Een samenleving wankelt tussen fundamentalistische terreur en een moderne toekomst. De eerste doden zijn gevallen.

De angst keert terug naar de stad, waar in één maand tijd vijf dissidente intellectuelen straffeloos vermoord werden. Wat is er van de revolutie?

De straten zijn druk in Teheran. Met twaalf miljoen inwoners is dit een grote stad die, zeker ’s avonds als de etalagelichten en de reclameneon aangaan, Europese aspecten heeft. Natuurlijk is er geen alcohol te krijgen, en aan de bushalte staan twee rijen mensen te wachten in plaats van één. Eén zwarte, het schaarse late licht wegzuigende rij van vrouwen in tsjador – pikzwarte “tenten” -, en één van mannen met baarden. Ook op de bus leven de geslachten gescheiden. Alleen op het vliegtuig of in een collectieve taxi kan een man naast een vrouw plaatsnemen of omgekeerd (in de taxi gebeurt dat dan ook met groot enthousiasme). Daarbij wordt het straatbeeld getekend door enorme muurschilderingen, soms zeer kunstig geschilderd, die revolutionaire iconen, idealen of personages aan de man brengen: de Imam Khomeiny, de gids Ali Khamenei, de wonderbaarlijk heldhaftige martelaars, de helden van de oorlog tegen Irak. De revolutie waakt. Wie denkt dat ze alleen maar op de muur geschilderd staat, heeft het verkeerd voor.

We schrijven twintig jaar na de feiten en nog steeds is de officiële retoriek revolutionair, anti-imperialistisch en tegen privileges, hegemonisme en het opdringen van westerse waarden en cultuur gekant. Ook al heeft de verkozen president Mohammad Khatami de hervorming van de revolutionaire begrippen en instellingen in zijn programma, het herstel van goede betrekkingen met de VS, en beleeft het land een explosie van nieuwsgierigheid naar de meest blatante voorbeelden van die westerse culturele agressie.

De pers is dan waar de spanningen het eerst aan de oppervlakte komen. Omdat er niets anders is. Politieke partijen bestaan niet en het hele openbare leven wordt beheerst en overstemd door de luidsprekers van de officiële revolutie die willen dat de maatschappij unaniem achter de conservatiefste fundamentalistische interpretaties van de Iraanse islam staat. Toen Khatami verkozen werd, was hij “een fenomeen”. Hij riep op voor persvrijheid en meer van dat, en dus kreeg hij in de dynamiek van zijn verkiezing een krant achter zich. Jameh, een dagblad dat in juli verboden werd, “wegens leugenachtige berichtgeving”. De opvolger van “Jameh” was Tous, dat snel naar een oplage van 300.000 exemplaren klom. Op 16 september werd ook Tous gesloten door het revolutionair tribunaal van Teheran. De redactielokalen werden verwoest door de ordestrijdkrachten, en de redactietop een maand gevangengezet. De rol van de krant werd overgenomen door Salam, radicaal islamitisch links en pro-Khatami, dat ook bedreigd wordt. Een nieuw dagblad, Khordad, met in de redactie anciens van Tous, is in de maak. Maar eigenlijk is dit roofbouw: als er geen nieuwe impulsen komen voor de opening en de hervormingen waar Khatami voor stond, kan elke volgende krant na verbod van de vorige alleen maar armer en zwakker van inhoud worden.

EEN HAARLOK VANONDER DE HOOFDDOEK

Op zichzelf lijkt dat vreemd want buiten, op straat en in de maatschappij puilt het verzet langs alle kanten uit. De mode, die de klerikalen hadden willen afschaffen door er een zwarte tent overheen te hangen, is terug en meisjes en vrouwen tasten steeds brutaler af hoever ze kunnen gaan zonder tot de orde geroepen te worden. Kort geleden was een haarlok die vooraan vanonder de hoofddoek kwam kijken een teken van verzet – tegenwoordig is het een haarlok die er vanachter onderuit komt hangen. En het toppunt van provocatief gedrag is met blote voeten in sandalen onder het zwart. En de mannen die naar die hielen kijken, die kijken… Het zwart, dat al lang ook niet meer neutraal is. Het slorpt het licht op in de parken en op straat – de parken, waar alle Perzen naartoe moeten nu, willen ze elkaar spreken, want ze hebben nu eenmaal geen andere plekken om naartoe te gaan -, maar niet alleen het licht: het zuigt de aandacht van de mannen aan. Die zien het zwart van eindeloos ver aankomen, net zoals het zwart de mannen ziet. De mollahs hebben van zwart in Iran de banier gemaakt van vrouwelijke seksualiteit, zoals de schrijver V.S. Naipaul opmerkt.

Ook anders gezien zijn hun prestaties niet gering. Grote delen van de bevolking, ook bij de jongeren die de revolutie maar kennen van horen zeggen, zijn er ook nu nog van doordrongen dat bijvoorbeeld die “islamitische kledingregels” voor vrouwen (en dan, hypocrisie, zogenaamd ook voor mannen, want die worden geacht overhemden met lange mouwen en slobberbroeken te dragen) beantwoorden aan “respect voor de eigen cultuur”. Zodat “ernstige” meisjes met een tent aan gaan fietsen of met een lang kleed aan kanovaren. En omdat “de eigen cultuur” in Iran zowel de sjiitisch islamitische is als de oude Iraans-Perzische, is dat een notie waar men echt wel alle kanten mee uit kan.

En toch eigenlijk vooral maar twee kanten. Vrouwen zijn moeilijk herkenbaar onder hun tsjadors, als ze niet openlijk in verzet zijn. Mannen aan de kant van basiji en pasdaran kan je er wèl uithalen: die dragen woeste lange moslimbaarden. Als zo’n baard in de taxi zit heeft de chauffeur geen muziek spelen. De kloof tussen de twee, de fundamentalistische volgelingen van de officiële revolutie en de meer open geesten van de presidentiële hervormingen, loopt doorheen alle dimensies van Iran, ook nog steeds door de geografie van de hoofdstad: in Noord Teheran de al dan niet gegoede burgerij, de modernisten en artiesten, de hervorming en de mode en de intellectuelen; in Zuid Teheran de arme buurten, de basiji, de gelovigen en onterfden. Het volk. En tussen de twee in Centraal Teheran, waar de zaken gedaan worden. (Gelovige moslims zijn de meesten aan beide kanten wel: “Voor de revolutie”, zegt een intellectueel, “was naar de moskee gaan verzet tonen tegen de sjah. Daarna werd het mode. Maar als de mensen nu niét meer naar de moskee gaan, is dat géén teken dat ze geen moslims meer zouden zijn.”)

DIT IS AFGHANISTAN NIET

Maar zo zie je de jeugd, die wel gelovig is maar niet in revolutie en niet in de oude mannen van Qom die ze hypocriet vindt. De jeugd die de economische crisis op haar hoofd krijgt en geen geld heeft om te trouwen als ze afstudeert, geen baan in het verschiet, no future, en die doelloos is en van Khatami alles verwacht: opening, Amerika, economische hervormingen, vrijheid. En de vrouwen die ook gelovig zijn maar die in de reglementen van dat geloof opgesloten zitten, boven de onmacht en de geestelijke en economische armoede uit die ook de mannen al hadden. Er zijn verkozen vrouwen in het parlement, zeker. Er zijn zelfs vrouwen vice-minister en vice-burgemeester van Teheran. En er zijn vrouwelijke professoren, directeuren en uitgeefsters. Dit is Afghanistan niet – maar dat laatste zeggen ook Iraanse klerikalen wat àl te graag: voor de vrouwen is dat een schrale troost.

Zegt een professor wiens naam ik niet noem: “Je hébt natuurlijk vrouwen op hoge plaatsen, maar als je goed kijkt, zie je het verband. Dat zijn allemaal vrouwen die prominente familieleden hebben. De dochter van Khomeiny, van Rafsandjani, van bekende martelaren. Dat zijn onze Benazir Bhoetto’s, een elite, soms heel verlicht. Maar je moet altijd naar de band uitkijken. Dat is niet nieuw: onder de sjah was het ook al zo. En verder heb je werk aan de basis, op het platteland en in de stad, met meestal gelovige vrouwen. Het zijn twee uitersten, moderne feministen en gelovige dorpsvrouwen die samen werken, niet zonder ironie.”

En niet zonder dubbelzinnigheid. “Onze cultuur van hypocrisie”, zegt de professor, een cultuur waar je altijd een houding voor binnen en een houding voor buiten hebt. Een regering die misschien wel aan een politieke zwenking bezig is, maar die dat niet zegt. Een revolutie die misschien moe is – de mensen zijn moe, de machthebbers zijn moe, “de revolutie is oud, ze kleeft niet meer zoals vroeger” -, maar die zich vastklampt aan haar formules. Formules die àndere machten wèl ernstig nemen.

VIJF DODEN IN EEN MAAND TIJD

Want kijk, in deze vreemde krachtmeting tussen de verkozen eenzame president en de zelfbenoemde behoeders van de revolutie die rond de “gids” Ali Khamenei worden niet alleen kranten om zeep gebracht. De knokploegen van Ansar Hezbollah vallen niet alleen studentenbetogingen aan. Vorige week donderdag bedreigden ze de VS met “een les die hun hegemoniedromen in een nachtmerrie zal veranderen”, als die officiële vertegenwoordigers naar Iran zouden sturen. En, dreigender: “de Iraanse verraders die met hen samenwerken zullen wij het masker afrukken!” Retoriek of een gecodeerde boodschap? En wie is geviseerd?

Luidens een goede bron in Teheran werd zondag de moord op de ontvoerde schrijver en vertaler Mohammad Pouyandeh officieel aan zijn familie meegedeeld. Pouyandeh is wellicht vrijdag vermoord. Samen met Mohammad Mokhtari was hij bezig met het activeren van de “Vereniging van Iraanse Schrijvers”, een verboden organisatie die het voor de vrijheid van meningsuiting opneemt. Mokhtari werd vorige woensdag gewurgd in de woestijn gevonden. Een journalist, Pirouz Davani, is spoorloos sinds augustus. Een socioloog, Madjid Sharif, verdween op 19 november en werd een week later dood op straat gevonden. Het lijdt geen twijfel dat deze moorden op schrijvers en intellectuelen verband houden met de gruwelmoord van 22 november op het bekende dissidentenpaar Darioesj en Parvaneh Forouhar, die in hun flat om het leven gebracht werden. Het verschil is dat de Forouhars met politiek bezig waren, terwijl de andere doden slechts van vrijheid droomden. Wie ze stuurt en waarom weet men niet of men spreekt het niet uit, maar er is een moordcommando op stap in Teheran. Wat de bedoeling is, de oppositie terroriseren of de regering-Khatami destabiliseren of beide, weet men niet. Maar wel vijf doden in één maand, en de kwetsbare gemeenschap maakt zich zorgen. Men vertrouwt elkaar de zorg voor de nabestaanden toe, in geval van. Men is niet bang, men is moedig. Maar men voelt de horizon, die even rose leek, weer donker dichtschuiven: in 1979, toen de revolutie door de mollahs gekidnapt werd en sinister kleurde, ging het er niet anders toe.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content