Luk Perceval (48), de regisseur die eerst Blauwe Maandag Compagnie stichtte en acht jaar lang aan het hoofd stond van Het Toneelhuis, nam het voorbije weekend afscheid van Antwerpen en Vlaanderen. Het schipperskind – ‘door het theater wilde ik mijn jeugd ontvluchten’ – vertrekt met zijn boot uit de haven richting Berlijn waar hij in de prestigieuze Schaubühne gaat werken.

‘Ik wou echt de dood zien. Ik wou weten hoe een mens waarmee het gedaan was, eruitzag.’ Het eerste lijk dat hij te zien kreeg, leek op een opgeblazen vis.

‘Ik weet nog dat ik het griezelig vond. Mijn moeder trok me ervan weg.’ Perceval was toen drie. Zijn ouders hadden in Beringen, voor ze zelf gingen varen, een schipperscafé. ‘Ik herinner me de plotse opwinding aan de toog. Het gerucht ging dat de politie bij het dreggen een vermiste had gevonden. Vermoedelijk een zelfmoord. Vele schippers springen tussen wal en schip als het hen te veel wordt.

”In het water zitten duivels die zich met hun klauwen aan uw voeten vasthaken en u naar beneden trekken’, zei mijn moeder altijd. Ze kon zelf niet zwemmen. Ik ben als kind drie keer tussen wal en schip gevallen. Drie keer heb ik gedacht dat er duivels aan mijn voeten trokken. Ik heb al vroeg geleerd wat totale paniek was.’

Luk Perceval is een man die het zichzelf nooit gemakkelijk heeft gemaakt. Hij heeft vele waters doorzwommen, er zijn vele duivels die aan zijn voeten hebben getrokken. Maar hij heeft altijd weer naar nieuwe adem weten te happen. Als een vis.

‘Ik ben hier in Antwerpen een pispaal geweest. Het is zo bon ton geworden om cynisch te worden over het gesub- sidieerde theater. Vele politici denken dat het sympathiek overkomt de stem te vertolken waarvan zij denken dat het de stem van de meerderheid is. Ze denken: hoe meer ik het lied van de zogenaamde meerderheid zing, hoe meer kans ik maak dat ze bij de verkiezingen ook mijn lied zullen zingen. Het is pathetisch en dom. Ons theater zou te elitair zijn. Het moest volkser. Als we met Het Toneelhuis één ding bereikt hebben, is het dat het totaal verburgerlijkte en gepolitiseerde bastion dat de KNS vroeger was, weer voor iedereen opengezet is. De publiekscijfers zijn toegenomen. De mensen komen kijken omdat ze dat willen, niet om zichzelf te laten zien in de zaal.’ Hij is het eigenlijk beu zich altijd te moeten verdedigen. De vinger te moeten opsteken en te zeggen: ‘Antwerpen is niet alleen een modestad, heren en dames politici, het is ook een theaterstad die haar zonen en dochters uitstuurt. Die bejubeld worden en internationaal gevráágd in plaats van beschimpt. Maar och, wat kennen die politici nu van theater. Ik kan ze op mijn ene hand tellen, de politici die naar Het Toneelhuis kwamen kijken. Commentaar leveren deden ze des te liever. Ze willen hun zeg doen zonder verstand van zaken. Als artiest doe ik dit beroep met hart en ziel, maar als artistiek leider werd dit hart beschimpt.’

Heeft het Toneelhuis zijn taak binnen de stad waargemaakt, een beter klimaat geschapen?

LUC PERCEVAL: Theater kan de wereld niet redden. Het kan alleen mensen uit hun huizen lokken. Het is ook niet mogelijk dat je als theaterhuis mee het klimaat van een stad bepaalt als de politici niet mee willen. De laatste acht jaar zie ik in deze stad alle pogingen om mensen tot betere gedachten te brengen, stranden. Het Vlaams Belang wordt slapend rijk, terwijl ze de ene na de andere stommiteit in de openbaarheid gooien. Het is zo’n slapend gif. Soms denk ik dat het maar beter zou zijn dat men ze even de macht geeft. Ik weet dat het een provocerende uitspraak is, maar zolang zij niet de verantwoordelijkheid krijgen om de daad bij het woord te voegen, zal niemand zien wat voor onzin ze uitkramen. Jörg Haider is toch ook verdwenen in Oostenrijk omdat hij niets te zeggen had?

Burgemeester Janssens schreef ooit als SP.A-voorzitter dat de band tussen het socialisme en het theater opnieuw moest worden aangehaald. Heeft hij daar volgens u veel moeite voor gedaan?

PERCEVAL: Hij doet zijn best, hij heeft het natuurlijk al moeilijk genoeg met het bijeenhouden van zijn coalitie. Als je de banden met cultuur wilt aanhalen, moet je ook zorgen dat er een visie bestaat over de betekenis van cultuur. Ik vraag me af of hij een politicus is met een droom. Daar heeft Antwerpen behoefte aan. Eric Anthonis, de vroegere schepen van Cultuur, heeft dat wel gehad en er ook alles aan gedaan om zijn droom te realiseren. Het was ook voelbaar in de stad. Maar zijn opvolger, Philip Heylen? Hij ziet eruit als een coiffeur en te meten aan zijn uitspraken en beleidskeuzes reikt z’n inzicht in de culturele wereld ook niet verder dan die van de doorsnee dameskapper.

Uit de reacties na de uitverkochte laatste opvoeringen ‘Dood van een Handelsreiziger’ en ‘Turista’ blijkt dat het publiek wel tevreden is.

PERCEVAL: Het publiek is met ons meegegroeid. We komen hier in Vlaanderen van een model waarbij het theater opvoedend moest zijn. Volksverspreiding noemde men dat. Ik ervaar nu bij het publiek dat mensen veel meer streven naar herkenbaarheid. Herkenbaarheid en mededogen is de grote kracht van het Vlaamse theater. Men bewierookt ons daarvoor in het buitenland. Maar hier beseft men het niet. In Antwerpen viert de cultuur van de zageventen hoogtij. Daarom is het Blok er zo sterk: men cultiveert het ongenoegen. Het gemekker. Een Antwerpenaar is nooit content. Och, het is zelfs tot in het voetbalstadion merkbaar.’

U had zich nota bene een carrière in het voetbal voorgesteld. U bracht het tot UEFA-junior bij FC Antwerp.

PERCEVAL: Een echte middenvelder, was ik. Maar net iets te licht bevonden. Voorbij gevoetbald door Jan Ceulemans en consorten. Ik was goed in de laatste, beslissende pass. Den assist, zoals ze zeggen. Ik had een heel precieze pas in mijn voet waardoor ik de bal dertig, soms vijftig meter verder schopte en zo de aanvaller de diepte in kon sturen zodat hij de bal uiteindelijk maar in de goal te pissen had. Het leren kijken heb ik daar geleerd. Als jongen was voetballen voor mij de enige manier om iemand te zijn op de speelplaats. Ik durfde als keeper op de harde stenen te duiken. Ik bloedde langs alle kanten, maar ik was wel een held. Alleen: ik sprak niet.’

Een mooie rol: de sprakeloze held?

PERCEVAL: En de redding kwam uit onverwachte hoek. Een gedicht van Jacques Prévert.

‘Il a mis

Son chapeau sur sa tête

Il a mis son manteau de pluie

Parce qu’il pleuvait

Et il est parti

Sous la pluie

Sans une parole

Sans me regarder

Et moi j’ai pris

Ma tête dans ma main

Et j’ai pleuré.’

Ik las dat gedicht Déjeuner du matin in de klas voor. De leraar Frans was verbaasd. Hij zei tegen mijn moeder: ‘Uw zoon is te stil en te teruggetrokken. Hij spreekt niet. Maar dat gedicht deed hij goed. U zou hem naar de theaterschool moeten sturen. Het gaat hem helpen.’ Mijn moeder, die zelf gedichten schreef, stuurde me naar de theaterschool van Merksem. Ik vond het superbelachelijk wat daar gebeurde. Wij voetballers vonden die acteurs maar janetten. Er zaten meer meisjes dan jongens. Ik heb er dikwijls de slappe lach gekregen van het serieux van die mensen, gecombineerd met de belachelijke lelijkheid van de maillot die ze droegen.

Wat is het meest waardevolle dat het theater u geleerd heeft?

PERCEVAL: Liefde. Toen we hier na Blauwe Maandag Compagnie Het Toneelhuis startten, wilde ik het ‘het Love-thea- ter’ noemen. Ondanks de vele fricties die er gekomen waren na Ten Oorlog. Maar die naam Love-theater bestond al. Ik wil de mensen waarmee ik werk graag zien. Theater is met een groep mensen samen dingen doen, samen angsten overwinnen, elkaar beschermen in uw blootheid. Je hebt geen enkel kompas, geen zekerheid, geen succesformule en het enige wat je kunt doen in die toestand is elkaar verdragen. Je kunt geen theater maken zonder liefde. Ik moet met bloedbroeders en -zusters kunnen samenwerken. Je kunt niet ’s morgens naar een repetitie gaan en innerlijk een hekel hebben aan de wereld. Ik heb al dikwijls tegen acteurs die roddelden over een ander gezegd: ‘Je moet het mij niet vertellen. Ik moet die mens graag kunnen zien, als ik hem niet graag zie, kan ik er niet naar kijken.’ Dat is het wezen van dit vak: mensen graag bekijken.

Ik kan beginnen te schreien als het op een bepaald moment doodstil wordt in een zaal. Die momenten waarop iedereen gefocust is op wat er op dat toneel gebeurt en wat er dan in henzelf omgaat, zijn bijna sacraal. Ach, alle thema’s op het theater gaan over liefde en dood en hoe wij moeten omgaan met angst.

‘De liefhebber’ heette de eerste voorstelling die u hier als intendant uitnodigde. Het was meteen prijs. Wijlen Ward Beysen en het Vlaams Blok noemden u pervers. ‘Gesubsidieerde porno’ werd er geschreeuwd. ‘Alsof ik de hele dag vieze spelletjes zit te verzinnen’, verdedigde u zich.

PERCEVAL: Ik begrijp die discussies nog altijd niet. Het is zo goedkoop. Er komt bloot op scène en iedereen springt erop. In Duitsland mogen persfotografen voor de voorstelling foto’s komen maken. Ze nemen er altijd de naaktscènes uit en dan moet je je gaan verdedigen waarom er naaktscènes zijn. Het zit in hun hoofd! Naakt behoort voor mij gewoon tot het leven. Een mens zit bloot in de sauna, bloot in bad en wordt bloot geboren.

Ik wil op de scène de enorme hunkering tonen van mensen die graag gezien worden en graag willen zien en de ontoereikendheid daarvan. Ons lijf zit altijd in de weg. Erotiek is een verzet tegen de dood. Daarom is klaarkomen zo schoon. Het is een vorm van u helemaal te verliezen, een stukje van uw leven te offeren aan een ander.

Het volgende seizoen neemt Josse de Pauw het roer van Het Toneelhuis van u over. Daarna komt Guy Cassiers. Beschouwt u hen als een aflossing van de wacht?

PERCEVAL: Ja. Zij zullen met een heel andere ervaring en heel andere inzichten met die rol omgaan. Ik verheug me er ook op dat ik die verantwoordelijkheid niet meer hoef te dragen. Bij de functie van intendant komen er zo veel dingen kijken die een mens eigenlijk niet zou willen weten. Er zijn zo veel onnozelheden tussen mensen die maken dat een bedrijf niet of moeizaam functioneert. Je moet tegen zo veel kleinmenselijkheid opboksen en je er dan ook nog mee gaan bemoeien. De hoogste in hiërarchie krijgt alleen de problemen die door anderen niet opgelost kunnen worden. Ik zou liever een goed boek lezen.

Maar er zaten ook goede kanten aan. We hebben hier een schitterende cast van acteurs opgebouwd. Ik voelde tijdens de laatste voorstellingen ook de trots van het publiek. Het was alsof mensen van mij afscheid kwamen nemen. Dat heeft me erg verbaasd, maar ook verwarmd.

En toch is het nodig voor dit land dat ik het verlaat. Posities moeten verschuiven, anders wordt het theater star. Het is nodig dat Josse De Pauw deze schouwburg even in handen krijgt. Hij moet al jaren smeken om een structuur waarin hij kan werken. Nu krijgt hij die. Het is nodig dat zo’n theaterhuis beweegt en niet consolideert.

Het is ook niet goed een theater te leiden in uw eigen stad. Je gaat ook niet met vakantie met je eigen ouders. Er is dan geen verbazing meer, geen verwondering. Ik ben in Wenen gevraagd om intendant te worden. Maar zo’n vraag vertrekt vanuit de mededeling: wij kunnen u in deze stad gebruiken. Hier in Antwerpen hebben we echt moeten inbreken en een sluw plan bedenken om Het Toneelhuis er te laten komen. Een vreemdeling kan beter aan de boom schudden, een plaatselijke intendant is een nestbevuiler. En een van de belangrijkste taken van een theater in de stad is toch een soort luis in de pels van de gevestigde waarden te zijn.

‘De meeuw’ heb ik gemaakt om mijn liefdesverdriet te boven te komen, ‘Othello’ om mijn jaloezie te analyseren, zei u ooit. Vul het lijstje eens aan.

PERCEVAL: Dood van een handelsreiziger heb ik gemaakt om mijn liefde te tonen voor het nest waaruit ik kom. Ik heb me heel lang geschaamd over de armoedige toestand waarin we thuis verkeerden. Ik droomde heel mijn jeugd als schipperskind van een burgerlijk bestaan. Een huis met gordijnen en tapis plein en een ligbad. Mijn ouders hebben drie keer totaal aan de grond gezeten. Eerst ging het café in Beringen failliet omdat de mijnen sloten, dan zonk hun boot en toen ze aan wal gingen wonen, hadden ze niks. Het eerste huis dat ze huurden, liep onder water. Mijn vader werd later ontslagen. Zolang ik thuis woonde, zat alles in kartonnen dozen. We zijn zeker twintig keer verhuisd. Mijn ouders hadden de fut niet meer om die dozen uit te pakken. De Handelsreiziger was een manier om mijn liefde en dankbaarheid voor die jeugdervaring te tonen.

Ik heb veel stukken gemaakt die een poging waren om met mijn moeder te kunnen communiceren. Vroeger zelfs expliciet. Mijn moeder was hardhorig. Ze had het bombardement met de V2-bommen in Merksem van dichtbij meegemaakt. Ze is er verschrikt uitgekomen en is dat haar hele leven gebleven. Ik kon geen intieme gesprekken met haar voeren. Ik heb misschien wel heel veel toneel gemaakt om haar te bereiken. Strange Interlude gaat heel erg over haar leven.

Ik heb soms stukken gemaakt, zoals O’Neill, die gingen over mijn worsteling met mijn kinderen.

Ik heb Joko gemaakt vanuit de schok die ik kreeg toen ik besefte dat ik in mijn leven vaak door de initiatie van een vernedering ben moeten gaan. Het begon al tijdens mijn jaren op de schippersschool. Ik was een bedpisser. Alle bedpissers moesten samen op een zaal liggen. ’s Ochtends moesten we onze lakens op de verwarming uitstallen en te drogen hangen. Ik stond vol huiduitslag van die opgedroogde urine waarin ik iedere nacht opnieuw weer lag.

All For love ging over mijn echtscheidingsproblemen, kiezen tussen plicht en… (zoekt naar zijn woorden)… lust, nee dat was het niet, wel: vrijheidsdrang. Het is geen passie, ik ben in mijn leven een paar keer passioneel verliefd geweest, maar vond dat nooit genoeg. De echte reden waarom ik voor een vrouw gekozen heb, had veel meer met gewone vreugde te maken: blij zijn dat je elkaar ziet. Gewoon blij zijn.

Oom Vanja gaat heel erg over mijn familie in Limburg… Mens toch, ik heb een heel oeuvre bijeengeleefd.

Wat zei uw vader toen u hem meedeelde dat u vader ging worden?

PERCEVAL: Mijn vader en moeder hadden een onmogelijke relatie, ze zijn gescheiden na dertig jaar huwelijk. Bij ons thuis was het Strindberg op het water. Ik heb geregeld de borden en het botervlootje over het schip zien vliegen. Haat was nog de enige binding tussen mijn ouders. Vanaf mijn zestiende begon mijn vader te zeggen: ‘Jongen, als ge van de vrouwen af kunt blijven, krijgt ge een auto als ge achttien zijt.’Ik wist dat hij die belofte nooit kon waarmaken omdat hij er het geld niet voor had. Ik stal zijn auto op mijn zeventiende. Ik ben toen met mijn lief naar de kust gereden om te vrijen in de duinen. Mijn vader was in die tijd walkapitein en had een marifoon naast zijn bed en in zijn auto. Om vijf uur zei ik tegen mijn lief: ‘We moeten naar huis, want ons vader heeft die auto met zijn marifoon om zeven uur nodig.’ Ik stak de sleutel in het contact. Krak. Gebroken. We stonden twee uur weg van huis. Het enige alternatief was mijn vader oproepen op de marifoon naast zijn bed.

– ‘Vader, vader. Over. Ik ben het.’

Geen reactie.

Ik hoor opeens geruis en dat ding dat van zijn nachtkast valt.

– ‘Pa, pa. Ik ben het. Over.’

– ‘Luk?’

– ‘Ik zit in uw auto aan de kust. Over.’

– ‘Waar zijt gij?’

Heel het verhaal door de marifoon: Er is hier een accidentje gebeurd. Ik ben met uw auto deze nacht naar de zee gereden. Sleutel is gebroken. Gij hebt toch een reservesleutel.’

Gevloek door de marifoon.

– ‘Godverdomme toch.’

Mijn vader heeft de trein genomen met zijn reservesleutel en is ons zwijgzaam komen halen. Twee maanden later kwam hij thuis van zijn werk en ik zeg hem: ‘Vader, we moeten eens klappen.’ Hij gaat zitten. Hij bekijkt mij. Hij zegt: ‘Ze is toch niet in verwachting zeker.’

Ik zeg: ‘Ja, pa.’ Het was heel lang stil. Heel lang. Hij verbrak de stilte met de woorden: ‘Gij zijt toch een onnozelaar!’ Toen heeft hij de hond geroepen en is er mee de blok rond gaan wandelen.

U vertrekt als binnenschipper uit Antwerpen, met de boot waarop u in Duitsland ook zult wonen.

PERCEVAL: Ik heb mijn schippersbrevet nu gehaald. Het is misschien symbolisch dat ik nu iedereen aan de wal laat staan. Mijn ouders voeren op Duitsland. Als schipperskind de Scheldebocht binnenvaren had altijd iets van thuiskomen. Het eerste wat ik zag waren de kathedraal en de boerentoren. Dan gingen we biefstuk friet eten in de expressbar aan de statie. Antwerpen had zo iets feestelijks. Ik ben hier dan 25 jaar gebleven. Ik heb hier veel meegemaakt. Ik vertrek weer op datzelfde water. Het heeft iets symbolisch, ik laat hier mijn artistieke familie aan de kade achter. Misschien is dat een definitief zeggen: nu is het echt aan jullie. Ik ben nooit het soort regisseur geweest die voor iedereen met een oplossing kwam. Ik wilde mensen vanuit hun verantwoordelijkheidsbesef een eigen fierheid laten opbouwen. Maar ik weet dat het wuiven lang gaat duren. Ik ben iemand die nog lang blijft omkijken als hij afscheid neemt.

Ik vertrek ook niet alleen. Ik neem mijn vader en mijn zonen mee. Mijn vader wordt oud en ik weet dat het voor hem een levenslang gekoesterde droom is nog een keer te varen. Ik wil dat mijn zonen die intussen 27 en 24 zijn, kunnen varen en dit schip erven. Het is belangrijk dat mijn vader hen mee die vaderslessen leert, dat hij mij en zijn kleinkinderen initieert in het water. Hij kan ons bijbrengen hoe we ons over moeten geven aan de natuur. De lessen van het schippersvolk.

Hebt u ooit aan zelfmoord gedacht?

PERCEVAL: Een scène uit mijn leven: men had een groot feest in Gent georganiseerd naar aanleiding van het tienjarige bestaan van de Vooruit. We werden gevraagd om voor de feestelijkheden Wilde Lea nog een keer te spelen. Ik moest er ook zijn, maar ik kon niet meer. Wilde Lea werd live uitgezonden op televisie. Ik zat thuis alleen naar mijn tv te staren en voelde alleen maar walging over wat ik had gedaan. Ik vond het afstotelijk. Ik wilde geen theater en geen mens meer zien. Het was een periode waarin ik erg sombere gedachten had en dat ik voelde dat er niet veel meer nodig was om een zelfmoord te overwegen. Ik ben toen in psychotherapie gegaan: Gestalttherapie in groep. Rollenspel. Weer theater! Het heeft niks uitgehaald. Ik moest telkens weer de vader spelen. Met een kussen voor mijn borst waarop de anderen dan hun agressie kwijt konden.

Het moet in ’93 of in ’94 geweest zijn dat ik in een restaurant met mijn hoofd in een bord soep ben gevallen. Zo heb ik het zenboeddhisme ontdekt. Ik was totaal uitgeput. De dokter vroeg me: ‘Hoe leeft u eigenlijk?’ Tja, hoe leefde ik? ‘Overdag eet ik een Mars en ’s avonds biefstuk friet.’ Ik had 15 jaar zo geleefd. Die dokter zei: ‘Daar moet dan maar eens verandering in komen.’

Ik wil niet hoogdraverig over spiri- tualiteit gaan orakelen. Een van de mooiste zenspreuken luidt: ‘Spiritualiteit is niet nadenken over God terwijl je de aardappelen schilt, maar gewoon de aardappelen schillen.’ Ik ben yoga gaan doen, filosofie gaan lezen, mediteren. Ik ben verslaafd geworden aan het zwijgen en het zitten. Ik ben door het zitten een ander mens geworden. Ik ben er anders theater door gaan maken. Vroeger maakte ik veel meer voorstellingen waarin ik een oordeel velde over goede en slechte mensen. Ik trok partij. Sinds Oom Vanja zet ik iedereen op een rij, iedereen is gelijk, iedereen is evenveel dader als slachtoffer. Ik heb nu mededogen voor mijn personages.

De enige manier om rust te vinden, is de mallemolen die steeds maar in uw hoofd draait te aanvaarden. Thich Nhat Hanh die de Nobelprijs voor de vrede heeft gekregen, zei: ‘Alles wat een mens in zijn hoofd hoort, is het gezeur van een klein kind. Het is te koud of te warm, je wilt dingen die er niet zijn, je wilt graag gezien worden. Als een kind zeurt, moet je het niet in de kelder stoppen, daardoor wordt het gejengel alleen maar luider. Hoe meer je je gezeur wegstopt, hoe meer je jezelf met uzelf kwelt. Ik heb naar mijn gejengel leren luisteren, aanvaarding is een mooi proces.’

Hoe zou u willen sterven?

PERCEVAL: Zoals de Godfather, spelend met zijn kleinkind. Gewoon: boef en dan omvallen. Het grootste zwijn sterft een hemelse dood. In de film toch.

Door Anna Luyten

‘Als artiest doe ik dit beroep met hart en ziel, maar als artistiek leider werd dit hart beschimpt.’

‘Bij ons thuis was het Strindberg op het water.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content