De Spaanse katholieke Kerk protesteert luidkeels tegen de wettelijke invoering van het homohuwelijk. De strijd tussen Kerk en Staat lijkt in Spanje nog niet helemaal gestreden.

Sommigen zijn de schok nog niet te boven. Nauwelijks dertig jaar geleden dreef de wierook van het nationaal-katholicisme nog over Spanje, nu opeens mogen homoparen er trouwen en zelfs kinderen adopteren. Op 21 april keurde het parlement het wetsontwerp van de socialistische regering met ruime meerderheid goed. Deze zomer wordt het eerste homohuwelijk gesloten. Alleen de Senaat kan het feest nog even uitstellen, want de Partido Popular (PP) hoeft slechts vier stemmen los te weken bij andere rechtse partijen om een nieuwe lezing door het parlement af te dwingen.

Zelden in Spanje zijn zulke hoge barricades opgeworpen tegen een wet. Verscheidene burgemeesters en schepenen van de PP kondigden de voorbije weken aan dat ze geen personen van hetzelfde geslacht in de echt zullen verbinden. Gewetensnood, voeren ze aan. ‘Ik ben eerst katholiek en dan politicus’, zei een eerste schepen. Desnoods willen ze de bevoegdheid naar een andere bestuurder doorschuiven, maar sommige burgemeesters, onder wie die van Valladolid, geen kleine stad, weigeren zelfs dat. Volgens de PP is hier het grondwettelijke recht op ideologische, religieuze en intellectuele vrijheid in het geding.

De mandatarissen voelen zich vooral gesterkt door de kerkelijke gezagsdragers. Zelden waren de Spaanse bisschoppen zo scherp. Nooit was de relatie tussen Kerk en Staat zo slecht als nu. De Spaanse bisschoppen spreken van ‘een wettelijke vervalsing van het huwelijk, die even schadelijk is voor het algemeen belang als vals geld dat is voor de economie van een land.’

‘Het zou onrechtvaardig en discriminerend zijn als het echte huwelijk dezelfde behandeling kreeg als de vereniging van personen van hetzelfde geslacht’, schreef de bisschoppenconferentie in een nota. Het leidt bovendien tot ‘een demografische crisis zonder voorgaande’ (Spanje heeft nu al een bijzonder laag geboortecijfer). De adoptie door homoparen gaat ’ten koste van het kind’ omdat ze ‘de onvervangbare rol van de moeder’ miskent.

Daags na de parlementaire goedkeuring riep het Vaticaan de Spaanse katholieken op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat gold ook voor ambtenaren: een staat die deze gewetensbezwaren niet aanvaardt en ambtenaren ontslaat, is totalitair, vindt kardinaal Alfonso Lopez Trujillo, voorzitter van de Pauselijke Raad voor het Gezin. Begin mei vroeg ook de Spaanse bisschoppenconferentie aan alle katholieken zich ‘op een duidelijke en harde manier’ te verzetten tegen het homohuwelijk. Alle katholieken, dus ook de koning, verduidelijkten ze. De conservatieve krant El Mundo vernam in kerkelijke wandelgangen dat de bisschoppen koning Boudewijns rol in de abortuscrisis als belangrijk precedent beschouwen. ‘Ik ben de koning van Spanje, niet van België’, reageerde Juan Carlos I meteen.

Maria als model

Ironisch genoeg kwam de parlementaire zegen voor het homohuwelijk er in de week dat Joseph Ratzinger tot paus gekozen werd. Nauwelijks twee dagen lagen er tussen Benedictus’ aanstelling en Trujillo’s uitval naar Spanje. Ratzinger was de man achter de harde standpunten van Johannes Paulus II, ook in verband met homoseksualiteit. Als Benedictus XVI zou hij zalvender taal spreken en ruimte laten voor andere ideeën, maar daar zijn ze in Madrid nog zo zeker niet van.

En het bleef niet bij de oproep van Trujillo. Op 22 mei richtte de nieuwe paus zelf zich rechtstreeks tot Spanje. Tijdens een openluchtmis in Zaragoza voor meer dan 50.000 mensen werd een brief van hem voorgelezen naar aanleiding van de 150e verjaardag van het dogma van Maria’s onbevlekte ontvangenis. De brief was een pleidooi voor het traditionele gezin, met dat van Maria als voorbeeld, ‘nog steeds het model voor alle families’. In niet mis te verstane bewoordingen vroeg hij aan Maria ‘dat men de vrijheid van religie en van geweten van elk persoon respecteert’. Waarop Ricardo Blázquez, voorzitter van de bisschoppenconferentie, Spanje opnieuw aan Maria wijdde en haar verzocht Spanje te bevrijden van ‘de aanvallen op de vrijheid van religie en geweten’, ‘van de belediging en minachting van de waardigheid van het huwelijk en van de familie’, ‘van het propageren van de leugen en de haat’.

‘De katholieke hiërarchie is in de oorlogen tussen Guelfen en Ghibellijnen blijven steken’, zegt Beatriz Gimeno, voorzitster van de federatie van Spaanse homorechtenverenigingen. De Spaanse bisschoppen willen terug naar de Middeleeuwen ’toen het pausdom zijn overwicht op de politieke macht van de koningen wilden behouden’. Op zijn minst kan men zeggen dat de Rooms-Katholieke Kerk zich in Spanje uitgesproken politiek opstelt, veel politieker dan in de meeste andere Europese landen. Dat heeft alles met Franco te maken, en met Aznar.

Francisco Franco Bahamonde, Caudillo van Spanje bij de gratie Gods, hield het land veertig jaar lang in de ijzeren greep van zijn nationaal-katholicisme. De katholieke Kerk kreeg ongelimiteerde privileges, andere godsdiensten werden afgeschaft, het burgerlijk huwelijk was niet langer vandoen, homo’s werden in de gevangenis gegooid, het land werd in Zaragoza aan Maria gewijd, in aanwezigheid van Franco.

Na de dood van de dictator in 1975 is dat starre katholicisme verdwenen als sneeuw voor de zon. De kerken lopen in Spanje even vlug leeg als in andere moderne landen. Spanjaarden zijn niet katholieker dan de rest, ze houden wel meer aan hun katholiek geïnspireerde feesten vast, maar dat zegt meer over hun hang naar traditie dan over hun religiositeit. De grote meerderheid van de Spanjaarden heeft vandaag geen enkel probleem met het homohuwelijk. De voorbije vijf jaar hebben priesters, politici en zelfs officieren van leger en Guardia Civil zich geout zonder dat moord en brand werd geschreeuwd.

Alleen de bisschoppen lijken zich aan hun oude macht te willen vastklampen. Bij verkiezingen geven ze de gelovigen nog steeds de raad voor partijen te stemmen die de katholieke waarden verdedigen. Ze schromen er zich niet voor betogingen te steunen tegen regeringsmaatregelen die hen niet zinnen. De Galicische bisschop tikte minister van Landsverdediging José Bono, so- cialist maar tegelijk katholiek, zwaar op de vingers. ‘U zegt’, schreef hij in een brief, ‘dat uw partij niet verplicht is de dogma’s van de Kerk te verdedigen. Dat klopt. Maar de katholieken van uw partij en van welke andere partij ook, zijn dat wel. En daarom u ook, meneer de minister, als u consequent wilt zijn met uw christelijke geloof. Omdat het aanvaarden van het geloof en de moraal van de Kerk een plicht is van alle katholieken, tenzij ze een geloof à la carte proberen te beleven en sommige dogma’s aanvaarden en andere niet.’

Opus Dei

De bijna anachronistische houding van de Spaanse bisschoppen is de voorbije acht jaar fel aangewakkerd door de conservatieve regeringen van José María Aznar. De Partido Popular is een partij met vele gezichten. Honderden homoseksuele PP’ers hebben zich verenigd in het Plataforma Popular Gay (PPG), aangevoerd door een ex-priester. Maar tijdens Aznars tweede ambtstermijn (2000-2004) kreeg de radicale vleugel steeds meer de overhand. Opus Dei was nooit veraf. Een historische band, want Aznars grootvader was een goede vriend geweest van José María Escriva de Balaguer, de Spaanse priester die de lekenorganisatie oprichtte. Ana Botella, Aznars vrouw, komt uit een Opus Dei-familie. De kinderen Aznar werden vanzelfsprekend naar een Opus Dei-school gestuurd, schoonzoon Alejandro Agag komt uit hetzelfde milieu. In beide kabinetten heeft Aznar Opus Dei-leden gehad en ministers met sympathieën in die richting. Voor de heiligverklaring van Escrivá in oktober 2002 werd een uitgebreide Spaanse regeringsdelegatie naar Rome overgevlogen. Rond dezelfde tijd werd in Madrid de onderwijswet goedgekeurd die godsdienst verplicht maakte in openbare scholen. Ana Botella is tegenwoordig schepen van Sociale Zaken in Madrid. Ook zij beloofde geen homoparen te trouwen. Met de nieuwe wet heeft Zapatero alleen maar ‘een machtige lobby tevreden willen stellen’, zei ze.

In die context kon de overgang naar een socialistische regering bijna niet anders dan bruusk zijn. Zodra Jose Luis Rodriguez Zapatero in april vorig jaar La Moncloa (ambtswoning van de eerste minister) binnenstapte, blokkeerde hij de onderwijswet en kondigde hij het homohuwelijk aan. ‘De kerkelijke hiërarchie moet er maar aan gewoon worden en leren aanvaarden dat de Spaanse staat volgens de grondwet een lekenstaat is’, zei voorzitter Manuel Chaves van de socialistische PSOE.

De bisschoppen gingen meteen in de tegenaanval. In juni 2004 publiceerden ze hun eerste nota tegen het homohuwelijk. Sindsdien gaat er nauwelijks een maand voorbij zonder een botsing tussen Kerk en Staat: over het godsdienstonderwijs, het condoomgebruik bij aidspreventie, het klonen van embryonale cellen voor therapeuti- sche doeleinden, abortus, euthanasie, de snelle echtscheiding. Begin dit jaar moeide zelfs paus Johannes Paulus II zich in het debat. ‘In Spanje wordt een mentaliteit verspreid’, zei hij, ‘die op het laïcisme geïnspireerd is, een ideologie die stapsgewijs, en in mindere of meerdere mate bewust, tot de beperking van de religieuze vrijheid leidt.’

Heel af en toe klonken weleens verzoenende woorden aan beide kanten, maar bij elk conflict werd de toon scherper, met de burgerlijke ongehoorzaamheid als voorlopig hoogtepunt. Rome besloot ondertussen zijn vijfde Wereldontmoeting voor het Gezin volgend jaar in Valencia te organiseren, in aanwezigheid van de paus. Vast geen toeval.

Rudy Pieters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content