De herfst en wat te doen om eraan te verhelpen.

Hoe zere vallen ze af,

de zieke zomerblâren,

hoe zinken ze, altemaal,

die eer zo groene waren,

te gronde waard !

Wanneer we deze regels uit het hoofd moesten leren, dan was de zomer finaal voorbij en de vakantie natuurlijk ook. De herfst had andermaal toegeslagen en al prezen de dichters dit seizoen de hemel in, voor ons leerlingen was dit een magere troost. Negen maanden in de galeien fleurt men niet op met enkele versregels.

Nu wij de kinderschoenen ontgroeid zijn en erger, zien wij dat anders, maar hoe men het ook draait of keert, hoeveel goud en brons er ook aan de bomen hangt, het is en blijft voor velen een beetje een triestig seizoen. Deuren en vensters gaan dicht die een zomer lang hebben opengestaan. Enkel de mus en de merel laten nog van zich horen, maar zelfs bij de laatste zit er geen zingen meer in. Maar omdat de natuur inslaapt, moeten wij dat nog niet doen. Volgens mijn vriend Pierre deze is een andere Pierre dan de uitvinder van het perpetuum mobile moet men een plan maken. Maar, en dat is belangrijk, het moet, ja het mag zelfs niet dat soort plan zijn dat een keer van start gegaan per se moet tot een goed einde gebracht worden. Hij noemt het een zacht plan, met glijdende belangrijkheidsgraad.

?Verslapt de interesse, snel, laat dan alles vallen en varen en stel een nieuw plan op en zo voort tot in maart de zon het lentepunt door gaat en de winter verslagen is.?

?Hoe ?? zeg ik.

?Hang nu de ezel niet uit !? zegt hij geïrriteerd. ?Dit is toch duidelijk.?

?Helemaal niet,? antwoord ik fel. ?Dit is noch min noch meer dan door het najaar totteren om dan met een schoot vol gebarsten en gedeukte projecten terug boven water te komen.?

?Maar ik zeg toch duidelijk dat het projecten moeten zijn die gerust een barst of een vlek kunnen verdragen,? zegt hij lachend. ?Kijk, vriend Louis was naar de zoo geweest, dat was laat oktober, en zag er onder andere een olifant. Ja, dat is niet ongewoon, daar kijk je zomaar niet omheen.?

?Ik denk dat ik plots hersenkoorts krijg,? zeg ik.

?Wacht, wacht,? roept hij, ?het verhaal begint pas. Wel, ’s namiddags zag hij die olifant en ’s avonds thuisgekomen zat hij na de boterhammen met koffie nog wat in zijn bibliotheek te frutselen, de familie zat aan de buis geklonken, als hij plots een muis uit een schuif van zijn schrijftafel zag tevoorschijn komen, de kamer dwars oversteken en onder de gaskachel verdwijnen. Eerst dacht hij niets. Ja, kom, hij dacht gewoon : hé een muis. Maar toen begon zijn brein onder stoom te komen en kwam langzaam op gang, je weet zoals de stoomtreinen van voor de oorlog. Vanmiddag zag ik een olifant en die was grijs en nu zie ik een muis en die is ook grijs, klonk het in zijn hersenen. Veel was het niet, want ware hij hier halt gehouden en in het café of thuis gezegd : ik heb een grijze olifant en een grijze muis gezien, dan was de reactie geweest : Louis heeft zijn hersenen verbrand met zijn calvados, of : pa moet in behandeling.

?Toch zou ik graag een paar aspirines nemen,? zeg ik rechtstaande.

?Blijf toch zitten man, vanwaar al die zenuwen,? roept Pierre. ?Nu komt het. Louis ging met die twee grijze beesten in zijn kop naar bed en toen zag hij het voor zich in lichtende letters zoals een neonreclame : alle grootste en alle kleinste zoogdieren zijn grijs. En hiermee had hij een studieobject om de winter door te krijgen. Zat iemand hierop te wachten ? Neen. Hielp het de biologie een stap vooruit ? Te genen dele. Was er een soort mini-Nobelprijs voor weekhoofden aan verbonden ? Bij verre na niet en juist daarom was het plan zo perfect om zes maanden in rond te dartelen. Hij liep de biliotheken af, bladerde in encyclopedieën en schreef om informatie naar de vrienden van de zoo. Maanden verliepen. Regen, mist, ruwrijm, sneeuw, vorst kom, alles wat er in het barre seizoen te geef is , liep over zijn rug zoals Gods water over Gods akker. Maar wanneer Louis rond Pasen aan de feesttafel zat van een plechtige communicant, kon hij bij de koffie een diepe trek aan zijn Corona doen en zeggen : wisten jullie dat alle grootste en kleinste zoogdieren grijs zijn ? En als er dan iemand zei : en de blauwe vinvis dan ? Wel, dan schoof hij zijn stoel achteruit en trok al zijn grijze registers open. Hij stak heel het feestgenootschap in zijn zak en de blauwe vinvis als uitzondering op de regel erbij. Louis geniet sindsdien van een groot gezag in de familie.?

?Ik ben ondertussen ook grijs geworden,? zeg ik onzeker. ?Neem me niet kwalijk, maar ik zou nu een uurtje willen alleen zijn.?

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content