In trance bedekte hij binnen- en buitenmuren in de steden – en alles wat hem onder handen kwam – met zijn zoetzure universum van dansende, vallende en springende figuurtjes. Aids brak zijn stormloop. Het wonderkind van de eighties wordt gefêteerd op de expo ‘all-over Keith Haring’ in Bergen.

Hij zou 50 jaar geworden zijn in 2008. En dat is onmogelijk voor een altijd stralende baby. Het was hem niet aan te zien, met dat vale, platte snoetje en de starende ogen achter de grote bril, maar stralen deed hij, van een nimmer aflatende energie. Waar hij ook kwam (overal),wat hij ook aanraakte (alles), Keith Haring bracht zichzelf en wie toevallig in zijn buurt was in trance. Dan tekende hij meestal aan één stuk door, bij muziek uit de gettoblaster. Er ontstonden ritmische patronen op papier, op zeildoek, op flessen, deurknoppen, tennisrackets, pingpongballen, op wat hem zoal onder handen kwam. Een eindeloze stoet van dansende, springende, vallende figuurtjes. Ze lijken als uit sjablonen gesneden, maar ze kwamen telkens opnieuw uit zijn vaste, onvermoeibaar tekenende hand.

Op dezelfde hectische, repetitieve ritmes danste hij ook echt, op straat of in de clubs van New York. Snokkend en superelastisch, hiphop overdag, hiphop ’s nachts. Wie hem kende, beschrijft hem als verlegen, maar nooit of te nimmer bang van mensen om zich heen – veel mensen. Zijn tekensessies waren vaak publieke performances waarbij het geen minuut duurde of iedereen werd weer kind. Slechts voor een deel, want alleen de kinderen bleven kinderen bij Haring. Onschuldig. De anderen deed hij met een scheut van pijn beseffen dat er een worm in de appel zat. Appel en worm smaakten naar seks en drugs, lekker en dodelijk. Was het acid, was het speed? Crack was het denkelijk niet – Crack is whack! afficheerde hij. Aids was de ziekte die hem doodde, en hij was nog geen 32, op 19 februari 1990.

Bergen (Mons) is New York niet. In de verste verte niet, tenzij in ambities. De oude Henegouwse Schone wil in 2015 culturele hoofdstad van Europa zijn, en iedereen die er komt moet die ambitie met zijn handtekening ondersteunen. De stad doet er ook wat voor. Neem nu de kunsten. Het gammele museum voor schone kunsten werd grondig verbouwd, stukken lichter en dus aantrekkelijker gemaakt, en heet nu BAM (het vele kaf in de collectie kon natuurlijk niet worden weggetoverd). Aan het andere eind van de stad werden de vroegere slachthuizen, met hulp van velen (niet het minst de Europese Unie) opgeknapt. Een gigantische ruimte, voor speciale projecten.

Dáár en in BAM loopt een zomertentoonstelling die men in BOZAR Brussel, MuHKA Antwerpen of SMAK Gent zou verwachten. Keith Haring: all-over, een complete show die weinig aspecten van de trendsetter uit de eighties overslaat. Schilderijen en tekeningen, murale decoraties, sculpturen en vazen, en een reconstructie van het interieur van de Pop Shop die Haring in 1988 in Tokio opende. De man was immers ook pionier van kunst als merchandise: geen T-shirt, knuffelbeest, kalender of poster, of hij voorzag ze van zijn motieven, de stralende kruipbaby voorop. Bergen verkoopt geen Haringgadgets, het toont én het documenteert. Een vitaal minimum aan teksten. Sfeerfoto’s met nogal wat schoon volk – popkunstenaar Andy Warhol, de diviene Madonna, Brooke Shields, Caroline van Monaco en beatschrijver William Burroughs behoorden tot zijn kring. Het lichaam van zangeres Grace Jones bedekte hij bij twee gelegenheden, vanzelfsprekend all-over.

Een dvd-projectie, gemaakt door de Keith Haring Foundation, en een documentaire film van Christina Clausen maken vooral duidelijk dat de kunstenaar met zijn publieke murale werken en fresco’s in een waanzinnig tempo het hele urbane scala coverde: hij fleurde zowel kinderdagverblijven, zwembaden en ziekenhuizen op, als museum- en kerkmuren (Pisa), in 1986 een stuk van de Berlijnse Muur, in 1987 een binnenmuur in het Europese hoofdkwartier van het reclameagentschap BBD&O. En nog zoveel meer. In Bergen werd zijn aanwezigheid niet gesignaleerd, hoewel het hem aan Belgische uitstapjes niet ontbrak. Zijn contacten met Antwerpen resulteerden in twee galerietentoonstellingen ( Galerie 121) en een fresco ter gelegenheid van de opening van het Museum voor Hedendaagse Kunst (MuHKA) in 1987.

In de vloeiende kleurlijnen van het MuHKA-fresco, gemaakt op een muur van het restaurant, laat zich een paringsdans ontwarren van veelogige, uit hun draden barstende robotjes. Het werk ontstond voor de ogen van de verzamelde pers en het personeel. Tussendoor aangespoord om te proeven van de eerste maatjes, herkende hij er zijn naam in, en tekende prompt een haring etend mannetje. Het kleinood, uitgevoerd op een placemat en gesigneerd Haring & Haring, schonk de kunstenaar aan het MuHKA-meisje dat de lekkernij voor hem had gehaald.

Pijpenkop

Op dat moment was voor iedereen duidelijk dat hij de ware erfgenaam was van de straatgerichte, wereldwijze, reclame- en consumptievriendelijke popart en zijn Europese variant, het nouveau réalisme. Een bepaald flamboyante nieuw-realiste was Niki de Saint-Phalle. In de Knokse tuin van de rijke kunstenaar en verzamelaar Roger Nellens had ze een sprookjesachtig drakenhuis gebouwd (en er Jean Tinguély, bouwer van nutteloze machines, zijn gangetje laten gaan). Zij bracht de begerige Nellens op het idee om de jonge Keith Haring aan de haak te slaan. Zoals zijn vader Gustave ooit met Magritte had gedaan, gaf hij Haring in het casino van Knokke – een stuk familiebezit – een tentoonstelling én een opdracht voor een muurdecoratie. Tijdens de werkzaamheden logeerde de kunstenaar in het maison-dragon (inmiddels een beschermd monument) waarvan hij de trapwand en het plafond versierde.

De link met België ontstond eigenlijk al toen de negentienjarige in 1977, het jaar voor hij naar New York trok, een retrospectieve van Cobrakunstenaar Pierre Alechinsky zag in het museum van het Carnegie Institute in Pittsburgh. In een interview met zijn latere biograaf John Gruen zei hij: ‘Dat werk was ongelooflijk! Het stond zo dicht bij wat ik deed! Veel dichter dan Dubuffet. Ik had nooit iets gezien wat dichter bij mij stond dan die zelf-voortplantende kleine vormen. Plots werd ik vervuld van zelfvertrouwen. Hier had je een kerel die deed wat ik deed, maar op een enorme schaal en uitgevoerd in het soort kalligrafie waar ook ik mee werkte. En er waren de sequenties die verwezen naar cartoons, maar uitgevoerd op een volkomen vrije en expressieve manier, die helemaal draaide om intuïtie en spontaneïteit (…) En die geweldige obsessie met inkt en een borstel! En een obsessie met papier!’

Later leerde hij ook de ‘klare lijn’ van Hergé en René Magritte appreciëren. Dat is in Bergen te zien in een lichtjes boosaardige karikatuur van een Kuifjesjongen – met pinocchioneus en rubberachtige megapenis – niet in het gezelschap van Bobbie, maar van een typische Haringhond met zaagtanden. Een onvermijdelijke THIS IS NOT A PIPE, bij Haring een stomende viervoeter met pijpenkop, en het duister intrigerende Head of a Woman, vormen directe hommages aan Magritte.

Het werk van de hiphopper oogt vandaag net zo exuberant en fris als in die dagen. Vaak schemert achter de decoratieve lichtvoetigheid, de felle kleurcontrasten, de feilloos swingende lijnen en dansende figuurtjes echter het verschrikkelijke gevecht tussen goed en kwaad, leven en dood, hemel en hel. Dan valt Haring terug op compositieschema’s die ons doen denken aan mythologische, niet zelden apocalyptische taferelen van onze eigen oude meesters. Een groot plezier verschaft de Bergense expo in het ontdekken van vage tot dichte reminiscenties aan Rogier van der Weyden, Jheronimus Bosch, Pieter Bruegel, Pieter-Paul Rubens en James Ensor. Aan de moderne kant erfde hij het lijnenspel en de kleuren van Henri Matisse en Fernand Léger, de beeldefficiëntie van Andy Warhol.

Een extensieve lijst van invloedssferen geven is onbegonnen werk, Haring zoog op als een spons, en bezat het genie om alles om te zetten in een nieuwe taal, die van de breakdance van de tijd, de zijne. Het verhaal begint bij de tekeningen van de holbewoners en eindigt ergens bij de creatieve taggers en graffitispuiters in de gore maar opwindende buurten van downtown New York op het eind van de jaren zeventig. Toen de zoon van een cartoonist uit Reading (Pennsylvania) daar rond die tijd neerstreek, versmolten in zijn hoofd de in de School of Visual Arts opgedane kennis in no time met de visuele prikkels van de straat. Het fenomeen Keith Haring begon zijn tocht met krijtjes op het trottoir en op de vrije, zwarte advertentieruimtes in de gangen van de metro. De kruipende baby zond z’n eerste stralen uit, en is nooit een oud mannetje geworden.

TOT 13 SEPTEMBER IN HET BAM, RUE NEUVE 8, EN IN DE ANCIENS ABATTOIRS, RUE DE LA TROUILLE 17, BERGEN. ELKE DAG OPEN VAN 12 TOT 18 UUR. (GESLOTEN OP MAANDAG).

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content