Van 9 tot en met 12 december vindt in Wenen het Europees kampioenschap zwemmen in klein bad plaats. Brigitte Becue gaat kijken, als toeriste. Tegenwoordig heeft ze de handen vol als raadgeefster van minister van Sport Bert Anciaux, maar het zwemmen ligt haar nog na aan het hart.

Brigitte Becue vliegt straks ongetwijfeld met goede herinneringen in de bagage naar Wenen. In 1995, een absoluut topjaar, werd ze er Europees kampioene op de 100 en de 200 meter schoolslag en behaalde ze zilver op de 200 meter wisselslag. Weet u nog dat eveneens in de Oostenrijkse hoofdstad Frederik Deburghgraeve goud en brons pakte op de 100 en 200 meter schoolslag en dat Stefan Maene het podium haalde met brons op de 100 meter rugslag? Er waren nog een paar finaleplaatsen en veertien nationale records werden verbeterd. Gouden tijden stonden de Belgische zwemwereld te wachten, voorspelde de Franse sportkrant L’Equipe.

Niet eens tien jaar later staat zwemmend België na een lange vrije val weer met de twee voeten op de grond. Niet één zwemmer mocht afgelopen zomer in het olympisch bad van Athene duiken. Brigitte Becue zag haar droom om voor de vijfde keer naar de Spelen te gaan op het EK in Madrid uiteenspatten. Becue raakte niet door de kwalificaties van de 100 meter schoolslag. De slag kwam hard aan. Becue: ‘Ik had niet gedacht dat Madrid het einde zou zijn. Dat was niet voorzien. Maar ik heb me bij de feiten neergelegd en de knop omgedraaid. Ik heb gezien dat het geen nut had om me nog op te winden over de gemiste kans, al zag ik ook dat de tijden in Athene niet super waren. Ik heb dan wat gereisd, wat vakantie genomen, een beetje geleefd eigenlijk. En dan ben ik beginnen te solliciteren. Ik genoot wel van mijn vakantie, maar die mocht niet te lang duren. Ik werd ongeduldig. Ik had een paar goede aanbiedingen, maar ben dus op het kabinet van minister Anciaux terechtgekomen.

Eerst nog over het zwemmen. Na de Spelen hadden we al een WK in klein bad, nu nog een EK. Valt er straks in de Wiener Stadthalle nog wel wat te beleven?

BRIGITTE BECUE: Ja natuurlijk, waarom niet. In 2000, na Sydney, werden er op het EK in Valencia toch ook een pak Europese records verbeterd? Je hebt in feite twee soorten atleten op dit ogenblik: zij die bezig zijn aan een lange vakantie van om en bij de drie maanden. Die zie je in Wenen niet of nauwelijks. En dan heb je de anderen die na Athene een weekje vrijaf hebben genomen en die hun seizoen nog rekken tot na het EK. De wereldbeker is ondertussen opnieuw begonnen en je ziet toch al fraaie tijden. De Franse olympische kampioene Laure Manaudou heeft nog maar net een wereldrecord gezwommen op de 1500 meter. Eerder zwom ze al super op de 400 meter. Er zal zeker van alles te beleven zijn.

Aan het EK in Wenen nemen vier landgenoten deel. Op het Belgisch kampioenschap in klein bad in Wachtebeke sneuvelden onlangs een handvol records, ook bij de jeugd. We kregen een paar nieuwe namen. Is er toch toekomst?

BECUE: Er zijn inderdaad een paar nieuwe records gezwommen. Goed natuurlijk. Maar je moet alles in een ruimer kader plaatsen. Die records van Stefan Maene en Pascale Verbauwen waren ruim tien jaar oud. Hoogste tijd dus dat ze verbeterd werden. Ze zijn ook in klein bad gezwommen. Kunnen de zwemmers de lijn doortrekken naar groot bad? Je moet ook zien wat die tijden internationaal betekenen. Op een EK sta je daar nergens mee.

Het is uiteraard prima dat er een aantal jongeren doorbreken. Hun tijden zijn knap. Maar internationaal tel je daarmee nog niet mee. Ik ben daar heel realistisch in. Fabienne Dufour gaat op de 100 meter vlinderslag onder de minuut. Mooi, maar dat had ze eigenlijk vijf jaar geleden al moeten doen. Ik heb de indruk dat Tine Bossuyt goed bezig is. Ze werkt met Ronald Gaastra. Ze laat het EK nu liggen en focust op volgend jaar. Dat klinkt goed, maar ik sta niet naast het bad, ik kan die prestaties niet beoordelen. Maar ik geloof nog in haar, net als in Dufour. Die kunnen nog zeker vijf jaar mee. Ze hebben het talent. Ik denk ook dat de kritiek die er geweest is, en die er nog steeds is, stimulerend werkt.

Je merkt dat er beweging is in de liga, met de topsportschool, de structuren die coördinator Lode Grossen probeert uit te bouwen. Dat gaat z’n vruchten afwerpen. Er kan nog meer werk gemaakt worden van detectie. Ik ben niet op de hoogte van een gestructureerd plan. Nu liggen leraars, clubs, trainers en het toeval aan de basis van de detectie. Dat kan beter en vroeger. Dertien jaar is te laat. Op acht, negen jaar moet je ontdekt worden.

Je bent nu een paar weken raadgever bij de minister van Sport. Vooral de contacten met de ’topsport’ moet je verzorgen. Kun jij nu nog iets betekenen specifiek voor het zwemmen?

BECUE: Ik wil meteen duidelijk maken dat ik me niet ga bezondigen aan ‘vriendjespolitiek’. Als er een terechte vraag komt, zal ik me inzetten om te helpen. Zeker. Maar het is niet omdat ik zelf uit het zwemmen kom dat ik alleen maar oog zou hebben voor het zwemmen. De topsport in het algemeen zal meer geld krijgen, dus ook het zwemmen. Ik heb hier in die paar weken al ’n aantal keren gezegd dat er meer geld vrijgemaakt wordt voor de topsport, maar daar bereik je niet alles mee. Het belangrijkste is dat er inzet is, dat er getraind wordt. Daar begint het hele verhaal mee. Misschien is het simplistisch, maar er zijn geen geheimen. Fred Deburghgraeve en ik hebben het hardst getraind, we hebben ook de beste resultaten behaald. En pas op, zwemmen is een moeilijke sport. Ik ken veel kinderen die twee uur per dag in het water liggen, maar die geen resultaten behalen. Er zijn een pak sporten waar je met twee uur dagelijkse training wel kunt scoren.

Een voorganger van jou, Marc Herremans, had een deeltijdse functie bij de vorige minister van Sport, Marino Keulen. Herremans reed rond, gaf lezingen her en der en woonde talloze vergaderingen bij, maar hij had niet de indruk concreet iets te kunnen bijdragen. Hoe zit dat bij jou?

BECUE: Ik werk voltijds op het kabinet, Marc had een deeltijdse baan. De beleidsnota voor de sport bestaat uit 115 punten. We zijn hier met een handvol gespecialiseerde raadgevers, de ene weet veel over medische, de andere over juridische aspecten en ga zo maar door. We hebben onze prioriteiten. Op een vergadering hebben we de punten op de lijst verdeeld. Iedereen heeft zijn taak en zijn of haar dossiers. Let op, we hebben vijf jaar de tijd om ons plan te realiseren.

Sommige zaken zijn dringender dan andere. Zo staat topsport nadrukkelijker op het programma van 2005 dan bijvoorbeeld de recreatiesport. Dopingbestrijding blijft belangrijk, als we dat niet belangrijk meer vinden, gaat het pas de spuigaten uitlopen. Maar dat is niet mijn domein. We moeten op dat vlak de jeugd sensibiliseren. Hen overtuigen dat het ook zonder kan. We moeten ook luisteren, openstaan voor mensen met ideeën, hen uitnodigen.

Ik moet, zo staat het op papier ‘de communicatie tussen het kabinet en de verschillende topsportactoren (o.a. topsporters, topsportscholen en topsportfederaties, nvdr) optimaliseren.’ Ik zal dus veel topsporters over de vloer krijgen en opzoeken, ex-toppers ook, en luisteren naar hun noden en verzuchtingen.

Een van de zaken die me bezighoudt, is het uitwerken van een structuur voor sporters na hun carrière. Ik heb daar toch wat ervaring mee. Het staat niet expliciet op papier, maar belangrijker dan geld en al de rest is de inzet van de topsporter. Honderd procent voor de sport leven is het allerbelangrijkste. Misschien ben ik te streng, maar ik vind dat we een aantal atleten hebben die dénken dat ze er alles voor doen en dat ze op en top professioneel zijn, maar die toch nog zouden kunnen leren van anderen. Begeleiding is cruciaal. Daar kunnen we nog veel vooruitgang boeken. We hebben heel goede mensen, maar vooral in de breedte is er veel werk. Onze infrastructuur goed benutten. Niet eenvoudig. Neem weer zwemmen. Veel clubs kunnen maar over een handvol uren zwemwater beschikken per week. Dan mag je nog de beste trainers en zwemmers, het meeste geld hebben ook, in feite kun je de boeken dan al dichtdoen. Hoe daar oplossingen voor vinden?

Ik begrijp al dat het niet eenvoudig wordt. Atleten verwachten vaak dat je van de ene dag op de andere zaken kunt veranderen. Dat is te simpel. Decreten pas je niet zomaar aan. Daar gaan weken, maanden over. Ik ben ongeduldig, maar ik weet dat je in de politieke wereld met compromissen moet kunnen leven. Ik zal er wel voluit voor gaan en mijn doelstellingen voor de topsport proberen waar te maken. Ik zal de minister advies geven, als ik het niet met hem eens ben, zal ik hem dat zeggen. Ik zal proberen hem te overtuigen, hij mag dat met mij ook doen. Ik merk overigens een grote gedrevenheid, veel ambitie bij Bert Anciaux. Daar ben ik blij om, voor ons is het leuker werken zo.

Dirk Gerlo

‘Ik zal de minister proberen te overtuigen, en hij mag dat ook met mij doen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content