Hoe maakt u van uw zoon een Rode Duivel: een 5 stappenplan

BOB BROWAEYS, JEUGDCOÖRDINATOR VAN DE VOETBALBOND: 'Je mag jongeren druk opleggen, maar drijf het niet zover dat ze de indruk krijgen dat falen als voetballer gelijkstaat aan falen als mens.' © Belgaimage

Misschien speelt de nieuwe Eden Hazard op dit eigenste moment in uw achtertuin. Hoe maakt u van uw zoon een stervoetballer? Een opleiding in vijf eenvoudige stappen.

Stel dat u een zevenjarige zoon hebt die graag en goed voetbalt. Het type dat er bij zijn provincieclubje boven uitsteekt en waarvan iedere toeschouwer zegt: ‘Dat zou later wel eens een hele grote kunnen worden.’ Je weet dat als je zoon zijn voetbaltalent ontwikkelt, hij meer zal kunnen verdienen dan met een ‘gewone’ baan. Wat doe je dan om je zoon zo goed mogelijk te helpen?

Vital Vanaken zat enkele jaren geleden zelf in die situatie. Zijn zonen Sam (24) en Hans (21) schopten het uiteindelijk allebei tot prof: Sam is al jaren vaste waarde bij tweedeklasser Lommel United, Lokeren-speler Hans is deze zomer groot wild op de Belgische transfermarkt. Ergens onderweg moet pa Vanaken de juiste beslissingen hebben genomen. ‘Ik ben er nooit van uitgegaan dat mijn zonen het zouden maken’, zegt Vital, zelf in de jaren 1980 en 1990 een meer dan verdienstelijke verdediger in eerste klasse. ‘Van druk was dus geen sprake, al was ik me er wel van bewust dat het kón. Sam en Hans zijn geboren met een onmiskenbaar talent en ik had me voorgenomen dat niet op een domme manier te verkwanselen. We zouden later wel zien tot wat het zou leiden.’

Zulk talent komt uiteraard niet op bestelling. Het is er – of het is er niet. Maar wat voetbaltalent precies is, daar heb je als leek minder zicht op dan je zou denken. ‘Veel scoren of een vlotte balbehandeling wijst natuurlijk op talent’, zegt Gijs Debuyck, jeugdcoördinator van Zulte Waregem. ‘Toch is dat zeker niet het enige waar wij op letten.’ De eersteklasser scout spelertjes vanaf zeven jaar, in de categorie die vroeger bekendstond als de Duiveltjes, waar voetbal meer lijkt op een mierenhoop met ergens een bal in het midden dan op het tactisch geraf-fineerde spel dat u op het WK zag. ‘Wij zoeken vooral “goeie bewegers”, spelers van wie uit tests blijkt dat ze later een sterk sportlichaam zullen krijgen. Diekun je bijvijlen tot topatleten.’

Lengte speelt daarbij een bijzondere rol, temeer omdat het een van de parameters is die via botscans vrij goed te voorspellen zijn. ‘Als je maar 1,65 meter zult worden, heb je als keeper geen toekomst in het elitevoetbal’, weet Debuyck. ‘Het is erg om dat mee te delen aan een achtjarige die graag keept, maar voor een zestienjarige die al een hele opleiding achter de rug heeft, zou het veel dramatischer zijn. Zo’n kleinere jongen hoeft overigens niet te wanhopen; hij kan nog een uitstekende flankaanvaller worden, bijvoorbeeld. Ouders beginnen dan altijd over groeihormonen, omdat ze lazen dat Lionel Messi die kreeg bij FC Barcelona, maar daarover moet ik een misverstand uit de weg ruimen: van groeihormonen word je niet of nauwelijks groter. Ze sturen de groeispurt en kunnen ervoor zorgen dat de jeugdvoetballer vroeger tot volle wasdom komt en dus geen trainingsjaren mist. Alleen wanneer uit onze tests blijkt dat de groeispurt laat zal starten, raden we groeihormonen aan.’

1 Ga op tijd naar een grotere club

Goed, het lichaam en de voetbalkwaliteiten zijn er, en meerdere clubs tonen interesse om de jonge voetbalgod aan te trekken. Dan rijst de vraag: waar zit de mini-Messi het best? Tot zestien jaar is iedere speler vrij om te gaan en te staan waar hij wil. Echte transfers zijn het nog niet wanneer een jongere van club verandert. Je tekent aan het begin van het nieuwe seizoen een aansluitingskaart bij een andere ploeg en klaar is Kees. Vital Vanaken vindt dat er met zulke jeugdtransfers zeker niets mis is, en dat is een opmerkelijk statement voor iemand die tien jaar jeugdcoördinator was bij Lommel United en zelf voor zijn zonen een eerder stabiel parcours uitstippelde. ‘Jongeren vinden voetbal vooral plezant wanneer het hen uitdaagt. Als je er met kop en schouders boven uitsteekt, dreig je je te vervelen of zelfs te ergeren aan je ploegmaats’, zegt Vanaken. ‘Naar een grotere club gaan, kan een bijna natuurlijk proces zijn waarmee je alle betrokkenen een groot plezier doet.’

‘Ik zou niet zozeer naar een grotere club trekken om met betere trainers te werken, maar omdat de ploegmaats meer kwaliteit hebben. Tegenargument kan het sociale aspect zijn, maar mijn ervaring is dat het goed is voor jongeren om eens nieuwe vriendjes te maken en zich te integreren in een milieu dat ze nog niet kennen. Het kweekt karakter. Nee, ik raad ouders aan niet te lang te aarzelen. Als ze het gevoel hebben dat de tijd er rijp voor is, waag dan de stap.’

Maar waar ga je dan naartoe, gesteld dat je zoon uit meerdere opties kan kiezen? Foot PASS, een spin-off van de VUB, kan als leidraad fungeren. Het is een soort keurmerk voor voetbalopleidingen, waarmee de voetbalbond sinds dit seizoen de jeugdcompetities inschaalt. Er bestaan vijf niveaus: gewestelijk, provinciaal, interprovinciaal, elite I en elite II. Voor elk niveau kent Foot PASS sterren toe, vergelijkbaar met hoe een hotel een extra ster kan behalen met een zwembad of een kluis op de kamer. ‘Vroeger waren de jeugdteams gekoppeld aan de A-ploeg: wanneer het eerste elftal zakte, degradeerden de jeugdteams mee’, vertelt Bob Browaeys, jeugdcoördinator van de voetbalbond. ‘Nu komen de kwalitatief beste opleidingen tegen elkaar uit. Dat wordt objectief gemeten in Foot PASS, dat om de drie jaar een audit uitvoert. Het systeem is opgezet opdat clubs hun eigen werking zouden kunnen analyseren en zo nodig verbeteren, maar Foot PASS is net zo goed bruikbaar voor ouders die tussen clubs moeten kiezen.’ De resultaten van de audits zijn namelijk online te raadplegen.

Je kunt ook bijkomende voetbalscholing zoeken buiten de club, bij een van de vele privélesgevers die (techniek)training geven, of meer gestructureerd in een topsportschool. Zoonlief kan er terecht vanaf het derde middelbaar, op voorwaarde dat hij slaagt in een selectietest. Lierse en Zulte Waregem ontwierpen een soort overtreffende trap van de topsportschool: een trainingsacademie met internaat, ingericht volgens de principes van Jean-Marc Guillou, de man die begin jaren 2000 een resem talentvolle Ivorianen naar SK Beveren haalde, zoals Yaya Touré, Emmanuel Eboué en Gervinho. Stuk voor stuk spelers die hij zelf in zijn Afrikaanse voetbalschool had opgeleid. Er wordt op blote voeten getraind, de focus ligt op techniek, en de spelers komen tot hun zestiende niet uit in competitieverband. Een aanrader? ‘Dat hangt af van wat het kind zelf wil’, zegt Gijs Debuyck van Zulte Waregem, dat ook een ’traditionele’ voetbalopleiding aanbiedt. ‘Op de Essevee Soccer School krijg je elk dag voetbal voorgeschoteld. Je leeft de sport, je weet dat je er het maximum uit haalt, maar de opofferingen zijn uiteraard groot en je mist de prikkel van de competitie. Spreekt dat pakket het kind aan of net niet?’

2 Weersta de lokroep van het buitenland

7 van de 23 Rode Duivels die naar Brazilië afreisden, trokken als tienervoetballer al de grens over. En dan tellen we Moussa Dembele en Romelu Lukaku, die slechts een paar seizoenen in de Belgische competitie te bewonderen vielen, niet eens mee. ‘Daartegenover staan wel ontelbaar veel talenten die ook de stap waagden en nooit meer boven water kwamen’, reageert Bob Browaeys. Hij raadt een buitenlandse transfer eerder af. ‘De Belgische jeugdopleiding is uitstekend, dat beamen alle kenners. Waarom zou je op jonge leeftijd dan al huis en haard verlaten voor een onzeker avontuur?’

Jonge Belgen zijn momenteel in elk geval ‘hot’. Zeker in de jeugdreeksen van de Engelse topclubs wemelt het van de Belgen. Het succes van de Rode Duivels werkt kennelijk als een magneet. Buitenlandse jeugdtransfers zijn in principe verboden, maar die regel valt makkelijk te omzeilen. Jongeren mogen wel naar het buitenland als hun ouders om professionele redenen verhuizen. Net daarom bood FC Chelsea vader Musonda een job aan. Lamisha, Tika en Charly Junior volgden pa naar Londen, al was het in de praktijk uiteraard andersom.

Wordt er in het buitenland slordiger met talent omgegaan? ‘In de grote voetballanden is de survival of the fittest zeker ongenadiger, al was het maar omdat de spelersaantallen groter zijn’, zegt Browaeys. ‘En de combinatie met de school is voor een jonge sporter in Engeland veel moeilijker.’ Ook de zonen Vanaken kozen als prille tieners voor de buitenlandse topclub PSV. Al valt volgens vader Vital te discussiëren of dat wel als buitenland telt. ‘Voor iemand die aan de Nederlandse grens woont, is Eindhoven dichtbij. Om halfzeven waren ze al terug thuis van de training. Ik had ze nooit naar het buitenland laten gaan, mocht dat betekend hebben dat ze naar een gastgezin moesten, of op internaat. Ik kan niet oordelen wat goed is voor andermans kinderen, maar in mijn gezin zou dat geen optie zijn geweest. In België krijgen jonge voetballers trouwens zeker voldoende kansen. Dat is de afgelopen jaren compleet veranderd. Toen ik nog speelde, werd de eigen jeugd achtergesteld. Trainers keken niet naar hen om, tenzij in hoge nood. In navolging van Nederland beseffen de Belgische clubs tegenwoordig dat jongeren een zeer interessante inkomstenbron kunnen zijn. Jeugdopleiding is goeie commerce geworden. Of denkt u dat het toeval is dat alle grote ploegen zwaar geïnvesteerd hebben in oefencomplexen voor hun jongerenteams?’

3 Neem een manager

Pakweg vijf jaar geleden zou iedereen die in het voetbal zit, hebben afgeraden om in zee te gaan met een makelaar. Nu zegt zelfs de jeugdcoördinator van de KBVB dat jongeren best wél professionele vertegenwoordiging zoeken, ‘want er komt toch een heleboel af op talentvolle voetballertjes’. Er is iets veranderd: de jacht op jonge spelers wordt tot in het extreme opgevoerd, nu gebleken is dat er met jeugdige Belgen tonnen geld te verdienen vallen. De jaren 2011-2012, toen Racing Genk meer dan dertig miljoen euro incasseerde voor spelers uit de eigen opleiding, waren wellicht het keerpunt. Sinds toen bestaat de helft van het publiek bij elke jeugdinterland uit makelaars die hopen dat ze de volgende Kevin De Bruyne aan zich kunnen binden.

Managers zullen tienjarigen nog geen contract aanbieden. Maar ze zullen de opvallendste talenten wel hun visitekaartje geven en een praatje slaan met de vader. Dertien, veertien jaar is meestal de tijd van het eerste makelaarscontract, dat op zich de speler nog niet echt bindt. Vaak hangt er ook nog geen vergoeding aan vast. Pas wanneer de speler zestien jaar is en prof mag worden, en dus een loon mag verdienen, krijgt de makelaar een deel van de koek. Ongeveer zeven procent van het nettosalaris schijnt de gangbare prijs te zijn. Bij volwassen spelers komt daar nog een stuk van de transfervergoeding bovenop. ‘In ruil daarvoor probeer ik in samenspraak met de speler het juiste traject voor hem uit te stippelen, met trainers die in hem geloven en hem beter maken, en clubs die op dat moment het best zijn voor de ontwikkeling van zijn carrière’, zegt makelaar Stijn Haeldermans, oud-speler van Racing Genk en Standard. Haeldermans begeleidt onder meer Alper Ademoglu, een middenvelder van Anderlecht die wordt beschouwd als the next big thing in het Belgische voetbal. Net voor zijn zestiende verjaardag trok Ademoglu van Genk naar Anderlecht om er zijn eerste profcontract te tekenen. Ze zijn er in Limburg ziedend over. Al plukken ze bij Genk natuurlijk zelf net zo goed talenten weg bij andere clubs.

‘Een makelaar neemt de juridische en praktische beslommeringen voor zijn rekening’, zegt Haeldermans. ‘Maar hij moet er vooral voor zorgen dat zijn protegé goed in zijn vel zit. Dat vergroot het spelplezier en dus ook de kans dat de jongen prof wordt. Je moet ook een beetje kunnen inschatten wie waar gedijt: sommige opleidingen leggen veel nadruk op het fysieke, bij andere clubs gaat techniek boven alles. Maar minstens even belangrijk is dat het idee om voor een bepaalde club te spelen de jongere aanspreekt en prikkelt. De motivatie om hard te trainen komt daar voor een groot stuk uit voort.’

Dat zijn beroep in de voetbalwereld niet de beste reputatie geniet, beseft Stijn Haeldermans maar al te goed. Volgens hem zijn de clubs echter zelf mee verantwoordelijk. ‘Clubs werken even graag met echte charlatans, zolang die maar de gewenste spelers kunnen afleveren. Dat valt misschien nog te begrijpen. Maar wat ik niet snap, is dat clubs geen voorlichting geven, dat ze hun jonge spelers niet adviseren welke makelaars betrouwbaar zijn en welke niet. Het is een aspect van de voetbalwereld dat vroeg of laat toch op hen afkomt. Dus waarom die jonge spelers dan niet helpen verstandige keuzes te maken?’

Vital Vanaken nam pas een makelaar in de arm toen Sam en Hans in de tweede klasse een basisplaats hadden veroverd. ‘Gaandeweg is het idee ontstaan dat jeugdspelers bij een manager móéten tekenen, of ze zitten niet goed. Ik bestrijd dat. Ik zou het ook niet aangedurfd hebben. Want uiteindelijk geef je iemand een volmacht om over het leven van jouw zoon te beslissen. Dat doe ik wel, dacht ik, tenminste tot mijn zonen daar zelf toe in staat zijn.’

4 Geef ze ademruimte

In interviews met geslaagde voetbalprofs lees je het keer op keer: alles hebben ze te danken aan hun strenge vader, die hen bijstond met raad en daad, en die vooral niet te gul was met complimenten. Dat is het voorbeeld waaraan veel voetbalouders zich spiegelen, al kan ook een ander fenomeen spelen. Overparenting of helicopter parenting, obsessieve ouders die heel het kinderleven willen controleren, is een algemeen maatschappelijke trend geworden. Een vader die het veld oprent om de veters van zijn dertienjarige zoon te knopen, is niet zo ongewoon meer. De macho voetbalwereld schrikt er niet meer van op.

‘Probeer vooral de zelfontwikkeling van je kind te stimuleren’, is het advies van Bob Browaeys. ‘Dat doe je ook door af en toe eens níét in te grijpen. Iedereen krijgt tegenslagen te verwerken; jouw kind is jammer genoeg geen uitzondering. Je mag jongeren druk opleggen, ze kunnen meer aan dan je zou denken, maar drijf het niet zover dat ze de indruk krijgen dat falen als voetballer gelijkstaat aan falen als mens. Overbeschermende ouders zijn een probleem, maar ik houd pas echt mijn hart vast als ik vaders tegenkom met té grote verwachtingen. Meer dan eens liepen ze zelf frustraties op in het voetbalmilieu… Kijk, aan het eind van de dag blijft een gezonde vader-kindrelatie nog altijd meer waard dan de kans op een glansrijke voetbalcarrière.’

5 Zorg voor een plan B

De laatste tip is de belangrijkste: weet dat het kan mislukken. ‘Iedere voetbalprof kent een speler die hem in de jeugdjaren overklaste, een enorm talent dat het uiteindelijk nooit heeft gemaakt’, zegt Stijn Haeldermans. ‘Het is best mogelijk dat ze door de valkuilen van het leven naast de sport niet de carrière maakten die ze was voorspeld. Of dat ze door een stom toeval nooit echt de kans kregen om zich te bewijzen. Een trainer die het niet in hen ziet, of een gebroken been op een slecht moment, bijvoorbeeld, en heel dat carrièreplan mag misschien de vuilnisbak in.’

Het zullen niet allemaal Eden Hazards worden. ‘Zelfs jongens die evenveel talent hebben als hij, zullen een beetje geluk nodig hebben om het te maken’, erkent Bob Browaeys. ‘Ik raad iedere ouder met grote dromen ten stelligste aan om zeker studieperspectieven te behouden. De school moet op de eerste plaats komen, op zijn minst tot het kind een contract kan tekenen dat zijn toekomst veiligstelt. Alle eieren in één mand leggen is veel te gevaarlijk, zeker in de wispelturige voetbalwereld. Je kind heeft maar één leven. Zorg ervoor dat het niet instort nog voor hij twintig is.’

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Een gezonde vader-kindrelatie is nog altijd meer waard dan de kans op een voetbalcarrière.’

‘Waarom zou je op jonge leeftijd al huis en haard verlaten voor een onzeker avontuur?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content