Hoe boos is het land?

© Eric Lalmand/Belga Image

Hete herfst: de term is de politieke alliteratie van het najaar, en het valt maar af te wachten of er geen woeste winter op volgt. Samen met de linkse oppositie maakt een vakbondsfront zich op voor een historische krachtmeting met de centrumrechtse regering-Michel I.

Honderdduizend man op straat: dat is de ambitie van de vakbonden voor hun eerste grote betoging op 6 november. Als ze daarin slagen, zullen ze een van de grootste naoorlogse betogingen op de been gebracht hebben, in omvang vergelijkbaar met de meeste antirakettenbetogingen van de jaren tachtig, of de antiracistische Hand-in-Hand-betogingen van de jaren negentig.

Na 6 november volgen drie regionale maandagstakingen en daarna nog een tweede nationale staking. En niemand verwacht dat het daarbij blijft. Voor de Belgische vakbonden wordt dit een grote antistresstest: zijn ze nog in staat een vuist te maken en grote massa’s te mobiliseren? Geldt de historische oproep tot de stakers nog, zoals de Nederlandse socialist Pieter Jelles Troelstra die verwoordde: ‘Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm dat wil’?

De dadendrang is groot, zeker in het zuiden van het land. De woede ook. Deels is dat een uiting van frustratie van de socialistische beweging: voor het eerst sinds 1987 is men van de macht verstoken, en dat doet pijn. Deels is dat een logisch gevolg van het democratisch deficit van deze regering in Wallonië, waar niet eens dertig procent van de kiezers voor de liberale partij van Michel heeft gestemd. Net zoals de te smalle electorale basis van Di Rupo I in Vlaanderen ertoe leidde dat het grootste deel van de Vlaamse publieke opinie van bij de aanvang hyperkritisch tegenover haar stond.

Het valt te vrezen dat stilaan half Wallonië bereid is om actie te voeren. Niet alleen de usual suspects van PS en het FGTB vertonen veel actiebereidheid, ook de achterban van CDH en Ecolo voelt zich miskend, niet het minst de Mouvement Ouvrier Chrétien (MOC), de invloedrijke en vrij linkse tegenhanger van beweging.net, ex-ACW, in Vlaanderen. Dat de eerste protestacties in het zuiden van het land veel feller waren dan in het noorden, is dus niet zozeer een gevolg van een verschillend politiek discours als wel van een wiskundig vast te stellen politiek deficit.

Tussen agitatie en overleg

Maar ook bij de Vlaamse socialisten en christelijke arbeidersbeweging was al voor de eedaflegging van de federale regering de wil tot actievoeren aanwezig. Het eerste duidelijke signaal gaven de voorzitters van de grote vakbonden toen zij weigerden in te gaan op een uitnodiging tot gesprek met informateurs Kris Peeters en Charles Michel. Dat was een vorm van oorlogsverklaring, zeker van mensen die zichzelf graag ‘sociale partners’ noemen en in alle andere omstandigheden pleiten voor overleg.

De voorbije decennia was er een voortdurende wisselwerking tussen sociale agitatie en overleg. Zeker het ABVV schrok er niet voor terug om te staken en storm te lopen tegen regeringen mét de socialisten erbij. Dat was het geval bij het Globaal Plan (1993) van Dehaene I, bij het Generatiepact van Verhofstadt II (2005-2006) en bij de pensioenhervorming van Di Rupo I (2011). Telkens zaten PS en SP.A in de regering. Telkens was de socialistische vakbond tégen. Bij het Globaal Plan was die oppositie zo virulent dat een deel van de PS uit de regering wilde stappen. Jean-Luc Dehaene moest de flamboyante Luikse socialist Jean-Maurice Dehousse formeel verbieden om deel te nemen aan een antiregeringsbetoging: Dehousse was minister van wetenschapsbeleid, en dus herinnerde Dehaene hem aan de ministeriële deontologie dat een regeringslid niet betoogt tegen de eigen regering. Dan moest hij maar ontslag nemen.

Dat Dehousse daar niet over piekerde en braaf bleef zitten, was een signaal dat het de vakbondstop niet echt om het vel van de regering te doen was. Wat was toen het alternatief voor Dehaene? De nog veel hardere recepten waarvoor Guy Verhofstadt, versie Burgermanifest I & II, toen nog tekende? De PS heeft wel een revolutionaire retoriek – het refrein van hun hymne L’Internationale vat aan met de fameuze regel ‘C’est la lutte finale’ – maar ze is allesbehalve een partij van politieke avonturiers.

Het mes tussen de tanden

De vaste FGTB-PS-strategie verloopt als volgt: de FGTB betoogt en staakt, en maakt door de massa die ze kan mobiliseren duidelijk hoe diep de woede zit bij de achterban van de socialistische partij. De PS blijft evenwel loyaal aan het regeerakkoord en keurt in het parlement de wetten goed waarover in de schoot van de regering een akkoord is bereikt. Dat is de zichtbare politieke strategie.

Maar daarna volgt er nog een cruciaal politiek debat dat helemaal ontsnapt aan het oog van het grote publiek. Zodra de wetten zijn goedgekeurd, moeten er immers uitvoeringsbesluiten worden geschreven. In de zogenaamde ‘interkabinettenvergaderingen’ onderhandelen de PS-technici met het mes tussen de tanden om het beleid nog praktisch bij te sturen. Vaak schuift de wetgever een aantal ’technische’ beslissingen door naar paritaire organen als de Nationale Arbeidsraad (NAR). Daar komen de onderhandelaars en studaxen van het ABVV in actie: ze dwingen extra garanties af, schrijven een paar uitzonderingen in, waar mogelijk overgangstermijnen en andere ‘bepalingen van allerlei aard’ die de oorspronkelijke wet stevig bijkleuren. Met deze regering, zonder PS’er of SP.A’er aan tafel, werkt dat mechanisme niet meer.

Het ‘Zweedse’ regeerakkoord verwijst weliswaar een paar keer naar de noodzaak van sociaal overleg (met name wat de ‘minimale dienstverlening’ bij de NMBS betreft, wat hoe dan ook een zekere inperking van het stakingsrecht is), maar het voegt er altijd omineus aan toe dat, als de partners niet tot een akkoord komen, de regering uiteindelijk zal beslissen.

Voorlopig is er dus helemaal geen overleg. CD&V neemt het ACV-voorzitter Marc Leemans zeker niet in dank af dat hij de uitgestoken hand van Michel en Peeters weigerde, want voor haar blijft het ACV toch de eerste (enige) bondgenoot in de vakbondswereld. Maar de regeringspartij heeft weinig keus dan te blijven hameren op de noodzaak van ‘sociaal overleg’, een mantra die al snel door de coalitiepartners werd overgenomen.

Regel van moreel fatsoen

In een sterk gemediatiseerd politiek landschap weegt de publieke opinie steeds zwaarder door. Dat verklaart zeker ook de reactie van de (vooral Vlaamse) vakbondsvoorzitters die zeer verveeld zaten met het eigengereide Waals vakbondsoptreden: de wilde NMBS-stakingen in La Louvière, Charleroi en Luik, en vooral het beschadigen van het MR-hoofdkwartier door een FGTB-commando leidden tot een acute crisissfeer: plots werden de vakbonden zélf bedolven onder tonnen kritiek.

ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw haastte zich om het gewelddadige FGTB-protest te veroordelen. Jean-Pierre Goossens, de voorzitter van ACOD-Spoor (de ambtenarenbond van het ABVV), weigerde dat aanvankelijk: ‘Die actie is het gevolg van het intellectuele geweld van de regering-Michel. Dat kan nu eenmaal fysieke agressie uitlokken.’ En ook: ‘De mensen hebben een uitlaatklep nodig.’ Welgeteld één dag later kwam hij terug op zijn eigen woorden: ‘Ik kan die actie niet goedkeuren.’ Die bocht was natuurlijk niet het gevolg van een plots inzicht, maar het resultaat van een forse interventie vanuit Goossens’ eigen vakbond.

Dat het ABVV warm en koud blaast, illustreert hoe delicaat de politieke lijn is die de vakbond volgt bij dit soort scherp uitgevochten conflicten: de leden moeten overtuigd worden dat hen onrecht wordt aangedaan, maar hun woede mag niet omslaan in agressie. Vandaar ook de onrust over de ‘spontane’ acties bij de NMBS. De strakke opeenvolging, een aantal weekdagen op rij – eerst La Louvière, dan Charleroi en ineens ook Luik, waar de stakers al wisten dat er ook in Bergen en Brussel vanalles ‘spontaans’ te wachten stond – riep herinneringen op aan de beruchte ‘blokstakingen’ bij Ford Genk begin jaren negentig. Die gerichte acties van enkele ploegen legden toen de hele productie stil. Ook bij de NMBS kan een beperkte ploeg actievoerders het volledige NMBS-net verstoren, en dus het hele land platleggen.

Felle strijd om de macht

De grond van dit scherpe conflict is een dubbele politieke strijd. Enerzijds een gevecht tegen een hele reeks regeringsmaatregelen die ervaren worden als antisociaal: de verhoging van het inschrijvingsgeld (in Vlaanderen), de indexsprong, een hogere prijs voor zowat alle publieke diensten, een strengere aanpak van de werkloosheid, inclusief een forse verlaging van de financiële compensaties voor werkloze 55-plussers – ’tot ver beneden de Europese armoededrempel’, zoals de ACV-studiedienst het voorrekende.

Anderzijds een even felle strijd om de politieke macht. Zeker bij de PS kijken ze naar het kabinet-Michel I zoals ze bij de CVP in 1999 naar de paarse regering keken: als een bende usurpatoren van een macht die eigenlijk henzelf toekomt.

Dit verzet kan alleen maar begrepen worden als men beseft hoe hard de regeringsmaatregelen aankomen bij de vakbondsachterban en de kiezers van de socialistische en groene partijen, en ook bij de veel kleinere maar minstens zo activistische leden en sympathisanten van PVDA-PTB. Tegelijk valt de beslistheid van de organisatoren van de betogingen en de stakingen niet uit te leggen zonder hun partijpolitieke agenda – en die is er zeker ook. Al lopen daar de wegen wellicht uiteen. ACV-voorzitter Leemans herhaalt dat het niet om een politieke actie gaat, waarmee hij wil zeggen dat ze niet tot doel heeft de regering ten val te brengen. Rudy De Leeuw formuleert vooral praktische eisen. ‘Weg met de indexsprong.’ Dát is voor hem de belangrijkste doelstelling, want die maatregel doorkruist de volgende jaren de klassieke sociale onderhandelingen in bedrijven en sectoren. En bij de rank and file van de PS gaat het ordewoord rond: ‘Weg met de regering-Michel.’

Vraag is of de vakbonden op die manier niet boven hun gewichtsklasse vechten. In een vrije tribune in De Morgen legden Hiva-onderzoekers Stan De Spiegelaere en Guy Van Gyes uit dat het ‘een illusie’ is te denken dat stakingen tot een nieuwe regering kunnen leiden. Maar de regering dwingen een aantal maatregelen te laten vallen of aan te passen, dat kan een succesvolle staking wel. In een doorwrocht opiniestuk op Knack.be legt PVDA-voorzitter Peter Mertens uit hoeveel belangrijke ‘politieke’ overwinningen te danken zijn aan syndicale actie: van de invoering van het algemeen stemrecht tot het aanvaarden van het principe van gelijk loon voor mannen en vrouwen. Mertens citeert ook een bekend artikel van de Gentse socialistische historicus Jan Dhont, waarin die uitlegt dat sociale vooruitgang kwam ‘onder druk van de zich heftig uitende openbare mening, en niet door de werking van verkiezing en parlement.’

Doos van Pandora

Wellicht ligt de waarheid ergens in het midden. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de PS drie lange oppositiekuren moeten ondergaan. En minstens tweemaal heeft zij de macht herwonnen dankzij ‘de straat’.

De eerste keer was in 1949-1952, toen vier opeenvolgende regeringen met vooral christendemocraten de Koningskwestie afhandelden. De socialisten hadden het referendum over de terugkeer van Leopold III verloren, en dus trokken ze de straat op. Tussen 21 en 29 juli 1950 werden 59 aanslagen met explosieven gepleegd: 5 op spoorlijnen, 3 op gebouwen en 1 op een hoogspanningspyloon. In Grâce-Berleur vuurde de politie op linkse betogers: er vielen drie doden, een vierde bezweek later aan zijn verwondingen. De socialisten kregen hun zin: Leopold trad af. Maar zij aanvaardden wel het behoud van de monarchie.

De tweede keer was in 1958-1960. Gaston Eyskens leidde toen een aantal rooms-blauwe kabinetten, en die namen de zogenaamde Eenheidswet aan. De regeringsverklaring van Gaston Eyskens deed erg denken aan die van Charles Michel. Al in 1960 wilde Eyskens ‘de begroting zuiveren, besparingen doorvoeren, het openbaar ambt hervormen, de ziekteverzekering en pensioenfondsen saneren en nieuwe belastingen invoeren’. De nog unitaire Belgische Socialistische Partij en zeker het ABVV-FGTB gingen in overdrive tegen zijn plannen.

De grote man van de staking was de even linkse als regionalistische leider van de Luikse métallo’s, André Renard. Zijn analyse was dat de Waalse arbeider verknecht werd door het Vlaamse kapitaal – niet toevallig heette zijn krant La Wallonie. Het is een analyse die in Waalse vakbondskringen ook vandaag terugkomt, en ook nu wordt er vooral in Waalse FGTB-milieus gespeeld met de idee dat Wallonië zich misschien maar moet vrijmaken van dat ‘rechtse’ Belgische carcan – een Schots scenario aan Samber en Maas, als het ware. Maar voorlopig is de PS-top nog altijd bijzonder beducht om die communautaire doos van Pandora te openen.

In 1960 gaf Eyskens niet toe. Zijn Eenheidswet werd goedgekeurd. Maar in een volgende regering keerde hij niet meer terug als premier: zijn partijgenoot en opvolger Théo Lefèvre vormde een nieuwe meerderheid, met de zo gehate socialisten.

De derde keer was in 1981-1987, stakingen en acties tegen het inleveringsbeleid van de rooms-blauwe regeringen van Wilfried Martens. Ditmaal hadden de acties minder succes, vooral omdat het ACW uitdrukkelijk de kant van de regering koos, en ACV-voorzitter Jef Houthuys zijn eigen troepen ervan kon overtuigen dat het ‘herstelbeleid’ het beste was voor het land. Maar Mark Leemans is Jef Houthuys niet. Ditmaal liggen de kaarten beter, niet voor de regering maar voor de oppositie.

Het huidige protest kan niet zomaar verengd worden tot een strategie van de PS en haar kameraden van de FGTB. Sinds de voor links zo dramatische verkiezingen van 25 mei is er in amper vijf maanden tijd een breed gedragen sociale protestbeweging ontstaan, waar ook de Vlaamse socialisten, een groot deel van het christelijke middenveld, de groene partijen in Noord en Zuid, het flink gegroeide klein-links en een bizar front van culturo’s, ambtenaren en studenten deel van uitmaken.

België mag zich schrap zetten, en Vlaanderen ook. Want de hogere inschrijvingsgelden en de vorige week aangekondigde tariefverhogingen voor energie – tot dértig procent – zijn exclusieve beslissingen van de Vlaamse regering-Bourgeois I. Het ongenoegen stopt ditmaal niet aan de taalgrens.

Hoe heet de herfst zal worden, kan geen mens nu al voorspellen. Maar niemand die nog twijfelt dat er met vuur en overtuiging gestaakt zal worden, en dat dit protest een eerste echte crashtest voor de Zweedse coalities zal zijn. De kiezer heeft gekozen, de regering beslist, en de straat reageert. Zoals het hoort in een levende democratie.

DOOR WALTER PAULI

De socialisten zijn voor het eerst sinds 1987 van de macht verstoken, en dat doet pijn.

Een succesvolle staking kan de regering wellicht niet laten vallen, maar wel dwingen om een aantal maatregelen te laten vallen of aan te passen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content