HOE VERVUILD BENT U?

HUMANE BIOMONITORING Het is moeilijk om metingen van chemische stoffen in het lichaam te vertalen in gezondheidsrisico's. © IMAGE GLOBE

Er wordt veel overheidsgeld gepompt in ‘humane biomonitoring’: het meten van de vervuiling van het menselijk lichaam. Maar wetenschappers zijn het vaak niet eens over de interpretatie van de gegevens. En als het erop aankomt, verdedigen landen ook in een Europese context hun eigen belangen.

Chemicaliën doden naar schatting één miljoen mensen per jaar, stelde het milieuagentschap van de Verenigde Naties (UNEP) in 2012. Alleen al in het arme Afrika zou het gebruik van pesticiden de gezondheidszorg 70 miljard euro per jaar kosten. Wereldwijd wordt het jaarlijkse economische verlies door een slecht beheer van vluchtige chemische stoffen op 186 miljard euro geraamd.

Geregeld worden cijfers wereldkundig gemaakt over chemische stoffen waar het menselijk lichaam geen weerstand tegen zou hebben, omdat ze synthetisch zijn aangemaakt door de industrie en dus nieuw zijn voor onze omgeving en ons gestel. Volgens ramingen zouden er 140.000 van zulke stoffen in omloop zijn, terwijl het aantal stoffen dat in het lichaam kan worden opgespoord maar een duizendtal bedraagt.

Al in 2004 publiceerde Science een nieuwsartikel onder de kop: Pollution Gets Personal (‘pollutie wordt persoonlijk’). Het uitgangspunt was dat elke mens wordt blootgesteld aan chemische stoffen, maar dat niet duidelijk is wat de gevolgen daarvan zijn voor de volksgezondheid. Het artikel wees op het belang van biomonitoring: het meten van de chemische, vervuilende stoffen die in het menselijk lichaam opgeslagen zijn en de gevolgen daarvan voor de gezondheid.

Algauw ontstond er in dat verband een conflict tussen milieubewuste organisaties en ambtenaren die vonden dat er niet getalmd mocht worden met screeningacties, en de chemische industrie die bang was voor wat ze ‘ongefundeerde regelgeving’ noemt: de beperking van het gebruik van chemische stoffen zonder dat duidelijk is welke invloed ze hebben op het menselijk lichaam. Want als er één ding vanaf het prille begin duidelijk was, is het dat het niet eenvoudig zou zijn om de gegevens van biomonitoring te interpreteren.

De eerste zinnen van een overzichtsartikel dat in 2007 in Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology verscheen, luidden: ‘De mogelijkheid om chemische stoffen in mensen te meten loopt heel ver vooruit op de mogelijkheid om de gegevens betrouwbaar te interpreteren in functie van hun belang voor de volksgezondheid, waardoor er een brede kenniskloof ontstaat. Zolang die kloof niet gedicht is, kan de grote belofte om biomonitoring routinematig te gebruiken voor beslissingen die de volksgezondheid moeten beschermen, niet concreet worden gemaakt.’

Hormoonverstoorders

Het voorzichtige Europa sprong uiteraard op de kar van de biomonitoring. De Europese Unie steunde eind 2009 een project dat moest nagaan of humane biomonitoring op Europese schaal haalbaar was: Democophes, of Demonstration of a Study to Coordinate and Perform Human Biomonitoring on a European Scale. Er waren zeventien Europese landen bij betrokken (Frankrijk en Nederland niet). Het Belgische deel werd gecoördineerd door Dominique Aerts en Pierre Biot van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Het totale budget voor Democophes bedroeg meer dan 3,4 miljoen euro voor twee jaar onderzoek.

Het is zeer de vraag of dat geld de moeite waard is geweest. Grootschaligheid is geen garantie voor wetenschappelijk succes. Het was de bedoeling in elk land een groot aantal moeders en kinderen te selecteren, in een stad en op het platteland, die onderzocht zouden worden op vijf parameters waar iedereen in zijn dagelijks leven mee in contact kan komen: de potentieel giftige zware metalen kwik en cadmium die onder meer industriële vervuilers zijn, cotinine (afvalproduct van nicotine in het lichaam, marker voor de blootstelling aan tabaksrook, ook bij passieve rokers) en de hormoonverstoorders bisfenol-A en diverse ftalaten die in voedingsproducten (zoals blikjes), cosmetica, speelgoed en huishoudspullen verwerkt zijn. Hormoonverstoorders kunnen leiden tot problemen met de vruchtbaarheid.

Er moest nauwkeurig worden afgesproken hoe de stalen van haar (voor kwikanalyse) en urine (voor de rest) werden genomen. Toen duidelijk werd dat niet iedereen bij de staalnamen plastic handschoenen had gedragen, werd er woest gereageerd, want zelfs die subtiele verschillen zouden – volgens sommige diehard protocolbewakers – de resultaten beïnvloeden. Er was enorm gedoe over welke laboratoria de analyses mochten uitvoeren, want alles moest volgens dezelfde standaards gebeuren, en met landen als Roemenië, Hongarije en Polen in het project lag een bijdrage van alle deelnemers niet voor de hand. Vele laboratoria vielen uit de boot, wat leidde tot beschuldigingen van partijdigheid en gegevensvervalsing, omdat sommige laboratoria er belang bij zouden hebben gehad om andere in diskrediet te brengen. Het duurde dan ook lang voor er een vorm van consensus bereikt werd over de te gebruiken statistiek.

Andere biomonitoringinspanningen kregen met vergelijkbare problemen te maken. Science bracht begin dit jaar een scherpe analyse van een Amerikaans project dat een groot aantal kinderen wilde volgen om na te gaan hoe hun gezondheid beïnvloed werd door elementen uit hun leefomgeving. Maar na tien jaar en een investering van 1 miljard dollar zijn de onderzoekers er nog altijd niet uit hoe ze te werk moeten gaan om bruikbare resultaten te behalen. Sommigen verweten het project een te extreem streven naar perfectionisme, wat in deze context moeilijk realiseerbaar is – ook Democophes worstelde daarmee. Anderen maakten zich druk over het feit dat er beslist is om van het geheel gewoon een platform voor het verzamelen van gegevens te maken, en pas achteraf te kijken wat ermee moet gebeuren.

Een ander heikel punt is het bepalen vanaf welke concentratie een product een probleem voor de volksgezondheid kan betekenen. De vele eindeloze discussies die daarover in de vakliteratuur worden gevoerd, illustreren dat het uitermate moeilijk is om normen vast te leggen. Sommigen – zoals lobbyisten voor de chemische industrie – vinden dat die normen te streng zijn, anderen – dikwijls uit de medische wereld of uit ngo’s – vinden dat het niet streng genoeg kan, al was het maar omdat niet bekend is wat de effecten zijn. Nature bracht vorige herfst een analyse van de vraag in welke mate zelfs héél lage dosissen van bepaalde producten een effect op de gezondheid kunnen hebben. Niemand die het weet. Er wordt ook zelden gekeken naar de gecombineerde effecten van diverse stoffen in een lichaam: cumuleren ze of niet?

Goedkope cosmetica

Die onduidelijkheid speelde mee in de interpretatie van resultaten van het Democophes-onderzoek. België scoorde nergens uitgesproken goed of slecht, maar had wel de hoogste besmetting met bisfenol-A, hoewel de verschillen met andere landen klein waren. Een verklaring daarvoor kon niet geformuleerd worden. Nergens werden de internationale gezondheidsnormen overschreden, maar de Vlaamse vorser die de analyses deed was van mening dat de normen niet scherp genoeg zijn, zodat ze niet alle mogelijke gezondheidsproblemen uitsluiten. Spanje was samen met enkele andere Zuid-Europese landen koploper inzake kwikvervuiling (zie kader). Een derde van de Spaanse moeders scoorde hoger dan de internationaal aanvaarde norm voor kwik, maar volgens de Spaanse spilfiguur van het project was dat niet erg, zolang er geen zwangerschap in het spel was. Voor mannen en oudere mensen mochten de gehaltes volgens haar zelfs tien keer hoger liggen.

Spanje scoorde ook het hoogst voor een van de vijf ftalaten die gemeten werden. Voor sommige analisten, onder meer de Belgische, was de stof belangrijk omdat er nog geen regelgeving voor bestaat, maar de Spaanse verantwoordelijken waren het daar niet mee eens en stelden dat het product geen gevaar voor de volksgezondheid oplevert, in tegenstelling tot sommige andere ftalaten in het verhaal. Het ‘Spaanse’ ftalaat zit vooral in goedkope cosmetica, de andere worden onder meer gebruikt in plastic en materialen voor bouw en renovatie. De variaties tussen de onderzochte landen in het voorkomen van ftalaten in de proefpersonen konden niet afdoende verklaard worden.

Ook individuele elementen kunnen spelen. Een blootstelling van enkele uren aan tabaksrook leidt in één nacht tot een vervijfvoudiging van het cotininegehalte in de urine. Een experiment waarin er vijf dagen lang uitsluitend voeding en drank uit blik werd verbruikt, resulteerde in een toename met een factor 60 van de hoeveelheid bisfenol-A in de urine. Maar de cijfers varieerden sterk in de loop van een dag, en het lichaam leverde meteen inspanningen om de stof versneld uit te scheiden. Een recent artikel in Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology toonde aan dat een drastische dieetverandering tot een significante verhoging van de hoeveelheid ftalaten en bisfenol-A in de urine kan leiden. Het artikel besloot dat het ‘zonder regelgeving om de hoeveelheid bisfenol-A en ftalaten in de voeding te beperken, moeilijk zal zijn om interventies te doen die haalbaar zijn op bevolkingsniveau’.

Begin dit jaar publiceerde een Amerikaanse experte een vlijmscherpe analyse van biomonitoring op de website van Nature. Ze stelde onomwonden dat het moeilijk is iets nuttigs te zeggen over de gezondheidsrisico’s die iemand loopt op basis van eenvoudige metingen van stoffen waarvan de concentratie in het lichaam sterk kan variëren. De metingen kunnen een momentopname weergeven, maar zouden niet bruikbaar zijn om gezondheidsrisico’s op lange termijn in te schatten. Dat belet niet dat analisten soms verregaande conclusies aan de resultaten koppelen, inbegrepen risico’s op chronische ziekten.

Het Democophes-project toonde ook aan dat als puntje bij paaltje komt nationale belangen de kop opsteken. Sommige landen probeerden ongunstige resultaten te verdoezelen of uit de verslaggeving te houden. De wanhopige pogingen van de Ieren om niet te laten registreren dat hun aardappelen verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de hoge cadmiumgehaltes in het lichaam, illustreren dat ook exportbelangen kunnen doorwegen (zie kader). In het kleine België ontstond er zelfs een schisma. De federale autoriteiten betrokken bij Democophes, met Aerts en Biot op kop, startten met een aantal gelijkgezinden een campagne om een vervolgproject door de Europese Commissie goedgekeurd te krijgen – maar zonder onder meer de Duitsers, die ze als te sterk beïnvloed door de industrie beschouwden. De Vlaamse gezondheidsautoriteiten wilden daarentegen doorgaan op het elan van het eerste project, mét de Duitsers dus. Het resultaat was dat er twee vervolgprojecten bij de Europese Commissie werden ingediend, met twee Belgische kampen, en dat geen enkel het haalde – het was de Commissie ook ter oren gekomen dat er problemen waren.

De Commissie steunt nu met 17,3 miljoen euro twee andere projecten die vier jaar lang gaan onderzoeken wat het ‘exposoom’ is gaan heten: het geheel van chemische invloeden uit de omgeving dat een rol kan spelen in het uitlokken van ziektes als astma, longkanker en hartproblemen. De basisgedachte daarachter is dat er tot dusver te sterk is gefocust op genetische aspecten van ziek worden, en te weinig op invloeden uit de omgeving.

DOOR DIRK DRAULANS

Niemand weet of ook heel lage dosissen van bepaalde producten een effect op de gezondheid kunnen hebben.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content