Het ontsnapte tot nu toe aan alle aandacht, maar de voorbije maanden voltrok zich een spectaculaire trendbreuk in onze economie: vorig jaar kwamen er meer banen bij die niet door de overheid worden gesubsidieerd dan dat er verloren gingen. Die banen vind je vooral in de privésector terug. ‘Het is de meest positieve economische ontwikkeling sinds jaren in ons land’, zeggen ze bij de Nationale Bank. Al is het nog te vroeg om de champagnekurken te laten knallen.

In februari presenteert de Nationale Bank van België haar jaarlijks verslag over de toestand van het land. Ook dit jaar is het een turf van meer dan 350 bladzijden, met duizenden cijfertjes en honderden grafieken en tabellen. In dat ‘Verslag van de economische en financiële ontwikkelingen’ kun je – met enig rekenwerk – ontdekken dat in 2015 voor het eerst in jaren netto meer jobs zijn gecreëerd in wat heet de ‘marktactiviteiten’: vorig jaar kwamen er meer banen bij die niet door de overheid worden gesubsidieerd dan dat er sneuvelden. Die trendbreuk is de meest hoopvolle economische gebeurtenis sinds lang in België. Ze is cruciaal om onze sociale zekerheid betaalbaar te houden. En ze toont aan dat het regeringsbeleid wel degelijk invloed kan hebben op de werkgelegenheid.

Een drieluik over deze opzienbarende kentering: Wat houdt de omslag precies in? Hoe kwam hij tot stand? En waarom mogen we toch nog niet feesten?

1. De trendbreuk

Het verslag van de Nationale Bank leert dat er vorig jaar netto 37.500 banen zijn bijgekomen in ons land. Dat is veel meer dan de 15.600 in 2014. In 2013 gingen zelfs nog 17.700 banen verloren. De stijging vorig jaar oogt nog mooier als je weet dat de beroepsbevolking, iedereen tussen 15 en 64 jaar die werkt of werk zoekt, met 18.000 toenam. Met andere woorden: het aantal nieuwe banen lag twee keer zo hoog als het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Gevolg is dat er vorig jaar 579.000 werklozen waren, ruim 19.000 minder dan een jaar eerder. Nog nooit waren zo veel Belgen aan het werk.

Waar vind je die 37.500 nieuwe banen terug? Het aantal zelfstandigen groeide met 9900, de groep loontrekkenden met 27.600. Vooral de felle stijging van het aantal loontrekkenden valt op: in 2014 nam het aantal zelfstandigen toe met 7100 en het aantal loontrekkenden ‘maar’ met 8600.

Wie zich nog verder verdiept in de cijfertjes van de Nationale Bank leert dat die 27.600 nieuwe loontrekkenden over drie categorieën kunnen worden verdeeld.

Ten eerste heb je de mensen die werken voor de overheid en het onderwijs. De voorbije 17 jaar nam het aantal ambtenaren en leerkrachten onafgebroken toe. Twintig jaar geleden werkten er 683.000 mensen voor de overheid, vandaag 803.000. Terwijl de bevolking aangroeide met zo’n 10 procent, steeg het aantal ambtenaren met ruim 17 procent. Dat kwam vooral door de staatshervorming, want het aantal ambtenaren bij de regionale en lokale overheden nam enorm toe. Die trend werd vorig jaar een halt toegeroepen. Het aantal banen in het onderwijs en bij de overheid nam zelfs af. Er zijn daar nu 2600 mensen minder aan de slag. Een lichte daling, maar toch een opmerkelijke trendbreuk.

In 2015 kwamen er 16.200 jobs bij in wat omschreven wordt als de ‘conjunctuurgevoelige bedrijfstakken’: landbouw, industrie, bouw, handel, horeca, banken, verzekeringen et cetera. De vorige jaren werden daar steeds verliezen genoteerd, in 2013 gingen er zelfs meer dan 25.000 banen verloren in die sectoren.

De derde categorie zijn de ‘overige diensten’, waartoe de gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, poetsdiensten bij huishoudens, kunst en cultuur worden gerekend. Daar groeide het aantal banen met 14.000. Dat is bijna dubbel zoveel als vorig jaar.

Je kunt die 27.600 loontrekkenden ook anders opsplitsen: welke banen worden daarvan vooral gesubsidieerd door de overheid, en welke banen kwamen tot stand zonder overheidssubsidies?

De jobs in het onderwijs en bij de overheid worden betaald door de overheid, net als vele banen in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Bovendien kennen we het fenomeen van de dienstencheques, een door de overheid zwaar gesubsidieerd systeem waarmee je de huishoudhulp kunt betalen en van een belastingvermindering kunt genieten. De dienstencheques werden in 2004 ingevoerd om vooral laaggeschoolden aan het werk te krijgen, om meer jobs als poets- en strijkhulp te creëren, om het zwartwerk in die sector zo veel mogelijk te regulariseren. Dat systeem kende een onverhoopt succes. Het aantal mensen dat via dienstencheques aan de slag kon, steeg van 3000 in 2004 tot meer dan 120.000 in 2014. In 2015 groeide het aantal banen met dienstencheques nog met 3700, het laagste cijfer ooit.

De Nationale Bank heeft alles uitgevlooid en besluit dat er vorig jaar 23.500 banen zijn bijgekomen in wat zij omschrijft als ‘marktactiviteiten’, jobs die niet afhangen van overheidssubsidies. Die jobs zitten niet bij de overheid, gezondheidszorg of social profit en kwamen ook niet tot stand via dienstencheques. Het zijn geen banen waar de overheid veel geld moet inpompen, maar waar ze eerder geld aan verdient via de belastingen. Het is voor het eerst sinds 2011 dat het aantal jobs in de ‘marktactiviteiten’ opnieuw is toegenomen. ‘Je kunt echt van een opzienbarende kentering spreken’, zegt Marcia De Wachter, directeur bij de Nationale Bank en ondervoorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. ‘De jobs die niet zwaar afhangen van overheidsgeld zijn terug van weggeweest en dat is bijzonder goed nieuws. Het is de meest positieve economische ontwikkeling van de voorbije jaren in ons land.’

Tussen 2000 en 2013 werden acht op de tien nieuwe banen hoofdzakelijk door de overheid gefinancierd. Dat is op lange termijn onhoudbaar, zeker in een land als België met zijn begrotingstekort en hoge overheidsschuld. Daarom juicht ook de gouverneur van de Nationale Bank, Jan Smets, toe dat er meer niet-gesubsidieerde jobs zijn bijgekomen: ‘Dat maakt het draagvlak van onze samenleving en onze sociale zekerheid groter.’

2. De oorzaken

Er zijn meerdere factoren die tot de nieuwe groei in het aantal niet-gesubsidieerde jobs hebben geleid. Er is natuurlijk de economische heropleving. We komen uit een diep dal. Eerst was er de recessie na de bankencrisis van 2008. Die verteerden we op de arbeidsmarkt beter dan vele andere Europese landen. Dat was vooral te danken aan de vrij unieke mogelijkheid om werknemers tijdelijk werkloos te maken en aan het succes van de dienstencheques. Daarna volgde de schuldencrisis in Europa, met Griekenland dat failliet dreigde te gaan en heel wat andere EU-lidstaten die hun schulden tegen oplopende rentes moesten financieren. Die tweede crisis hakte wel zwaar in op de Belgische arbeidsmarkt. In 2013 sneuvelden de banen bij bosjes. Vooral industriële bedrijven snoeiden in hun personeelsbestand, 12.400 banen gingen daar voor de bijl. De dienstensector moest het met bijna 8000 jobs minder doen. In de social profit werden 1300 banen geschrapt. Alleen bij de overheid en het onderwijs kwamen er nog 2700 arbeidsplaatsen bij. In 2013 gingen uiteindelijk netto 17.700 jobs verloren.

In 2014 was er al enig beterschap. De economie groeide weer. En als het bruto binnenlands product met 1 procent stijgt, zo wil de vuistregel, dan groeit de werkgelegenheid met 0,5 procent. Het bbp steeg in 2014 met 1,3 procent en er kwamen netto 15.600 jobs bij, maar vooral dankzij zware subsidies van de overheid. Bovendien nam de beroepsbevolking toe met 29.000 mensen. Ondanks de banengroei kwamen toen dus 14.000 mensen in de werkloosheid terecht.

Vorig jaar groeide het bbp in België met 1,4 procent, ietwat trager dan het gemiddelde van 1,6 procent in de 19 landen waar de euro het betaalmiddel is. We trokken natuurlijk profijt uit de groei van de landen van de eurozone, maar ook de consumptie van de gezinnen stuwde onze economie op: dankzij de daling van de olieprijs konden ze meer geld uitgeven. ‘Het aanhoudend maar gematigd herstel’, zoals gouverneur Smets de conjunctuur van 2015 omschrijft, vertaalde zich duidelijk in meer werkgelegenheid. Het aantal jobs in de overheidssector liep wel terug, want heel wat ambtenaren die met pensioen gingen werden niet vervangen. En anders dan in de vorige jaren was er maar een zeer beperkte aangroei van de dienstencheques-jobs, omdat ze duurder werden en minder interessant voor de gezinnen. De banengroei vond vooral plaats in de conjunctuurgevoelige sectoren, in niet-gesubsidieerde banen.

Naast de economische heropleving waren er nog vier factoren die ervoor zorgden dat er meer mensen dan ooit aan de slag zijn: de arbeidsmarkthervormingen, de loopbaanverlenging, de loonmatiging en de lastenverlaging. ‘Het toont aan wat een regeringsbeleid kan doen voor de werkgelegenheid’, zegt Marcia De Wachter. De arbeidsmarkthervorming werd al in 2012 ingezet. Werklozen worden op allerlei manieren aangespoord en geholpen om een job te vinden. Het wordt steeds moeilijker ‘om in de hangmat te blijven liggen’, zoals sommigen dat verwoorden. Bovendien wordt de druk opgevoerd om langer te blijven werken. Vorig jaar werkte 44 procent van de 55-plussers, dat is nog niet echt hoog maar toch 10 procentpunt meer dan in 2007. Een opmerkelijke verbetering.

Dat de banengroei net in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken plaatsvond, heeft zeker te maken met de loonmatiging. Ook die werd aangevat onder de regering-Di Rupo en voortgezet door de regering-Michel, onder andere met een indexsprong. Zo werd onze arbeid goedkoper. Jarenlang kampte België met een loonkostenhandicap: onze arbeid was in vergelijking met onze buurlanden te duur. Volgens de Centrale Raad van het Bedrijfsleven lag het uurloon in België in 2013 4 procent hoger dan het gemiddelde van onze buurlanden, vorig jaar was dat nog maar 1,5 procent. Gouverneur Smets maakt zich zelfs sterk dat ‘in 2016 de loonkostenhandicap helemaal zal verdwijnen’. Dat zal dan te danken zijn aan onder meer de taxshift, die zorgt voor een lastenverlaging: belastingen op arbeid verschuiven naar consumptie, vervuiling en vermogen. De bijdrage van de werkgevers aan de sociale zekerheid zal met de taxshift verlagen van 33 procent naar 25 procent, en dus kost een werknemer heel wat minder voor een werkgever.

Volgens berekeningen van de Nationale Bank kwamen er vorig jaar al 400 banen bij dankzij de taxshift, dit jaar zullen er dat 6100 zijn. Dat is geen vetpot, maar de volgende jaren zal de werkgelegenheid dankzij de taxshift sterker groeien. In 2018 bijvoorbeeld zullen er 26.700 extra banen bijkomen, in 2021 zelfs 64.500. De Nationale Bank merkt nog op dat onze productiviteit de afgelopen jaren wat steeg in vergelijking met onze buurlanden. De combinatie van lagere loonkosten en hogere productiviteit maakt het voor ondernemingen aantrekkelijk om hier mensen aan het werk te zetten. Dat verklaart de aangroei van niet-gesubsidieerde jobs in ons land.

3. De uitdagingen

Eén vogel maakt de lente niet. Dat is natuurlijk ook zo met de 23.500 banen die er in de marktsectoren vorig jaar bijkwamen op een totale aangroei van 37.500. Dat vraagt om bevestiging. In oktober vorig jaar raamde de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid dat er volgend jaar netto 30.600 banen zouden bijkomen, waarvan 15.200 in de marktsectoren. In 2017 zouden er dat 39.500 zijn, waarvan 23.700 jobs in de privésectoren. Deze cijfers hielden geen rekening met de effecten van de taxshift.

De Nationale Bank kwam in het decembernummer van haar Economisch Tijdschrift met ramingen die wel de taxshift meenemen. Zij denkt dat de werkgelegenheid dit jaar met 40.000 banen zal toenemen en dat de conjunctuurgevoelige sectoren er daarvan 18.000 voor hun rekening zullen nemen. In 2017 komen er in totaal 42.000 jobs bij, waarvan 22.000 in de privésectoren. Dat betekent dat er in drie jaar tijd minstens 60.000 niet-gesubsidieerde jobs zullen bijkomen.

Ondanks dit goede nieuws kampen we volgens het verslag van de Nationale Bank nog met een aantal uitdagingen op onze arbeidsmarkt. Zo blijft het aantal jobs in de industrie dalen: in 2012 gingen daar 7400 banen verloren, in 2013 12.400, in 2014 11.600 en vorig jaar nog eens 8400 jobs. Dat is bijna 40.000 industriële jobs minder in vier jaar tijd. Dat komt natuurlijk omdat we evolueren naar een kenniseconomie, maar het is ook het gevolg van productiviteitsverbetering. Je zou kunnen zeggen dat het aantal banen in de industrie wel afneemt, maar niet het belang van de industrie in onze economie.

Anders dan men zou denken, blijken daarbij niet zozeer de laaggekwalificeerde jobs in het gedrang te komen, maar wel de middenklassejobs, zoals secretariaatswerk of sommige banen in de textiel, de metaalverwerkende nijverheid en drukkerijen. Vooral jobs die steunen op veel routine kunnen makkelijk worden geautomatiseerd of worden verhuisd naar het buitenland. Hooggekwalificeerde jobs als informaticus, ingenieur, architect, accountant en financiële expert blijven zeer in trek, net als laaggekwalificeerde banen die plaats- of persoonsgebonden zijn, zoals kapper, vuilnisophaler en postbode.

Bovendien wijst de Nationale Bank erop dat de fiscale en parafiscale druk op arbeid in ons land bijzonder zwaar blijft, zeker in vergelijking met het buitenland. De belastingwig, het verschil tussen het brutoloon dat een werkgever betaalt en het nettoloon dat de werknemer op zijn rekening krijgt gestort, ‘is de grootste van alle EU-landen, ongeacht het loonniveau’, aldus de Nationale Bank. Die grote belastingwig heeft tot gevolg dat men zich minder voor jobs aanbiedt omdat werken minder lonend is, en ze ondermijnt de arbeidsvraag omdat het in dienst nemen en houden van werknemers duurder is.

De taxshift probeert daar nu wat aan te verhelpen, door de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid te verlagen. Volgens de Nationale Bank is het toch oppassen geblazen voor een stijging van de lonen, zeker als die hoger ligt dan in onze buurlanden. Die kans is reëel. Onze beroepsbevolking vergrijst en vele loonschalen zijn gekoppeld aan de jaren dat iemand werkt. Dat werkt een klim van de lonen in de hand. Bovendien neemt de inflatie in ons land sneller toe dan in onze buurlanden. Als dat fenomeen via de loonindexering doorberekend wordt in de lonen, verslechterd onze competitiviteit opnieuw. Dat alles ondermijnt de banenschepping.

Daarnaast blijven er op de Belgische arbeidsmarkt opmerkelijke regionale verschillen bestaan. Terwijl de werkloosheidsgraad in Vlaanderen 5 procent bedraagt, ligt die in Wallonië op 12 procent en in Brussel zelfs op meer dan 17 procent. De Vlaamse provincie met de hoogste werkloosheidsgraad is Antwerpen met 6 procent. Maar de provincie Antwerpen telt heel wat minder werklozen dan de Waalse provincie met de laagste werkloosheidsgraad, Waals-Brabant met 8 procent. Tussen aangrenzende provincies is het verschil soms immens. In Limburg bijvoorbeeld bedraagt de werkloosheidsgraad 6 procent, in Luik meer dan 13 procent. In West- en Oost-Vlaanderen ligt dat iets boven 4 procent, in Henegouwen boven de 13 procent. De banengroei zal dat niet meteen oplossen, want de vacatures die de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling ontvangen, stegen in 2014 en 2015 in Vlaanderen en Brussel, maar in Wallonië liepen ze terug.

Er zijn ook een aantal groepen in onze samenleving die het nog steeds slecht doen op de arbeidsmarkt. Vrouwen, jongeren en 55-plussers vinden nog altijd niet zo makkelijk werk. Bij laaggeschoolden en niet-Europeanen is de toestand zelfs dramatisch. De werkgelegenheidsgraad van de laaggeschoolden bedraagt in ons land maar 46 procent, in de EU-lidstaten is dat gemiddeld 53 procent. De werkgelegenheidsgraad van niet-Europeanen is in België maar 45 procent, terwijl het gemiddelde in de EU-lidstaten 56 procent is. Tot nu toe slagen we er dus minder goed in om niet-Europese migranten aan een baan te helpen. Gouverneur Jan Smets benadrukt dat we de vluchtelingen die naar ons land komen goed kunnen gebruiken. Ze kunnen een bijdrage leveren aan de economische groei, als we ze goed begeleiden en inschakelen op de arbeidsmarkt. Hij heeft het daarbij over een ‘win-winsituatie’.

Tot slot blijven onze ongezonde overheidsfinanciën als een zwaard van Damocles boven de arbeidsmarkt hangen. België haalde ‘eens te meer’, dixit de Nationale Bank, de aangekondigde begrotingsdoelstellingen niet en de overheidsschuld blijft op het zeer hoge niveau van 106,5 procent van het bbp hangen. Gouverneur Smets beklemtoont dat de overheid nu financiële buffers moet aanleggen om toekomstige schokken op te kunnen vangen. Doen we dat niet, dan krijgen we vroeg of laat de rekening gepresenteerd, ook op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd zegt hij dat onze overheden moeten kiezen voor ‘productieve investeringen’, zoals infrastruc-tuurwerken, maar hij stelt het tegenovergestelde vast: ‘Het wegennet verslechtert’. Dat bedreigt onze economische groei en de banenschepping.

Toen vorig jaar in de zomer een akkoord werd bereikt over de taxshift, zei premier Charles Michel (MR) dat zijn regering drie prioriteiten had: ‘Jobs, jobs en jobs’. De vaststelling van de Nationale Bank dat er in 2015 voor het eerst sinds lang opnieuw banen werden gecreëerd zonder zware overheidssteun is een opsteker voor de regering-Michel, ook al is de trendbreuk voor een deel te danken aan de vorige regering. Bovendien konden we van enige rugwind genieten: we profiteerden van de opleving van de wereldconjunctuur en van de lage olieprijs. Maar wat als de wind morgen keert? Wat als de wereldeconomie slabakt en de olieprijs stijgt – niet helemaal denkbeeldig met de groeiende oorlogsdreiging in het Midden-Oosten?

Gouverneur Smets benadrukte dat we er nog lang niet zijn. De uitdagingen voor ons land blijven op vele vlakken enorm: ‘We moeten niet alleen een gezonde basis leggen voor de economische bedrijvigheid en voor gezonde overheidsfinanciën, maar ook voor het betaalbaar houden van het Belgisch sociaal model.’ Dat is een sisyfusarbeid. Laten we hopen dat wij het rotsblok wel tot boven op de berg kunnen rollen.

DOOR EWALD PIRONET

‘De jobs die niet zwaar afhangen van overheidsgeld zijn terug van weggeweest.’

Gouverneur Jan Smets benadrukt dat we de vluchtelingen die naar ons land komen goed kunnen gebruiken.

Terwijl de werkloosheidsgraad in Vlaanderen 5 procent bedraagt, ligt die in Wallonië op 12 procent en in Brussel zelfs op meer dan 17 procent.

Onze ongezonde overheidsfinanciën blijven als een zwaard van Damocles boven de arbeidsmarkt hangen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content