Patrick Martens

Het (aanvullend) pensioen van ruim 250.000 contractuele ambtenaren is nog maar eens hoog op de agenda gezet.

Het is aangekondigd in het programma van de regering-Leterme en in de beleidsbrief van minister van Pensioenen Marie Arena (PS): dit najaar start een Nationale Conferentie voor de Pensioenen en die moet zich ook buigen over het pensioendossier van de contractuele, niet vastbenoemde ambtenaren. Hun aantal is in de voorbije kwarteeuw fors gestegen. Bij alle overheden samen (federaal, regionaal, provinciaal, lokaal) gaat het over meer dan 250.000 personeelsleden. Met een gewoon werknemerscontract verrichten ze hetzelfde werk als vastbenoemde ambtenaren, maar hun loopbaanmogelijkheden zijn beperkt en vooral hun pensioen is een probleem. Dat bedraagt vaak slechts de helft van het ‘uitgestelde loon’ of pensioen van hun vastbenoemde collega’s.

Voor die precaire pensioensituatie van de contractuele ambtenaren is er opnieuw aandacht door de ruchtbaarheid die de krant De Standaard vorige week gaf aan een beslissing die in maart van dit jaar werd genomen door de gemeenteraad van de Limburgse gemeente Alken. Daar krijgen sindsdien alle contractuele ambtenaren op hun 55e de mogelijkheid om alsnog vast benoemd te worden, zodat ze nadien ook een volwaardig ambtenarenpensioen krijgen. Alleen betaalt Alken op die manier enkel gedurende hun laatste loopbaanjaren een bijdrage voor dat hogere pensioen.

Nieuw is deze ’truc’ niet. Andere steden en gemeenten kennen eveneens dit oneigenlijke gebruik van de regels, maar eerder voor individuele gevallen. Als alle overheden het voorbeeld van Alken zouden volgen, leidt dat tot het financiële bankroet van het pensioenstelsel van de ambtenaren. Dat stelsel staat zo al onder zware druk, omdat het aantal gepensioneerde lokale ambtenaren met een vaste benoeming tussen nu en 2050 zal stijgen van 64.000 naar 138.000.

De zoektocht naar een oplossing voor het pensioen van de contractuele ambtenaren sleept al jaren aan. Ook in het regeerakkoord van Paars II werd die beloofd onder de vorm van een aanvullende pensioenregeling. De ambtenarenvakbonden namen zo’n tweede pensioenpijler voor de openbare sector op in hun eisenbundels. Voorzitter Luc Hamelinck van ACV Openbare Diensten pleitte er in Knack meermaals voor om dat aanvullend pensioen te organiseren via grote sectorale fondsen (federaal, regionaal, lokaal). In december 2006 bereikte de vorige minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A) een principeakkoord. Dat kreeg de goedkeuring van de christelijke en liberale vakbonden, maar niet van de socialistische ACOD. Die gooide het met de Franstalige socialisten op een akkoord om op de rem te gaan staan. De PS deed dat met succes. Een wetsontwerp van Tobback raakte niet meer goedgekeurd voor de verkiezingen van 10 juni 2007.

Dat nu net PS-minister Arena het voortouw moet nemen, zorgt dan ook voor de nodige scepsis. Enkele weken geleden moest ze nog herinnerd worden aan het verzet van haar partij in de vorige regering en gaf ze niet onmiddellijk blijk van grote dossierkennis. Maar Arena zegt dat ze wel degelijk een nieuw wetsontwerp voorbereidt. Op andere overheidsniveaus is men inmiddels het wachten beu. De provincie Antwerpen start in 2009 met een pensioenfonds voor haar eigen contractuele personeelsleden (600) en voor die van de steden, gemeenten en OCMW’s (13.000) in de provincie. Ook de provincie Limburg werkt aan een regeling.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content