Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De koppensnellers uit het Amazonewoud moderniseren. Noodgedwongen, om te overleven. Maar hun woud blijft heilig.

De tocht naar de grot van de mystieke vogels steekt vol verrassingen. Angelo wijst naar een stukje rotsweg onder de modder. Een cultureel fossiel: vroeger deel van een geplaveid pad van de gevreesde Inca’s. Uit een woudbeekje diept Miguel grote ammonieten, en andere biologische relicten.

Maar, niet alle ontdekkingen zijn even verheven van aard. Midden in het woud ligt een dode reus van een boom. Geveld en in perfecte planken omgetoverd. “De vloer van een huis”, legt Miguel uit. Onze bewondering voor het technisch vakmanschap van de indianen krijgt een knauw, als we vragen naar de methode, waarmee ze zulke gave planken kunnen produceren. “Met een cirkelzaag”, luidt het antwoord van Miguel.

Het is niet de eerste ontnuchtering tijdens ons bezoek aan de ooit zo gevreesde koppensnellers in het zuidoosten van Ecuador, tegen de grens met Peru. Neem bijvoorbeeld de prauw waarmee de indianen ons ophalen in het haventje van La Puente – waar de Heilige Maagd op de muur van een bar zusterlijk naast een vrouw met weinig kleren en volle boezem op een reclameaffiche plakt. Het bootje is uitgerust met een buitenboordmotor van 55 PK. Die kan zelfs de sterkste stroomversnellingen op de Nangaritzarivier de baas. Verder zien we geen enkele indiaan met de stekel van een stekelvarken door de neus of een krans van toekanveren op het hoofd. Niets van dit alles. Ze dragen jeans en baseballpetjes. En stevige laarzen voor de tochten door het woud.

Toch kent de culturele vervuiling ook haar beperkingen. Het kruisbeeld is tot diep in het woud doorgedrongen, maar Coca-Cola en elektriciteit hebben de verste nederzettingen (nog) niet bereikt.

Voor de Shuar, de nieuwe naam voor de stam die vroeger als de Jivaro bekend stond, is ook de meterslange blaaspijp grotendeels een curiosum geworden. Die hebben ze vervangen door een karabijn. De blaaspijp waarmee ze gifpijlen afschoten, bleken nochtans nuttig voor de jacht. Omdat een schot geen lawaai maakte, verjoeg het de andere dieren niet. “Maar voor het verjagen van kolonisten of mijnprospectoren is een geweer veel beter”, grinnikt Miguel. Hij toont foto’s van de vorige raid, die zijn gemeenschap heeft uitgevoerd tegen ongewenste indringers.

De Shuar beslissen zelf wie ze in hun woud toelaten. Onder meer daarom moet een bezoeker een lange procedure volgen voor hij tot bij de stam geraakt.

IN DE GROT KRIJSEN GROTE VOGELS

Het woud blijft voor de Shuar van levensbelang. Langs de rivier versnijden een grootvader en zijn kleinzoon meticuleus het hert dat ze geschoten hebben. Graatmagere honden kijken vol verwachting toe. Vergeefse moeite. Ze krijgen niets toegegooid, er gaat niets verloren.

Ook de grot van de mystieke vogels bewijst de Shuar diensten. In de lange pikdonkere koker wemelt het grote vogels, die nasaal krijsen. In het zwakke licht van de lampen zien we ze op slijknesten tegen de wand van de grot zitten. Geen vleermuizen. Ornithologische curiosa: olievogels, verwant aan nachtzwaluwen, maar broedend in kolonies. Fruiteters die ’s nachts, fladderend als reusachtige kolibries, het woud invliegen en de vruchten in de boomtoppen aanpakken met hun zware haaksnavel. Het zijn, naast vleermuizen, de enige vogels die geluidsgolven gebruiken voor hun positiebepaling.

Een lange stam leunt in het midden van de grot tegen de wand. “Om de jongen van de nesten te stoten”, legt Angelo uit. Hij vangt een jong dat in de commotie van het bezoek van zijn richel gevallen is. Een vogel voor de pot, dit dier. “In april, als ze heel dik zijn, komen we de jongen halen. Ze zitten dan vol vet. Daar koken we olie van. Maar we moeten voorzichtig zijn. Het aantal vogels neemt de jongste jaren af. We mogen ze niet uitroeien. Anders heeft niemand er nog wat aan.”

De olievogel werd in het begin van de negentiende eeuw voor het eerst beschreven door ontdekkingsreiziger Alexander Von Humboldt. Hij verbaasde er zich toen al over dat de kwetsbare dieren nog niet uitgeroeid waren, terwijl de indianen er zo intensief jacht op maakten.

Zelfs de vroegere koppensnellers krijgen het moeilijk om in harmonie met het woud te blijven leven. Ara’s zijn er niet meer in hun leefgebied. Toekans worden zeldzaam. Apen laten zich niet zien. Ook voor luiaarden is de streek gevaarlijk geworden. De traditionele gewoonte van het koppensnellen hebben de indianen opgegeven, maar het ritueel is blijven bestaan. Nu wordt een kop van een luiaard “gesneld” om boze geesten te verdrijven.

De Shuar hielden zich lang afzijdig van de blanken die hun continent waren binnengevallen. Als enige stam slaagden zij erin te ontsnappen aan de vele etnociden in de regio. Dat kon omdat ze langs moeilijk toegankelijke rivieren leefden, en ook omdat ze een zorgvuldig gecultiveerde reputatie hadden van wrede krijgers, die onzichtbaar vanuit het woud hun gifpijlen op indringers afschoten.

Hun krijgshaftigheid en wreedheid bleken ook een systeem om het biologisch evenwicht met het woud niet te verliezen. Het garandeerde een stringente aantalscontrole. De enige organisatie die de koppensnellers kenden, was de familie. Polygamie was de regel omdat nogal wat mannen sneuvelden in de eindeloze oorlogen met naburige stammen. Maar polygamie is niet echt geschikt om het aantal nakomelingen in bedwang te houden. Dus werden bij de raids op vijandige nederzettingen ook vrouwen en kinderen gedood.

Door de vrees voor elkaar ontstonden in het woud grote bufferzones tussen de gemeenschappen. In die bufferzones woonde niemand en leefde het wild ongestoord.

Toch leverden jacht en visvangst zelfs vroeger niet meer dan een kwart van de voeding van een gemeenschap. De rest kwam uit het verzamelen van vruchten en het cultiveren van gewassen op kleine velden rond de verspreide hutten.

LIEVER UIT PAKJES DAN VAN PLANTEN

De Shuar werden uiteindelijk op een vrij passieve manier “ingepakt”, door missionarissen. Die gaven hun cultuur de genadeslag met de invoer van een sluipende “hogere civilisatie”. De Shuar trapten in de val. Ze aanvaardden de werktuigen van de blanken, onder meer geweren en munitie, zodat ze afhankelijk werden van aanvoer en handel. Tegelijk namen ook de goden uit het Westen de plaats in van hun Nunkui en de anderen uit hun eigen hemelse wereld, hoewel de Shuar de meeste van hun rituele feesten handhaafden. Onder meer dat waarin ze de goden van het woud danken voor de vele rijpe vruchten die ze vonden. Ineens gaven de indianen ook de voorkeur aan geneesmiddelen uit pakjes, en stelden die boven de planten uit het woud die ze eeuwenlang hadden gebruikt om verrassend gezond te blijven.

In 1964 verenigden de Shuar zich in een federatie, waarvan vertegenwoordigers zelfs tot in het Ecuadoriaanse parlement geraakten. Sinds 1973 hebben ze hun eigen radiostation. De gemeenschappen zijn georganiseerd in associaties, waarin alle groepen inspraak hebben. Zelfs vrouwen krijgen hun zegje, al moeten ze tijdens de vergaderingen wel achter de mannen zitten. Nu, in het woud liepen ze ook achter de mannen, maar dat gebeurde uit veiligheidsoverwegingen, zodat de strijders hen konden beschermen tegen aanvallen van gifslangen of vijandige buren.

Tijdens een bijeenkomst van de associatie “Tayunts”, waarbij een kolibrie voortdurend als een dikke bromvlieg binnen en buiten vliegt, maakt een dronken indiaan zich druk over westerse bezoekers. Die beloven van alles en nog wat, maar brengen nooit iets mee. Een vrouw moppert. Er werd dan wel enige infrastructuur gebouwd, maar waar blijven de beloofde naaimachines? Het probleem van de verzopen generator wordt aangekaart. Een paar maanden nadat hij in gebruik was genomen, werd de grote machine vernield tijdens een zware overstroming, die ook veertien kinderen en twee soldaten het leven kostte. Er moest ook beslist worden wie de gemeenschap gaat vertegenwoordigen op vergaderingen en lessenreeksen van een hoger niveau. Niemand toont zich enthousiast, er moeten vrijwilligers worden aangepord.

De Shuar maken plannen voor de toekomst. Ze weten wat ecotoerisme betekent. Op de stoffige bushokjes in de regio staan naast de verkiezingspropaganda slogans als “ecologische apocalyps” gekalkt. Miguel Chiriapo, de leider van de Shuar-associatie langs de Nangaritza, houdt een betoog over het belang van het Amazonebekken als groene long van de wereld. De Shuar-federatie bestelde al een studie over de mogelijkheden van ecotoerisme in haar leefgebied. In analogie met initiatieven van inheemse stammen elders in het land, wordt gedacht aan excursies, onder meer naar de vogelgrot, aan rafting op de rivier, lessen in traditioneel handwerk en de aanleg van een botanische tuin met een staal van geneeskrachtige woudplanten. Zelfs voor de vroegere koppensnellers wordt het woud verkoopbaar.

“We moesten ons wel op ruime schaal organiseren”, vertelt Chiriapo na een lange wandeling langs enkele nederzettingen van zijn gemeenschap in het woud. Tijdens die tocht zien we alleen maar papegaaien in kooitjes en apen in de vorm van tegen een muur gespijkerde velletjes. De indianen beschouwen de apen als een pest, omdat ze vissen uit kweekvijvertjes zouden stelen. Chiriapo: “We wilden niet als een cultureel curiosum in de marginaliteit verdwijnen. We willen wel onze eigenheid en zeggenschap over ons woud behouden. Met hun zestigduizend mensen vormen de Shuar nu de grootste inheemse groep in het land.”

Van de Waorani uit het noorden, die afgezonderd in het woud bleven leven, zouden niet meer dan zeshonderd mensen overblijven. Het gaat niet goed met deze laatsten der authentieke woudkrijgers in het land. De overheid besloot onlangs om het “reservaat”, dat hen was toegewezen, in oppervlakte te verdubbelen.

Zelfs in recente geschriften voeren antropologen aan dat de Waorani zeer gezond zijn als gevolg van een gezonde voeding en levenswijze. De oorlogen met de naburige stammen zijn er de belangrijkste doodsoorzaak (45 procent). Vroeger ging 9 procent van de mensen “verloren” bij aanvallen door rubberhandelaars – er bestaan veel overeenkomsten tussen de geschiedenis van het Zuid-Amerikaanse en van het Afrikaanse regenwoud. Ondertussen circuleren er echter hardnekkige geruchten dat zestig procent van de Waorani aan de leverziekte hepatitis zou lijden. Die kwaal zouden ze opdoen in hun contacten met olieprospectoren, of misschien zelfs met antropologen, die dat uiteraard met klem ontkennen.

HET IMAGO VAN DE PIRANHA

Ook in het hart van het Ecuadoriaanse Amazonebekken wordt zonder schroom op het woud ingehakt. Over het junglestadje Coca hangt een ijle roetlucht. De huizen langs de modderstraten zien lichtjes zwart van de teer. Zware motorboten varen over de Naporivier onafgebroken arbeiders af en aan naar olieboorplaatsen. Enorme armen van pylonen, die pijpleidingen torsen, reiken uit het woud naar de hemel.

Sommige dure, maar slecht geplande projecten kwamen nooit van de grond, omdat de wispelturige rivier de installaties overspoelde. Kleine ondernemingen die olie loosden, werden onherroepelijk gesloten door het leger. Dat probeert ook de stroperij te controleren.

De indianennederzettingen langs de rivier groeiden uit tot heuse dorpen. De bewoners moesten steeds meer landbouwgrond inpalmen. Er wordt zonder ophouden aan het woud geknaagd. Het wetenschappelijke topvakblad Nature publiceerde enkele weken geleden nog een studie, waarvan de analyse was dat in het Braziliaanse Amazonegebied elk jaar dubbel zoveel woud te lijden heeft van schade door kappen of ongecontroleerde landbouw dan werd aangenomen.

De gevolgen hiervan zijn onvoorspelbaar. In Ecuador maken biologen zich onder meer zorgen over het succes van de luidruchtige oropendula’s. Deze wielewaalachtige vogels verlaten tegenwoordig de landbouwgronden en dringen op grote schaal het woud binnen. “Niemand weet wat hun effect op de enorm rijke biodiversiteit zal zijn”, zegt bioloog Pablo.

Hij is gids van La Selva Jungle Lodge, die ongeveer 120 kilometer stroomafwaarts van Coca in het woud is gebouwd. De hut staat op de op één na vogelrijkste plaats ter wereld, die gemakkelijk bezocht kan worden – nummer één ligt in het Peruviaanse woud. La Selva Jungle Lodge is eigendom van een Amerikaans schrijver, die zijn best doet om de lokale Quichua-gemeenschap bij zijn zaak te betrekken. Hij sloot een contract af met de nederzetting die in het woud ligt, waar hij zijn bezoekers laat rondleiden. De overeenkomst vermeldt de beperking van jacht en visvangst. Naargelang van het seizoen huurt de Amerikaan veertig tot zestig indianen in als werklui, onder meer als gids in het woud dat ze zo goed kennen. Zo profiteren ze mee van de opbrengsten die het ecotoerisme genereert.

De biodiversiteit in de buurt van de hut is inderdaad verbluffend. ’s Ochtends galmt het angstaanjagende kabaal van brulapen, een van de acht apensoorten die courant in de buurt gezien kunnen worden, tot ver over de toppen van het woud. Grote ara’s vliegen in paartjes boven de bomen – een beetje ornitholoog kan op enkele dagen tijd probleemloos tien soorten papegaaien en parkieten uit de lucht plukken. Af en toe ploffen enorme vogelspinnen van het dak in de bar – de indianen houden ze graag als huisdier. In het meertje voor de hut wemelt het van de kaaimannen en piranha’s. “Toch kan je er gerust in zwemmen”, vertelt Pablo. “De piranha is een van de dieren die het ongeluk hadden dat de Amerikaanse filmindustrie ze een onjuist negatief imago opplakte.”

Biodiversiteit is echter vooral een zaak van planten en insecten. De rijkdom aan vruchten, orchideeën, lianen, mieren en vlinders is overdonderend. In een moerasje wijst Pablo naar een hoge plant met rode bloemen. Hij beweert dat ze een natuurlijk contraceptivum bevat, een voorloper van het vrouwelijk geslachtshormoon progesteron, dat ook in onze “pil” steekt. Op de opmerking dat het natuurlijke middel blijkbaar niet al te goed werkt, gezien het grote aantal kinderen in de gezinnen langs de rivier, zucht hij diep. “In de buurt van de hut wonen tweehonderd indianenfamilies met elk maximaal zes leden. Zij leven in harmonie met hun omgeving. Het zijn de immigranten, die in het zog van houtwinners en olieboorders binnentrekken, die het woud vernietigen. Zij hebben geen flauw benul van het zo belangrijke concept van de duurzaamheid.”

De mens heeft in de geschiedenis al veel onheil aangericht met zijn migraties. In Zuid-Amerika moesten eerst de indianen eraan geloven. Nu is het de beurt aan het woud waarin ze leefden.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content