Jack London (1876-1916) blijft de geestelijke vader van avontuurlijke reizigers, journalis- ten en kritische waarnemers. Een biografie.

WOENSDAG, 22 NOVEMBER 1916, even voor acht uur. Niemand slaagt erin Jack te wekken. De drie inderhaast bijgeroepen dokters veronderstellen dat hij het hele flesje op vier morfine-korrels na heeft ingeslikt. Zij halen er de maagpomp bij, proberen hem te reanimeren en dienen hem vijf centiliter atropine toe : als tegengif. Intussen helpen zij hem op de been en schreeuwen zij zelfs dat de stuwdam begeven heeft. Om hem toch maar uit de coma te halen. Een paar keer geeft hij de indruk te reageren maar hij valt vrijwel onmiddellijk terug in zwijm. Toch blijft de dokter, die Jack de voorbije drie jaar wegens nier- en levercrises behandelde, ervan overtuigd dat de comateuse toestand veeleer te wijten is aan het blokkeren van de nieren dan aan de dosis morfine, die hij nam om de nierkoliekken te stillen. Maar wat maakt het uit ? ’s Avonds om halfzeven begeeft zijn hart. Jack London is dood.

Hij was bijna 41 jaar en stierf, zoals hij geleefd had : getormenteerd en vredig tegelijk. Want, zoals hij ooit zei : ?Je moet de dood vinden voor zij jou vindt.? Jack London werd ook begraven, zoals hij het wou. Op vrijdag 24 november werd hij gecremeerd in het bijzijn van enkele vrienden, familieleden, zijn eerste vrouw Bessie en hun twee dochters.

Charmian Kittredge, de vrijgevochten vrouwelijkheid in persoon, met wie hij sinds 1903 liefde en avonturen deelde, bleef op eigen initiatief wachten op hun landgoed in Glenn Ellen tot de ceremoniële drukte voorbij was. ’s Zondags zette ze dan, met enkele getrouwen, de urne bij op de heuvel, die Jack haar tijdens een van hun vele wandelingen te paard had aangewezen. En nog steeds zoals hij het gevraagd had, liet ze er een van de roodbruine rotsstenen van het Wolf House bovenop leggen. Deze vesting, die hij met en voor haar op de Sonoma heuvels had laten bouwen, moest aardbevingen trotseren, maar was op 22 augustus 1913 domweg uitgebrand. Nog voor zij erin trokken.

?The Son of the Wolf? (1900) was Jack Londons eerste verhalenbundel over de wilde goldrush naar Klondike, waar hij eind 1897 voor elf maanden heen trok. Daarmee werd hij meteen ?de Rudyard Kipling van het Hoge Noorden? genoemd. Ook ?The Sea Wolf? (1904) werd overigens tot groot ongenoegen van London vooral geprezen als een avonturenroman. Jack London had nochtans een metafysisch zeemansverhaal geschreven. Met de bedoeling om aan te tonen dat de eigenzinnige en wreedaardige kapitein Wolf Larsen, als incarnatie van Nietzsche’s Ubermensch, geen kans maakte in een sociaalgerichte samenleving. En dat de Duitse filosoof zich dus vergiste. Het allegorische in dit boek moest het echter afleggen tegen het avontuurlijk karakter ervan. Dat overkwam London wel vaker. Ook vandaag nog wordt zijn naam geassocieerd met avonturenverhalen, zoniet jongerenromans, terwijl hij er slechts een paar specifiek voor de jeugd schreef. Anderzijds zijn ?The Call of the Wild? (1903), ?White Fang? (1906) en ?Martin Eden? (1906) velen dan weer bijgebleven omdat zij tientallen jaren later verfilmd werden met Clark Gable, Charlton Heston of Glen Ford in de hoofdrol.

De verhalen van Jack London getuigen echter niet alleen van zijn uitzonderlijke belevenissen maar even zeer van zijn sociaal, zelfs uitgesproken socialistisch engagement. Dat was begin deze eeuw in de Verenigde Staten niet zo evident. Geen toeval trouwens dat de meest complete bundeling van Londons uitgesproken politieke geschriften, ?Yours for the Revolution? de formule waarmee hij zijn brieven aan de kameraden beëindigde , pas in 1977 en nog wel in het Frans verscheen. Jack London had nu eenmaal van jongs af aan voldoende redenen om tegen het kapitalisme en de burgerij op te komen.

TYFOON.

Op 21-jarige leeftijd ontdekt Jack London dat hij niet de zoon van John London is, die hij nochtans zo graag mag. Alles wijst erop dat een ?professor? in de astrologie Jacks moeder in de steek liet toen zij zwanger was, dat zij daarop twee geruchtmakende zelfmoordpogingen ondernam en op 7 september 1876 in de armenwijk van San Francisco trouwde met John London, een weduwnaar met drie kinderen. Jack is dan bijna acht maanden oud. Zijn moeder, druk doende met spiritisme, kan niet verkroppen dat ze met dit kind opgezadeld zit. Gelukkig is er Liza, zijn halfzus, die Jack heel toegewijd is en aan wie hij ook op latere leeftijd veel te danken zal hebben tot en met zijn plechtige uitvaart op vrijdag 24 november 1916.

Naarmate zijn ouders het financieel moeilijker krijgen, verhuizen ze naar steeds armere buurten van Oakland, op de oostelijke oever van de baai van San Francisco, en moet Jack bijspringen. Hij is amper elf als hij kranten en ijs bestelt, de kegels in een bowling rechtzet, ruige saloons reinigt en met de paupers omgaat, van wie het lot hem zijn leven lang ter harte zou gaan. Op zijn dertiende vult hij gedurende twaalf of soms meer uren per dag bokalen met augurken in een conservenfabriek. Naast dertigers die er zestig jaar uitzien. En naast kinderen van zes of zeven, die niet weten wat kinderjaren zijn, terwijl de fabriekseigenaars in overvloed baden en hun kinderen in prachtige koetsen naar de beste scholen brengen. Soms verdient Jack er vijftig dollar per maand. Maar ook die staat hij aan zijn moeder thuis af. De later gelauwerde dichteres Ina Coolbrith toen nog bibliothecaresse in Oakland laat Jack ondertussen de betere boeken lezen. In de baai van San Francisco leert zijn schoonvader hem varen. Uitgerekend met lezen, varen én schrijven zou Jack het maken. Al is dat aanvankelijk allesbehalve duidelijk. Integendeel.

Om aan de ellende te ontkomen, wil ook hij ’s nachts de oesterbanken zuidwaarts voor de kust van San Mateo gaan plunderen en in een week tijd soms meer verdienen dan in een heel jaar als ongeschoolde arbeider. Mammy Jenny, een zwarte pleegmoeder, die hem als baby al opgevangen had, leent hem dit keer 300 dollar. De Razzle Dazzle, letterlijk een ?bewildering and exciting? sloepje, is nu van hem. Hij en zijn spitsbroeders verdienen al gauw 25 tot 100 dollar per nacht. ’s Ochtends verkopen ze hun buit aan de kaai. Nadien zuipen ze zich te pletter in het First and Last Chance Saloon. Tot de stroper boswachter wordt en de ?prins van de dieven? de oesterbanken gaat bewaken. De regenbogen leren hem echter dat er ook buiten de baai een wereld wacht.

Dat vertellen hem ook de robbenjagers van de Sophia Sutherland, terwijl zij in de baai overwinteren. Jack London is zeventien als hij aan boord van deze driemaster zijn strepen verdient : als vechtjas en roerganger. Hij loodst het schip zelfs op zijn dooie eentje door een tyfoon voor de Japanse kust, richting Bering Zee. Het verhaal daarover, ?Typhoon Off the Coast op Japan?, wordt in november 1893 Londons eerste en meteen bekroonde story. Al laat de definitieve erkenning nog jaren op zich wachten. Intussen zorgen nieuwe maatschappijvisies ook in Oakland voor de nodige sociale spanningen. Jack London weet aanvankelijk niet goed waaraan zich te houden. Al ondervindt hij verder aan den lijve wat uitbuiting en armoede betekenen : in een juteweverij, als kolenschepper in een elektriciteitscentrale en in Kelly’s leger.

GOUDGRAVER.

In 1894 mobiliseert Jacob Coxey, een industrieel uit Ohio, een massa werklozen uit heel het land om voor het Witte Huis in Washington te gaan protesteren en steun te krijgen voor de bouw van een wijdvertakt wegennetwerk, dat tienduizenden mensen aan werk kan helpen. Jack London voegt zich bij de troep van ?generaal? Charles Kelly, een letterzetter uit San Francisco. Na een maand gaat Jack echter zijn eigen weg : naar Chicago en Niagara Falls. Overdonderd door zoveel natuurgeweld, hangt hij er tot ’s avonds laat rond en slaapt hij onder de blote hemel. Hij wordt opgepakt en zonder enige kans op verdediging en wegens landloperij veroordeeld tot dertig dagen gevangenis. Jack London is weer een ontgoocheling en een onrechtvaardigheid rijker. En ook hiermee zal hij later in zijn oeuvre afrekenen.

Zijn ervaringen als robbenjager komen te pas in ?The Sea Wolf?, zijn belevenissen met de oesterdieven in ?The Tales of the Fish Patrol? (1905), zijn hongertocht als verstekeling op de goederentreinen acht maanden lang doorheen de Verenigde Staten in ?The Road? (1907) en bij het schrijven van ?John Barleycorn? (1913) hoeft London maar terug te denken aan zijn eigen zatlapperij en die van zijn maten. Wat niet belet dat een van de landlopers met wie hij een tijdje optrekt hem de klassenstrijd van Karl Marx, de sociale maar toch individualistisch getinte evolutieleer van Herbert Spencer en het socialisme leert appreciëren.

Eind 1894 gaat Jack London, dan negentien jaar, naar de middelbare school in Oakland met leerlingen die vijf jaar jonger zijn en hem al gauw een rood joch noemen. Om zijn studies te betalen, reinigt hij de klaslokalen en de toiletten. Begin 1895 publiceert uitgerekend het blad van deze school zijn eerste socialistisch geïnspireerde tekst : ?Pessimism, Optimism and Patriotism?, een oproep om ?de teugels uit handen van de corrupte regering te nemen en de massa de nodige scholing te bezorgen.? Een nieuwe boodschap. Zelf wil hij hogerop en slaagt in het toegangsexamen aan de University of California in Berkeley, ten noorden van Oakland. De baas van het First and Last Chance Saloon leent hem geld om zijn studies te betalen, maar het socialisme, het schrijven en de goudkoorts hebben Jack te pakken. Al gauw verkiest hij de zelfstudie, de lectuur van grote denkers en vooral Spencers visie op de samenhang der dingen.

Terwijl dit alles bij hem rijpt, houdt Jack London zijn eerste redevoeringen meestal vanop de toen gebruikelijke soap-box in het park van het gemeentehuis en wordt hij ?de jonge socialist van Oakland? genoemd. Volgens The San Francisco Chronicle van 16 februari 1896 is, in Londons ogen, ?al wie ijvert voor een rechtvaardiger bestel, een socialist.? Zo begrijpt de overheid het niet langer. Wie nog in het openbaar wil spreken, moet de toelating hebben van de burgemeester en die heeft Jack London niet. Dus sleurt de politie hem op 10 februari 1897 van zijn zeepkist en brengt hem naar de gevangenis. Dit keer heeft hij wel recht op een fair proces. London verdedigt zichzelf en wordt vrijgesproken. De Socialist Labor Party, onder leiding van de economieprofessor Daniel De Leon (Columbia University, New York), kon op de westkust geen betere publiciteit dromen. Al opteert London met zijn soms onsamenhangende visie op het socialisme, dat onder andere afgezwakt wordt door het sociaal darwinisme van Herbert Spencer vrij vlug voor De Leons rivaal, Eugène Victor Debs. Dat is de zoon van een immigrant uit het Franse Colmar, die van zijn vader niet alleen de voornamen van Eugène Sue en Victor Hugo maar ook hun sociale bewogenheid heeft meegekregen.

Debs klom als syndicalist bij de spoorwegarbeiders op, belandde na de harde staking tegen Pullman zes maanden in de cel en stichtte in 1897 de Social Democratic Party of the United States, die in juli 1901, samen met een aantal van De Leons medestanders, tot de oprichting van de Socialist Party of America zal leidden.

In juli 1897 vertrekt Jack London, zoals duizenden voor hem, naar het noordwesten van Canada, waar het jaar tevoren, bij de samenvloeiing van de Yukon en de Klondike, goud gevonden was. Er wacht hem een helse tocht beneden de poolcirkel via Skagway en het woeste tijhaventje van Dyea. Over de steile Chilcootpas. Met te veel bagage zelfs Marx’ ?Capital? en Darwins ?Origin of Species? reizen mee en met hun zelfgehouwen kano’s door enkele ijsmeren en het wildwater van de ijzingwekkende White Horse Rapids, tot Henderson Creek. En dan nog 130 kilometer verder naar Dawson en Klondike city. Jack London overwintert met enkele gelegenheidsmakkers in de buurt van Henderson Creek, in een diepgevroren blokhut op de oever van Stewart River, maar krijgt scheurbuik, ?de pest van Klondike?. Zijn tandvlees bloedt, zijn tanden komen los en in de plaats van zijn concessie (nummer 54) te ontginnen, moet hij in Dawson gehospitaliseerd worden.

Zijn verdere anabasis doet hij zo ziek als een hond met twee companen in een klein bootje : 2.500 kilometers dwars door Alaska, stroomafwaarts de Yukon, tot aan de Bering Zee. Om zijn terugreis te betalen, werkt hij andermaal als kolenschepper. Dit keer aan boord van een stoomschip. Voor de goudpitten die hij dan toch heeft meegebracht, krijgt hij 4,5 dollar. De 81 kortverhalen en de vier romans die hij uit dit avontuur put, zouden hem veel meer opbrengen.

OORLOGSVERSLAGGEVER.

The Overland Monthly, een magazine in San Francisco, betaalt royaal vijf dollar voor Londons ?At the Rainbow’s End?. In dit kortverhaal beschrijft hij zoals geen ander de oerkracht waarmee de zachte lentewarmte het ijs van de Yukon opbreekt en de wereld van de goudzoekers en hun sledehonden onderste boven keert. Het prestigieuze tijdschrift Atlantic Monthly zorgt in oktober 1899 voor een doorbraak en betaalt 120 dollar voor ?An Odyssey of the Nord?. Enkele maanden later volgen de eerste bundelingen van novellen : ?Son of the Wolf?, waarin Malemute Kid de voorzienigheid en de rechtvaardigheid incarneert die London in al zijn verhalen bezighouden, en ?The Children of the Frost? (1902), waarin het absurde triomfalisme van de blanke goudzoekers ook eens vanuit het standpunt van de Indianen bekeken wordt.

Dan volgen ook de eerste romans. Vaak spreken de titels voor zich. ?The Call of the Wild? is zonder meer een parabel waarin de eerst vernederde maar uiteindelijk triomferende hond, Buck, niemand minder is dan Jack London. De even beroemde ?White Fang? is half hond, half wolf, maar vooral een paria, die uiteindelijk de mens de rug toekeert en voor de solidariteit onder de wolven kiest. Jack London tempert zijn ruig realisme en zijn ?hard gekookte? stijl weliswaar al met veel gevoel. In 1902 laat hij trouwens aan zijn rode vriendin, Anna Strunsky, met wie hij een brievenroman schrijft over de liefde, weten dat hij ?een emotionele materialist? is.

Jack London gaat nu leven van zijn pen. Al moet hij daarvoor, zeker in de beginjaren, geregeld zijn regenjas, zijn kostuum en zijn fiets (in deze volgorde) in pand geven om aan geld te geraken. En als hij dan een bestseller zoals ?The Call of the Wild? schrijft, waarvan ruim 6,5 miljoen exemplaren alleen al in het Engels verkocht zouden worden, stelt hij zich tevreden met een forfait van 2.000 dollar : om een nieuwe zeilboot te kopen. Hij wordt ook steeds actiever in de lokale afdeling van de socialistische partij, geeft conférences, wordt door de American Press Association op reportage gestuurd naar Zuid-Afrika maar maakt van de gelegenheid gebruik om in de Londense armenwijk East End onder te duiken. Hij doet zich voor als een Amerikaans zeeman en gaat van augustus tot oktober 1902, 86 dagen lang, leven onder het lompenproletariaat. Hij dwaalt met de armen door de stad, slaapt op straat, doornat, schuift aan bij het Leger des Heils voor een homp brood en toont aan dat al die dompelaars door de nieuwe tijden uitgestoten worden omdat zij oud, ziek of versleten zijn.

Deze werkelijkheid, die hij met een bijna wetenschappelijke afstandelijkheid beschrijft, is zo schrijnend dat het Amerikaanse persagentschap zijn reportage nergens kwijt kan. Niemand wil blijkbaar geloven hoe erg het er in het hartje van het British Empire toe gaat. En hoe een koppel het lijkje van hun baby in hun krot moeten beschermen tegen de ratten, tot er voldoende geld is om de begrafenis te betalen. ?The People of the Abyss? (1903) wordt nochtans een van de beste sociografieën terzake : al gaat de uitgever uiteindelijk slechts met een (derde) getemperde versie akkoord. Zo worden, bijvoorbeeld, Londons commentaren op de kroning van koning Edward VII geschrapt. Het jaar daarop trekt Jack London, voor rekening van de Hearst-krantengroep naar Korea om er de Russisch-Japanse oorlog te verslaan. Andermaal met zijn eigen blaasbalg-camera en de onwrikbare wil tot aan het front te geraken, terwijl de gevestigde oorlogsverslaggevers zoals toen reeds gebruikelijk in de bars van Seoul en Tokyo rondhangen. Bobby Dunn, een collega van Collier’s, die dan toch met hem optrekt, schrijft ergens dat Jack London zich ?eenvoudigweg even heroïsch gedraagt als de personages in zijn romans.?

Na vijf maanden, negentien verhalen en honderden foto’s acht London het voor bekeken. De Japanners trouwens ook ; ze zetten hem uit het land. De elf volgende jaren worden voor London intens maar dodelijk.

DE STILLE ZUIDZEE.

Jack London, die intussen officieel gescheiden is en met Charmian gaat trouwen, heeft op dat ogenblik voor het eerst en wellicht de enige keer in zijn leven geen schulden. Integendeel. Hij is ongeveer 4.000 dollar rijk. Zijn politieke toespraken bezorgen hem echter wel het imago van een socialistisch agitator en dreigen zelfs zijn jonge schrijversloopbaan te schaden. Zeker als hij begin 1905, en nog wel als kandidaat-burgemeester van Oakland, ?To the hell the Constitution? roept. Hij bedoelt daarmee dat de grondwet niet mag ingeroepen worden om onrecht te vergoelijken, maar zo wordt dat niet begrepen. Hij krijgt 981 (8 procent) stemmen op zijn naam, maar de conservatieve pers tegen zich. Toch draait zijn ?War of Classes? (1905), een bundeling van revolutionaire teksten, uit op een succes. Dat wordt ook zijn leven met Charmian, en hun Remington-schrijfmachine. Hij schrijft, zij typt. Zij boksen, zwemmen en rijden paard. Op hun ranch in Glenn Ellen, aan de voet van de Sonoma, of waar zij ook waren.

Jack London blijft echter in zijn teksten en redevoeringen uitleggen hoe het kapitalisme ook synoniem is van armoede en ongelijkheid. Met ?White Fang? en ?The Road? (1907) geraakt echter zijn eigen kapitaal aan avontuurlijke herinneringen opgebruikt. Daarom laat hij, aangespoord door Charmian, een eigen schip bouwen. De Snark wordt uiteindelijk een tweemaster van achttien meter lang en vijf meter breed, maar een weinig stabiele boot. Ondanks enige vertraging door het optreden van een deurwaarder, die eerst nog enkele rekeningen van de kruidenier wil betaald zien, kiezen London en Charmian op 23 april 1907 het sop. Voor 27 maanden : langs Hawaï, de Samao-, Fidji-, Salomon- en andere eilanden in de Stille Oceaan die pas vele jaren later door de grondleggers van de moderne antropologie, zoals Bronislaw Malinowski en Margaret Mead zullen bestudeerd worden. Jack London is echter op zoek naar het decor van zijn favoriete romanschrijvers, Herman Melville en Robert Louis Stevenson.

De tocht wordt bij enkele tijdschriften aangekaart en uiteindelijk door Cosmopolitan van de krantenmagnaat William Hearst gesponsord als een wereldreis van zeven jaar, maar strandt omdat Jack London almaar zieker wordt. De moeraskoorts krijgt hem te pakken, zijn handen zijn zo gezwollen dat hij nog nauwelijks kan schrijven. Intussen is wel het manuscript klaar van ?Martin Eden?, in feite zijn autobiografie met tot slot de tragische maar prachtige beschrijving van iemand die bewust de dood tegemoet zwemt. Dat London plichtsgetrouw toch zijn dagelijkse zesduizend woorden blijft schrijven, zal pas nadien blijken.

De wereldreis eindigt begin 1909 met de verkoop van de Snark aan een slavenhandelaar, de terugkeer naar Glenn Ellen, 27.000 dollar schulden en hypotheken alom. Maar wel met een tiental boeken in petto, waarin hij het dit keer opneemt voor de inheemsen en hun cultuur. En tegen het katholieke kolonialisme. In ?The Cruise of the Snark? (1911) is onder andere het kortverhaal ?The lepers of Molokai? (1907) opgenomen waar pater Damiaan enkele jaren voordien nog actief was. Sommige van Londons verhalenbundels zijn, zoals ?A Son of the Sun? (1912), uitgesproken wild en exotisch. Andere, zoals ?On the Makaloa Matt? (1919) en zeker ?The House of Pride? (1912), laten maar weinig heel van het paradijselijk beeld dat die eilanden nog altijd oproepen.

Pas terug in Californië gaan Jack en Charmian, na de start van de bouwwerken aan Wolf House, alweer de hort op. Voor 175 dollar koopt Jack een veertig jaren oude zeilboot, de Roamer. Een prachtexemplaar, dat hij trouwens beschrijft in ?The Valley of the Moon? (1913), zijn langste roman. En als er niet gezeild, gelezen, geschreven of gevreeën wordt, worden de paarden ingespannen ; zoals in juni 1911 voor een tocht van 2.400 kilometer langs de kust van Californië tot in Oregon en terug. Daarna vaart London gedurende vijf maanden met een clipper langs Kaap Hoorn en gaat hij, in april 1914, in opdracht van Collier’s en met Charmian, de Mexicaanse revolutie verslaan. Zijn kameraden verwijten hem echter dat hij die revolutie niet ernstig genoeg neemt en dat hij, ondanks al zijn financiële problemen en zijn literair gezwoeg, te rijkelijk leeft. De afstand tussen de nu beroemde Jack London en de partij wordt trouwens almaar groter. Beide beseffen stilaan dat zij opgebrand zijn. Maar niet dood.

Frank De Moor

Dit is wellicht de meest bekende foto van Jack London, die Charmian in 1914 aan boord van de Roamer nam.

De Hearst-kranten stuurden Jack London in 1904 naar Korea om er de Russisch-Japanse oorlog te verslaan.

Jack en Charmian op Waikiki Beach eind 1915 : alsof hun wittebroodsweken bleven duren.

De maidentrip van de Snark op 10 februari 1907 was meteen het begin van een nieuwe verhalenreserve.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content