Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Bart Wellens dendert volgens een zorgvuldig uitgetekend draaiboek door het veldritseizoen. Trainer Paul Ponnet is zijn stuurman.

Met de Superprestigewedstrijd van Asper stevent het veldritseizoen volgende zondag op een nieuwe climax af. In deze Oost-Vlaamse gemeente won Bart Wellens vorig seizoen met grote overmacht. Hij legde er de basis voor een schitterende campagne die zou resulteren in de wereldtitel. De gedaanteverwisseling van Wellens was opmerkelijk. Vroeger zaten er bruuske schommelingen in de prestatiecurve van de Kempenaar, nu blijkt hij een vat vol regelmaat.

Wellens dankt die ommekeer aan Paul Ponnet, die hem sinds augustus 2001 nauwgezet begeleidt. Ponnet, een licentiaat lichamelijke opvoeding, werkte ooit als technisch directeur voor de Belgische wielerbond en probeerde daar wetenschappelijke bevindingen ten dienste te stellen van de renners. Maar in dit conservatieve bastion werd er naar zijn smaak te weinig vooruitgang geboekt. Ponnet stapte op en begon een eigen sportconsultingsbedrijf. Hij adviseert teams, clubs, federaties en individuele atleten die hij voor een deel ook trainingstechnisch begeleidt.

Bart Wellens is het absolute paradepaard uit zijn stal. Ponnet, een man van schema’s en zorgvuldig uitgekiend trainingswerk, volgde ooit 150 jongeren tussen hun zesde en twaalfde in hun motorische ontwikkeling en bepaalde via modellen hun individuele potentieel. Die bevindingen bleven door de jaren heen zijn handvest. En mee vanuit die verworven kennis zette hij Bart Wellens helemaal naar zijn hand. Zelf wil hij zijn aandeel in de doorbraak van Wellens relativeren. ‘Ik ben niet de architect van zijn succes, eerder de modelleur’, zegt hij. Maar Wellens, zo beweert hij ook, zal de komende vier jaar nog vooruitgang boeken.

Paul Ponnet: ‘Toen Bart Wellens me in augustus 2001 vroeg om hem te trainen, zei hij me dat hij de sprong naar de top wilde maken maar dat hij niet goed wist hoe. Bart gold als een supertalent, maar hij presteerde te wisselvallig. De reden daarvoor was heel simpel: zijn conditionele uitbouw bleek nog niet voltooid. Ik vond dat niet erg, Bart was toen nog maar tweeëntwintig, op zo’n moment moet je nog over voldoende reserves beschikken. Een van de grote fouten die jonge renners tegenwoordig maken, is dat ze hun kwaliteiten te vroeg uitputten. Terwijl het er in een eerste fase om gaat die kwaliteiten te prikkelen. Je moet een lichaam de tijd geven om te groeien. Dat is bijvoorbeeld de grote kracht van iemand als Peter Van Petegem. Die heeft eerst zijn basiscomponenten ontwikkeld, leerde vervolgens nadenken over de trainingsstof in functie van zijn lichamelijke kwaliteiten en kreeg zo als het ware een opvoeding in zelfkennis. Door zijn werkkracht, door zichzelf te kennen en door zichzelf niet voorbij te hollen, maakt hij nu een prachtige carrière. We hebben het laatste van hem nog niet gezien.’

Hoe bent u met Bart Wellens aan het werk gegaan?

PAUL PONNET: In het begin doe je altijd hetzelfde: je profileert de conditionele mogelijkheden van je atleet. Dan probeer je het beschikbare potentieel uit te bouwen, bepaalde kwaliteiten te verwerven en vooral te stabiliseren. Bart was heel onregelmatig, maar dat heeft natuurlijk een oorzaak. Of je gebruikt te veel energie op de verkeerde momenten, of je lichaam is niet klaar om bepaalde inspanningen te doen. Ik heb met Bart een bepaalde lijn uitgetekend, een timing uitgewerkt en die vulden we in met echte trainingsbouwstenen. Waarbij je die trainingen natuurlijk heel goed opvolgt want iedere atleet reageert daar uiteindelijk anders op.

Het eerste jaar was het vooral kijken en analyseren. Dat is normaal: je moet de belastbaarheid van je atleet inschatten. Bovendien kwam Bart toen ook vrij laat naar me toe, in augustus, op het moment dat je voorbereiding voor het crossseizoen al voor driekwart achter de rug is. In zijn voorbereiding had Bart toen een aantal verkeerde stappen gezet, de verhouding tussen het volume en de intensiteit van de trainingen klopte niet. Ik zeg altijd: als je met een volle tank aan energie aan het seizoen begint, mag die halverwege niet leeg zijn. De winter daarop stond Bart er dan helemaal: de wereldbeker gewonnen, wereldkampioen geworden. En dit seizoen gaan we gewoon op hetzelfde elan door.

Welke fouten had Bart Wellens gemaakt voor u hem onder uw hoede nam?

PONNET: Ik weet niet of hij fouten maakte. Het komt er vooral op aan dat je je lichaam leert kennen. Je moet aanvoelen: welk effect heeft een training op mijn gestel? En je moet in functie van belangrijke wedstrijden die gaan komen weten: wanneer mag de belastbaarheid op training hoog zijn en wanneer niet? Van daaruit maak je een planning. Het is daarom dat ik zeg: ik ben niet de architect van het succes van Bart, maar wel de modelleur. Ik heb hem gerichter leren trainen, waardoor hij zichzelf beter leerde kennen. In vergelijking met vroeger werkt Bart nu veel gestructureerder, hij oefent ook veel meer op uithouding. Daardoor kan hij meer trainingsarbeid aan. Door de juiste opeenvolging van de juiste trainingen gaat je lichaam veel sneller en efficiënter van hevige inspanningen recupereren, waardoor je nog meer arbeid kan verrichten.

Het valt op dat er in het veldrijden steeds weer naar andere trainingsmethoden wordt gezocht om op de juiste momenten te kunnen pieken.

PONNET: Het is inderdaad belangrijk om rustperiodes in te lassen. Je kan geen hele winter op niveau blijven, dat is conditioneel en fysiologisch onmogelijk. Bovendien vrees ik dat de UCI op dit moment wat stommiteiten toelaat. Het seizoen ziet er nu structureel heel anders uit dan vorig jaar. Toen kende Bart zijn eerste piek in Asper, door de kalenderindeling moest hij er nu een maand vroeger staan. Gewoon omdat de eerste wedstrijd voor de wereldbeker een maand vroeger geprogrammeerd stond. Er zijn gewoon te veel topcrossen en regelmatigheidscriteria. Er valt nu zelfs in de eindejaarsperiode een wedstrijd om de wereldbeker, terwijl het programma dan al overladen is. Dan vraag ik me af: waarom moet dat? Om organisatoren te plezieren zodat ze hun datum kunnen behouden? Daaruit blijkt weinig respect voor de renners.

Op de weg zie je bijvoorbeeld wel dat er drie fases zijn: je hebt een voorseizoen, de grote rondes en de najaarsklassiekers. Dan kan een atleet doen wat zijn lichaam moet doen: trainen naar een periode, even recupereren en weer opbouwen. In het veldritseizoen moet je ten koste van een aantal mooie wedstrijden toch zeggen: we maken daar geen prioriteit van want anders missen we het hoofddoel.

Los daarvan vind ik dat er veel te veel wedstrijden zijn. Maar vooral: te veel wedstrijden in België. Dat is voor de sportontwikkeling niet goed. In het buitenland zien ze de vedetten nooit rijden. Volgens mij moet je je wedstrijdkalender gaan decentraliseren. In Amerika zijn er heel veel veldritten, in Tsjechië ook, in Zwitserland zijn er ook nog een paar, maar wie krijgen ze daar aan de start? Terwijl je hier meemaakt dat ze in die drukke eindejaarsperiode nog een wedstrijd voor de wereldbeker inlassen. De renners krijgen gewoon de kans niet meer om te periodiseren.

Is Bart Wellens nu sterker dan vorig seizoen?

PONNET: Absoluut. Ik verwacht dat hij nog vier jaar zal groeien. Ik moet eerlijk bekennen: toen ik Bart in handen kreeg, dacht ik dat hij een man was van pieken en dalen, dat zijn motor maar één goede wedstrijd per weekend aan kon. Maar ik heb heel snel gemerkt dat zijn lichaam verschrikkelijk belastbaar is. Bovendien heeft Bart een mager trainingsverleden, hij is ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten een jaar of drie later in een echt gestructureerd trainingsproces gestapt. Bart zal ook nog beter leren veel economischer met zijn beschikbaar potentieel om te gaan. En dat potentieel gaan we elk jaar optrekken.

Sven Nys is ook nu weer zijn belangrijkste tegenstander.

PONNET: Ik denk dat Bart qua klasse een stuk meer heeft meegekregen van de natuur dan Sven. Maar Sven is vroeg in zijn carrière met zijn neus op de feiten gedrukt en tot het besef gekomen dat hij het vooral van het werken moest hebben. Sven Nys was ook al bij de juniores heel goed, maar ging daarna compleet de prak in. Hij kwam uit de BMX, een zeer explosieve discipline. Maar hij had totaal geen basis. Tussen zijn achttiende en twintigste heeft hij enorm veel trainingskilometers gemaakt, tot zevenhonderd kilometer per week, om zo die basis te verhogen. Zo veranderde hij zijn organisme, het was de periode dat de hartslagmeters in het wielrennen hun intrede deden. Eric De Vlaeminck raakte toen geïrriteerd door het feit dat Sven de discipline opbracht om in functie van die hartslagmeter te werken – als het moest, liet hij op training zijn generatiegenoten rijden. Veel steun kreeg hij toen niet. Dat moet je toch maar doen, als jonge snotneus. Sven heeft toen geleerd: je komt er alleen door te werken. En dat weet Bart ook.

In de topsport bestaan er geen wonderen. Wie hoort in gelijk welke discipline bij de wereldtop? Degenen die het meest en het hardst kunnen trainen. Talent is ook: heel veel werk aankunnen. Op het juiste moment, je kan dat niet genoeg benadrukken. In de sport gaat er heel veel talent verloren omdat begeleiders veel te vroeg in een carrière een verkeerde stap zetten met hun atleet. Ze zijn te ongeduldig. Want laten we wel wezen: wie weet hoe zwaar het leven van een topsporter is? Zelfs ex-topsporters die in de begeleiding stappen, kunnen dat moeilijk inschatten. Zij kennen alleen zichzelf uit hun topperiode en zij beseffen niet dat ook zij als atleet geëvolueerd zijn. En ze weten niet meer in welke omstandigheden ze welke stappen in hun carrière hebben gezet. Ze kennen maar één model, hun model. En dat verkondigen zij voor waarheid, ook aan de jeugd. En dat is een groot gevaar.

Omdat ze in feite hun eigen evolutie hebben overgeslagen.

PONNET: Inderdaad. Kijk, in het milieu krijgen mensen die zich in opleiding specialiseren altijd het verwijt dat ze onvoldoende sportkennis bezitten. Dat is inderdaad erg. Maar het is honderdduizend keer erger dan de sport wel te kennen, maar totaal geen theoretische basis te hebben. In het buitenland motiveren ze die ex-topatleten om een reguliere opleiding te volgen, ze worden daar terug op de schoolbanken gezet. Degenen die met succes zo’n opleiding doorkomen, dat zijn natuurlijk heel waardevolle krachten. En die missen we hier. In het wielrennen hebben we dat geprobeerd, uiteindelijk is dat om politieke redenen niet doorgegaan. De bondstrainers zouden hun werk verliezen, het was ook een kwestie van subsidiëring, er is ontzettend gelobbyd om van die examens een kinderspel te maken. Waardoor er nu een stuk of twintig bondscoaches en ex-bondscoaches rondlopen met een diploma van trainer dat eigenlijk niks voorstelt. Maar als je als onbekende probeert de jeugd de goeie richting te wijzen en naast je duikt er iemand op die meermaals wereldkampioen is geweest: naar wie zal er dan worden geluisterd?

Eric De Vlaeminck kon zich destijds niet vinden in uw aanpak?

PONNET: Hij had het bijvoorbeeld niet zo begrepen op die hartslagmeters. Ik heb nog meegemaakt dat Eric De Vlaeminck met de veldrijders voor twee weken op stage trok naar Oostenrijk en weigerde om die hartslagmeters te gebruiken. Dan moest hij achteraf ook niet gaan controleren. Ik kan niet begrijpen dat je een instrument dat je kan helpen zomaar afwijst. Je krijgt bij wijze van spreken een film in handen, je ziet op een gedetailleerde manier wat er is gedaan. Maar als je geen feedback wilt, hoe kan je dan jezelf gaan evalueren, hoe kan je die atleet evalueren? Maar pas op, er is niet alleen De Vlaeminck. Ook José De Cauwer, de bondscoach van de wegploeg, heeft me al vaak vrij openlijk uitgelachen. Je kan De Cauwer niet verwijten dat hij geen zicht heeft op de zaak. Maar alleen op het ogenblik zelf. Maar hij weet niet: wat zijn de gevolgen in hun totaalplan? Ook al omdat er veel te weinig moeite wordt gedaan om te observeren wat er gebeurt.

Is er geen gevaar als je zozeer vanuit de wetenschap werkt dat op den duur het gevoel wordt uitgeschakeld?

PONNET: Ik probeer juist een evenwicht te vinden tussen gevoel en wetenschap. Maar ik weet heel zeker dat de trainingsleer me verhindert om stommiteiten te begaan. Ik beweer: als je een individu volgens zijn profiel conditioneel ontwikkelt, dan zie je hoe het lichaam reageert, dan haal je er het maximum uit. Dan is het alleen maar een kwestie om een goed model te vinden, om eventueel correcties aan te brengen aan het draaiboek en op de juiste ogenblikken de juiste klemtonen te leggen. Zoals we dat met Bart Wellens doen. Hij rijdt goed, hij wint vaak. Maar zijn beste periode moet nog komen. We gaan begin december wat gas terugnemen. Dat is nodig: eerst wat recuperatie en dan met een frisse kop vernieuwde trainingsarbeid, toewerken naar het grote doel, het wereldkampioenschap. Je kan niet vijf maanden lang teren op werk dat je in de zomer hebt gedaan. Ook al moet je daarvoor bepaalde dingen opzijschuiven. Daar gaat het echt om: dat je je niet helemaal laat leiden door de belangrijkheid van de wedstrijdkalender. Anders loopt je tank veel te vlug leeg.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content