Het is lente, het seizoen van de jaarverslagen is weer aangebroken. En dus is de kans groot dat hier en daar aandeelhouders zich verslikken in de salarissen van de top van hun bedrijf. Opvallend is dat de discussie daarover in België amper wordt gevoerd.

‘Verontwaardiging over de hoge lonen van topmanagers is een non-discussie,’ verklaarde een socialistische toppoliticus onlangs tussen pot en pint, ‘dat is nu eenmaal inherent aan een kapitalistisch systeem.’ Vreemd voor een politieke stroming waarvoor solidariteit een kernbegrip is. Exorbitante inkomens lijken voor de meeste Belgische politici een onbelangrijke kwestie.

In buurlanden als Frankrijk en Nederland – vooralsnog concurrerende economieën – neemt de maatschappelijke verontwaardiging de laatste tijd nochtans weer koortsachtige vormen aan. In tijden van loonmatiging, stagnerende economische groei en werkgelegenheid, belonen topmanagers zich met exorbitante salarissen. Intussen de mantra ‘kostenbesparing’ prevelend. De discussie over die praktijk is volkomen begrijpelijk en terecht, menen verschillende specialisten. Hoogleraar economische ethiek Luk Bouckaert van de KU Leuven zei daarover: ‘Het is in strijd met het rechtvaardigheidsgevoel. De salarissen staan niet meer in verhouding met reële prestaties. Zeker de optiepakketten (waarmee winst gemaakt kan worden op aandelen, nvdr) zijn vaak verbonden aan relatief snelle winst. Ik zeg niet dat bedrijfsleiders niet goed mogen verdienen, maar er groeit een discrepantie tussen loon en prestatie. Het punt is dat managers die niet slagen in het oplossen van een crisis of het doorvoeren van een reorganisatie daar zelden op worden afgerekend.’

Een jurist van het advieskantoor voor beleggers Déminor gaf in dat verband een voorbeeld van ‘een dossier uit Ieper’ dat velen zich nog lang zullen heugen. Daar ‘werkten’ crisismanagers als Roel Pieper en Philippe Bodson aan een jaarloon van omgerekend ongeveer 1,5 miljoen euro. Terwijl Lernout& Hauspie virtueel failliet was, het personeel op de kasseien stond en duizenden kleine aandeelhouders hun centen kwijt waren. ‘Ik heb problemen met het feit dat een topbestuurder niet presteert, maar wel rijk wordt. Roel Pieper is daarvan een voorbeeld’, zei Bernard Thuysbaert van Déminor destijds.

Ondanks alle maatschappelijke ophef, grote fraudezaken en boekhoudschandalen (Ahold, Parmalat, Enron, Shell, Worldcom, L&H), en ondanks politieke druk en heibel in de media blijft de graaicultuur overeind. Dat concludeerde alleszins The New York Times een maand geleden in een paginagroot artikel ‘My big fat CEO paycheck’. Na een uitgebreid onderzoek stelt de krant vast dat ondanks het feit dat vele CEO’s de laatste jaren van hun voetstuk tuimelden, ze zichzelf forse loonsverhogingen toekennen. Volgens het consultantbureau Peral Meyer & Partners, dat bedrijven adviseert over lonen, bedroeg het gemiddelde loon van topmanagers bij de grootste 179 bedrijven vorig jaar 9,84 miljoen dollar, een stijging van 12 procent in vergelijking met 2003.

Het Nederlandse weekblad HP/De Tijd becijferde twee weken geleden dat topmanagers in Nederland de afgelopen tien jaar liefst 195 procent meer zijn gaan verdienen. ‘Er is geen aanwijsbaar verband tussen de geleverde prestaties en de beloning’, stelt het tijdschrift. Zeker in een tijd waarin in veel westerse landen de privatiseringsdrift wild om zich heen greep, zijn de riante salarisverhogingen voor werknemers met een loon dat braaf de index volgt een doorn in het oog.

Belastingbetaler betaalt mee

De aanhoudende, recente commotie in Nederland bijvoorbeeld heeft betrekking op het salaris van de topman van energiebedrijf Nuon. Ludo van Halderen kende zichzelf voor 2004 een loon van 815.000 euro toe, een stijging van 410 procent sinds 1994. Terwijl er enorm veel klachten zijn over de dienstverlening van het semi-overheidsbedrijf. Even later geraakte bekend dat de topman Michiel Boersma van energiebedrijf Essent het vorig jaar nog beter deed: 821.000 euro. In volle besparingstijd van het kabinet-Balkenende II viel dat zeer slecht, vooral omdat de Nederlandse overheid (in casu de belastingbetaler) aandeelhouder is bij deze bedrijven. De Nederlandse premier Balkenende gaf de critici (www.stopdegraaicultuur.nl) gelijk en sprak over het ’tekortschieten in morele verantwoordelijkheid’.

Als premier hekelde de socialist Wim Kok zeven jaar geleden al de ‘exhibitionistische zelfverrijking’ van topmanagers. Inmiddels schnabbelt Kok zelf aardig bij met allerlei goedbetaalde commissariaten.

Veranderende attitudes moeten van aandeelhouders en consumenten komen. Allerlei bonussen en optieregelingen zijn meestal slecht voor bedrijven omdat ze het management aanzetten tot onverantwoord beleid, gericht op kortetermijnwinst, fusies, overnames.

Bedrijven gebruiken een resem aan perverse argumenten om de graaicultuur goed te praten. Zo leidt de nieuwe transparantie soms juist tot extra hoge lonen. Bedrijfsleiders ‘ontdekken’ dat hun collega’s in vergelijkbare firma’s meer verdienen en eisen loonsverhoging. In Nederland kan nog gewezen worden op de schaamte rond rijkdom, waar zoals historicus Simon Schama al schreef puissant rijke calvinistische handelaren in de Gouden Eeuw ook al last van hadden. Maar het debat over escalerende hebzucht aan de top woedt niet alleen in Nederland. In de VS, de motor achter de exorbitante salariëring, eisen institutionele beleggers hoe langer hoe meer concrete parameters en mechanismen waarmee het loon van een topman kan worden afgezet tegen zijn prestatie.

Echt overtuigende argumenten voor de exorbitante lonen zijn er niet, de uitleg komt vaak neer op ‘ik kan het ook niet helpen’. Een veelgehoord argument is dat bedrijven wel moeten, omdat ze anders de beste mensen niet kunnen vasthouden. Nonsens, stelt HP/De Tijd. In Nederland worden 11 van de grootste 25 beursgenoteerde bedrijven door buitenlandse managers geleid. Zo slecht betalen ze blijkbaar niet in Europa. Overigens is het een opmerkelijk argument, want de meeste werknemers krijgen juist te horen dat ze zeker géén loonsverhoging kunnen krijgen als gevolg van mondialisering.

Enkele consultants van adviesbedrijven als Hay Towers & Perrin gaven in The New York Times ronduit toe dat ze een deel van het probleem zijn. Dat zit zo. Een bedrijf vraagt advies over een marktconform loon en krijgt een voor die sector gemiddeld bedrag te horen. Vervolgens gaat het bedrijf daar vlotjes over om de topman toch maar te strikken. Automatisch gaat daarmee het gemiddelde van die sector omhoog. Zo kan het gebeuren dat de CEO van farmareus Eli Lilly, Sidney Taurel, zijn loon vorig jaar met 41 procent zag stijgen tot 12,5 miljoen dollar, terwijl het netto-inkomen van zijn bedrijf met 29 procent en de return voor aandeelhouders met 17 procent daalde.

‘Op een billijke wijze’

In België lijkt men tot nu toe te hopen dat de oplopende loonspiraal niet te veel opvalt. Eind 2001 – naar aanleiding van het riante salaris van De Post-topman Frans Rombouts – bleek dat de toenmalige voogdijministers Isabelle Durant (Ecolo) en Rik Daems (VLD) niet eens wilden weten, laat staan bekendmaken wat topmanagers van autonome overheidsbedrijven als NMBS, BIAC, Belgacom en De Post verdienden. ‘Een slechte Belgische gewoonte’, zei VLD-senator Paul De Grauwe toen. Maar inmiddels was er de commissie ‘Deugdelijk Bestuur’, onder de bezielende leiding van graaf Maurice Lippens, voorzitter van Fortis. De gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven, die op 1 januari in werking trad, stelt over de salariskwestie: ‘Een vennootschap vergoedt de bestuurders en de leden van de raad van bestuur op een billijke wijze.’

En billijk is een ruim begrip, zo bleek onlangs uit een onderzoek van de krant Le Soir. Anton van Rossum, CEO van Fortis, incasseerde vorig jaar 2,4 miljoen euro en was daarmee de grootste verdiener. Was dat niet het bedrijf waar ene Lippens ook iets te zeggen heeft? Volgens het onderzoek van Le Soir waren Belgische topmanagers van de Bel20-bedrijven vorig jaar eerder bescheiden in vergelijking met collega’s in het buitenland: gemiddeld 850.000 euro.

Pijnlijk? Dat is een vraag waar geen eenduidig antwoord op bestaat. Toch noemt Jean-Nicolas Caprasse van Déminor de nieuwe openheid, als gevolg van de Code-Lippens alleszins een positieve evolutie. Al is die niet afdwingbaar. En al zal pas in de jaarverslagen over 2005 duidelijk worden in hoeverre de bedrijven corperate governance toepassen.

Hoe dan ook zullen wet én code een debat op gang brengen over goed gedrag. Dat dit werkt, bleek nu in Nederland: de topmannen van de twee energiebedrijven leverden schoorvoetend wat in en ook tien topmanagers van supermarktconcern Laurus doen vrijwillig afstand van een bonus van zo’n 100.000 euro, uit solidariteit met de 1350 werknemers die bij een reorganisatie werden ontslagen én omdat de omzet daalde.

En ter relativering van de ‘godenstatus’: de prestatie van een bedrijf is nog niet de prestatie van een topmanager. Juist niet. De socialistische econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen deed onderzoek naar de productieve bijdrage van beroepsgroepen in het nationale inkomen van westerse landen. Een van zijn conclusies was dat de bijdragen van bijvoorbeeld kantoorpersoneel en productiemedewerkers aan de nationale welvaart positief was, die van managers nihil.

Hans van Scharen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content