakking voor een bedrijf als zijn hoofdzetel zich niet in België bevindt. Wel, wij hebben nog maar heel weinig hoofdzetels.

U hebt als crisismanager de dioxinecrisis mee helpen oplossen. Nu kreunt de landbouw onder het mond- en klauwzeer. Krijgt dat zware economische gevolgen?

Chaffart: Het is al de derde keer, dioxine, dolle koeien en nu het mond- en klauwzeer. De intensieve en geïndustrialiseerde landbouw is duidelijk niet zonder risico’s. Ook de globalisering speelt daarin mee. Weinigen beseften dat levend vee zo massaal van het ene naar het andere land wordt getransporteerd. Dat is dus wel een gevaar voor besmetting. Krijgen we ooit zoiets voor de mens? Een wereldwijde epidemie is niet ondenkbaar. Het mond- en klauwzeer zal ongetwijfeld negatieve economische gevolgen hebben. Het kost Europa een hoop geld, de landbouwbegroting volstaat niet, zodat geld voor andere projecten moet worden gebruikt. De vuurhaarden, waarin duizenden en duizenden dieren opgestookt worden, versterken de kritiek op het Europese landbouwbeleid. Duitsland gaf al te verstaan dat het een andere weg op wil. De hele crisis zal niet zonder politieke gevolgen blijven.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content