Hubert van Humbeeck

Eric Joris tekent verhalen naar scenario’s van Vlaamse auteurs. Van 8 januari af, vijf weken lang bij Knack. Een introductie.

Zacht glijdt de pen over het digitale tekentablet, dat met een computer is verbonden. Op het scherm verschijnt een pentekening. Twee, drie aanslagen op het toetsenbord veranderen de pen in een penseel. De tekenaar kiest zijn kleur en schildert de tekening in olieverf, waterverf, droog of nat, wat dan ook, zoals gewenst. Dat wil zeggen : het is nog altijd dezelfde digitale pen die over het tablet kruipt, maar op het scherm is er een penseel aan het werk. Prachtig, de mogelijkheden zijn eindeloos.

Eric Joris vermoedt dat hij alsnog de enige striptekenaar is die zogenaamde bitmapprogramma’s Painter gebruikt om hele verhalen uit te werken. Dat verbaast hem, want het lijkt zo vanzelfsprekend. Soms wordt er geschetst op de computer, soms worden de tekeningen ingescanned, geïnkt, gekleurd en afgewerkt. Een grapje : een ingescannede foto wordt met vegen olieverf behandeld, tot het een echt schilderij lijkt.

De tekenaar geeft de voorkeur aan dit illustratieprogramma boven het veel gebruikte Photoshop. ?De drukgevoelige stift die ik hanteer, geeft dezelfde mogelijkheden als een potlood. Dezelfde spontaneïteit ook bij het schilderen. Het heeft de charme van elk manueel gebruikt ding : je krijgt de onregelmatigheden, die je in je hand hebt, ook op het scherm. Andere programma’s zijn harder, maar dat zijn dan ook rekenprogramma’s. Je zegt : vul me dit of dat vlak met die of die kleur of maak een dégradé en dat is het dan. Het enige probleem is dat je een computer nodig hebt die snel genoeg is, de power pc’s en dergelijke zijn pas recent binnen het bereik gekomen van een kleine zelfstandige, zoals ik.

Het eigenaardige is, dat wat nu met desktop mogelijk is, bijna als twee druppels water gelijkt op de miniaturen die voor de uitvinding van de boekdrukkunst werden gemaakt, toen boeken nog met de hand werden overgeschreven en geïllustreerd en de bladspiegel ook een samenstelling van verschillende teksten, subteksten, tekeningen en subtekeningen was. Tekenen en schrijven lagen toen nog heel dicht bij elkaar ; dat was eigenlijk multimedia ver avant la lettre. Met een boutade zou je kunnen zeggen dat de beperkingen van expressie die de boekdrukkunst meebracht, nu pas met de computer ongedaan zijn gemaakt.?

ELK VERHAAL IS ANDERS

Van volgende week af brengt Knack als bijlage en gedurende vijf weken tekenverhalen van Eric Joris, naar scenario’s van Vlamingen die op een andere manier met woord en/of beeld bezig zijn : Dominique Deruddere, Josse De Pauw, Eric De Kuyper, Herman Brusselmans en Tom Lanoye. De bedoeling van het unieke project is om de strip als het ware een bindmiddel te laten zijn tussen verschillende media en expressievormen. Joris is daarmee overigens niet aan zijn proefstuk. Zijn debuutalbum Chelsy speelde in de kunstwereld, en hij kreeg er meteen de Bronzen Adhemar voor de belangrijkste striponderscheiding in Vlaanderen. Uit die Chelsy-albums groeide dan weer een tentoonstelling, de Kubieke Kabinetten, die een soort introductie tot de werkelijke kunst wou zijn. Joris vroeg daarvoor aan een tachtigtal kunstenaars om een installatie in piepkleine dozen te bouwen. De werken kunnen alleen via deurspionnetjes worden begluurd. De expositie kende een opvallend succes, en reist nog altijd rond.

?Het ging er mij daarbij om iets wat normaal niet zo toegankelijk is voor een breed publiek toch toegankelijk te maken. Dat middenveld tussen het populaire en het elitaire, dat boeit me. Waarbij middenveld niet als een compromis mag worden begrepen : de bal gaat gewoon van de ene kant van het veld naar de andere. Een populaire voyeurtechniek, gekoppeld aan werk van Ria Pacquée, Annemie Van Kerckhoven, Guillaume Bijl, dat wérkt. In dit project ook : ik vreesde dat er een grote vooringenomenheid zou zijn tegenover strips. Maar nee. Geen enkele kunstenaar zei nee tegen de Kubieke Kabinetten, en nu was een eerste test bij een aantal schrijvers meteen raak. Ik had een lijst met twintig namen, maar de eerste vijf die ik het vroeg, wilden al direct meedoen. Maar ik had er, bijvoorbeeld, ook graag Stefan Hertmans bij gehad, nog iemand die je niet in zo’n combinatie zou verwachten. Walter Van den Broeck wou graag, maar had helaas geen tijd. Of Patricia De Martelaere : ik las enkele kortverhalen van haar die fantastisch zijn, met een enorme vaart.

De idee was : jullie regisseren mijn potlood. Jullie moeten iets vertellen wat van jullie is, het moet jullie wereld zijn. Ik teken dat dan uit in mijn stijl, maar elk verhaal zal toch anders zijn. Normaal gezien verdwijnt de scenarist uit het afgewerkte tekenverhaal. Hier is het juist andersom. Hier moet de scenarist precies heel zichtbaar aanwezig zijn.?

Hoe moet de lezer zich dat voorstellen ? Het verhaal van Erik De Kuyper, bijvoorbeeld, wou Joris aanvankelijk heel megalomaan tekenen, exuberant, maar de auteur gaf de voorkeur aan een meer kleinschalige stijl, Belgisch, een beetje petit bourgeois. Tom Lanoye van zijn kant wilde dan weer naturalisme in zijn Antwerpse figuren. Hij bestudeerde het medium strip grondig om er alles uit te halen wat er uit te halen valt. ?Maar in elk stadium was er een wisselwerking, waarbij iedereen toch op zijn terrein bleef. Ik hoop op deze manier tot een ander soort strip te komen, los van de klassieke sjablonen waarmee het tekenverhaal nog altijd werkt. De enige zin van dit project is, dat het tot een ander resultaat leidt.?

EEN MANIER VAN VERTELLEN

In 1993, recentere cijfers zijn niet beschikbaar, werden er in België 12 miljoen stripalbums verkocht. Vlaanderen heeft een enorme productie en een enorm lezerspotentieel, ook in vergelijking met Frankrijk toch het stripland bij uitstek. ?Maar zowel inhoudelijk als grafisch blijft het bij ons een monocultuur,? vindt Eric Joris. ?Want we maken eigenlijk nog altijd dezelfde strip als vijftig jaar geleden. De ontwikkeling naar de zogenaamde volwassenenstrip is in Frankrijk een succes, zowel op het vlak van het aanbod als van het publiek. Bij ons blijft het een marginaal verschijnsel. Er is eigenlijk alleen Kamagurka, heel goed en echt van hier, maar verder blijft de gezinsstripformule alles overheersen. Er wordt wel een en ander vertaald, maar meer dan enkele duizenden exemplaren worden er daarvan niet verkocht.

Ik weet wel, weinig romans halen in ons land een hogere oplage, maar dat is toch anders. Aan een roman kan je desnoods na je uren schrijven. Een strip maken, is een voltijdse bezigheid en is heel duur. Dat kan je moeilijk combineren met andere dingen. Veel uitgevers hebben die markt bij ons dan ook opgegeven. Wat vertaald wordt, dient gewoon als aanwezigheidspolitiek. Ik kan niet geloven dat die interesse er bij het grote publiek niet is.?

Wat Joris bedoelt, is dit. De verhalen waar hij het over heeft, worden niet gepubliceerd in kranten, tijdschriften of stripmagazines. Ze bestaan alleen in albumvorm, en zo bereiken ze het grote publiek niet, hooguit de regelmatige bezoekers van een stripwinkel. Hij is er desalniettemin van overtuigd dat het mogelijk moet zijn om de draad weer op te pakken. Daarom verbindt hij wat hij maakt met mensen die het publiek kent, die het graag leest, die het interesseert en getekend in een hedendaagse stijl. Maar misschien is het publiek wel zo opgevoed dat het van een strip precies verwacht dat die sjablonen er in zitten, die er altijd al hebben ingezeten dat wil zeggen in de verhalen die ze kennen uit hun jeugd ?

?Ja, dat zal wel. Maar ’t is toch zonde, omdat het een medium is dat nog veel mogelijkheden heeft. Dat is, denk ik, ook de reden waarom die auteurs meteen wilden meedoen. De manier waarop je ermee kan vertellen, een verhaal naar boven kan brengen, dat is nog niet allemaal gebruikt. Neem een situatie waarin twee mensen met elkaar praten en iets met elkaar doen. Wat ze doen, kan in tegenspraak zijn met wat ze zeggen, en dat kan iets anders zijn dan wat ze denken. Dat complexe gegeven kan in twee, drie prentjes worden getoond, overzichtelijk, niet artificieel. Veel beter dan met om het even welk ander medium. In een film wordt zoiets al snel artificieel. Met enkele pennetrekken kan je een hele wereld oproepen. Dat is, bijvoorbeeld, wat Dominique Deruddere zo aantrok, dat hij de hele trukendoos kon opentrekken wat bij film veel moeilijker is, omdat het zo duur is.

Overigens is de strip, en dat is merkwaardig, nog geen universele vertelvorm wat film en literatuur, bijvoorbeeld, wel zijn. Dit is een hypercultureel ding, in die zin dat het sterk per regio bepaald is misschien wel omdat het een mengvorm is van woord en beeld. Vlaamse strips doen het niet in Frankrijk, Europese krijgen in Amerika geen poot aan de grond. Maar de Japanse manga’s dan weer wel, terwijl ook de Amerikaanse comic opgang maakt bij jongeren van bij ons zeker in Nederland. Die comics zijn interessant. Ze lijken op het eerste gezicht heel moeilijk om lezen, je zapt doorheen iets wat op een verhaal lijkt. Een vriend merkte onlangs op dat die comics niet uit het traditionele stripverhaal zijn gegroeid, maar dat ze rechtstreeks uit MTV stammen en daarom ook MTV-taal gebruiken.?

ER IS EEN LIJN

Het hele project, dat u van volgende week af in Knack kan volgen, werd ?Les Cuisiniers Dangereux? gedoopt, naar het schilderij waarop James Ensor zichzelf in hapklare brokken aan zijn critici serveert. Dat was in feite de werktitel, zegt Joris nu, maar toevallig waren de eerste verhalen die ik ontving ook allemaal surrealistisch, grotesk. Volledig in de traditie van Bruegel, de Ghelderode, Van Ostaijen.

?Dat schilderij van Ensor is scherp satirisch, maar ook verhalend. Ik vind dat alles wat wij doen sterk verhalend is, in vergelijking met andere landen hebben wij een heel narratieve manier om met veel dingen om te gaan. Kijk, bijvoorbeeld, naar onze reclame. En dus was Ensor een goede keuze om als vertrekpunt te gebruiken. Ik huiver een beetje bij begrippen als Vlaamse identiteit of traditie, maar er is in ieder geval die lijn. Wij zijn ook inhoudelijk op een bepaalde manier met beelden bezig, heel noordelijk, van hier. Neem nu werk uit de Middeleeuwen, die hardheid die daar onder zit, dat scherpe, werk uit het Zuiden heeft dat helemaal niet. Dat zie je nog in de beeldende kunst vandaag… De Vlaamse Primitieven, als je dat bekijkt, dat grijpt je aan… Ik kan daar niet zo meteen een naam op plakken, maar mensen als, bijvoorbeeld, Lanoye en De Pauw, die zoeken die hardheid ook op.?

Maar het ging dus om dat toevoegen. De strip als drager die verschillende media kan verbinden. ?Ook op een leuke manier. Vrienden-architekten ontwerpen, bijvoorbeeld, decors of gebouwen in de strip. Op sommige plaatsen exposeer ik bij manier van spreken beeldend werk van anderen. Zo wordt het een beetje een synthese.

En dus ook zo dat er een breder publiek wordt aangesproken. Neem weer dat verhaal van Herman Brusselmans. Dat bevat normaal meer tekst dan goed is voor een strip. Maar iedereen die ik het heb getoond, heeft het helemaal gelezen ; omdat het weer echt Brusselmans is. Begrijp je, dan kun je weer een stuk verder gaan.?

Hubert van Humbeeck

Eric Joris met een beeld van de hand van Marcel Van Maele uit het project Mega Poems : Niemand zei : nee.

Joris stelt zijn Cuisiniers Dangereux voor : van links naar rechts Deruddere, De Kuyper, Brusselmans, De Pauw en Lanoye. Zelf kijkt hij toe in de achtergrond.

De Kubieke Kabinetten : kijken naar kunst.

Uit Chelsy. Meteen goed voor een Bronzen Adhemar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content