Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Voor de zoveelste keer tonen overstromingen aan dat het huidige waterbeheer niet deugt. Een nieuwe aanpak is noodzakelijk.

“De boosdoener was de Grote Molenbeek”, wist een verslaggever van de VRT te melden vanuit de overstroomde straten van het gehucht Steenhuffel in Vlaams-Brabant. “De beek trad buiten zijn oevers.” De VRT ging wel vaker uit de bocht bij zijn verslaggeving over de overstromingen die vorige week vooral Oost- en West-Vlaanderen troffen. Hij voerde zelfs Henri d’Udekem d’Acoz op, sinds kort oom van een toekomstige koningin, die als dijkgraaf in de IJzervlakte met veel aplomb mocht beweren dat het handvol onder water gelopen stallen de schuld van de groene jongens was: die wilden zoveel mogelijk water op het aan de IJzer gelegen natuurreservaat De Blankaart. “Hogere dijken moeten er komen”, vond de dijkgraaf, die daarmee aangaf waar het in het verleden met het waterbeheer voornamelijk is misgelopen.

Want de boosdoener was natuurlijk niet de beek. De groene jongens trof evenmin veel schuld. Op de Fransen kon het onheil ook niet afgewenteld worden, hoewel het vele water in Schelde, Leie en IJzer uit Noord-Frankrijk kwam. De Fransen hadden zelf hun handen vol met de gevolgen van een storm met orkaankracht, die alles wat smal was en rechtop stond tegen de grond smakte. Bossen moesten eraan geloven en dorpen zaten dagenlang zonder elektriciteit. De geraamde schade aan de hoogspanningslijnen bedraagt 30 miljard frank. Een week na de storm zat nog altijd een half miljoen gezinnen zonder stroom.

Zelfs het weer was niet de grote schuldige, want er viel in ons land ooit meer regen dan de voorbije maand. Het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) van Ukkel heeft twee weken nodig om te bepalen of de wateroverlast een natuurramp was. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het vonnis gunstig zal zijn voor de getroffen gezinnen. Globaal gezien was het weer in december ‘normaal’ in vergelijking met andere jaren. Er waren alleen uitgesproken pieken in neerslag rond de kerstdagen.

ELLENDE VOOR DE BEZETTERS

Het begint een vervelend verhaal te worden, dat bij de steeds vaker voorkomende wateroverlast in België telkens opnieuw dient opgerakeld: de schuld ligt vooral bij de ondoordachte ruimtelijke ordening in ons land. Beken en rivieren werden rechtgetrokken onder het motto dat de kortste afstand tussen twee punten een rechte is. Mensen kregen probleemloos bouwvergunningen voor laaggelegen gebieden in historische overstromingszones, in de veronderstelling dat ze veilig zaten achter stevige dijken. Het grondgebruik evolueerde naar meer beton voor wegen, industrieterreinen, parkeerterreinen en privé-opritten, die geen water opzuigen.

Om de inzichten van de jongste jaren kort samen te vatten: het water kan niet meer in de bodem en stroomt te snel van de bron naar de monding van een beek. Het debiet neemt toe en bij hoge toevoer volstaan de dijken niet om de beken binnen hun verhoogde oevers te houden. Bij de minste overstroming lijdt er wel iemand schade, omdat de natuur nergens de ruimte krijgt om het overstromingswater op te vangen. Overstromingsgebieden aanduiden en vrijmaken en maatregelen nemen om het water zoveel mogelijk op te houden, zijn voorgestelde remedies.

Een kronkelende loop in een natte vallei is een manier om water te vertragen. “Wij hebben in de streek nooit wateroverlast, hoewel onze beken ook door dorpskernen lopen”, verklaart Paul Capals, die in Noord-Limburg voor de vereniging Natuurreservaten de Abeekvallei beheert. “De Abeek meandert nog altijd mooi door het landschap, en in de laaggelegen valleigebieden werd bijna niet gebouwd. We krijgen daar steeds meer stukken in beheer die mooie natuur opleveren en tegelijk een buffer zijn voor wateroverlast. De meeste bij het waterbeheer betrokken instanties werken goed samen. Zelfs met de dijkgraaf hebben we een prima contact.”

“Rivieren interageren met de valleien waardoor ze lopen”, legt professor Jean Berlamont van het Laboratorium voor Hydraulica aan de KU Leuven uit. “De neerslag is de motor van het riviersysteem. Wijzigingen aan een onderdeel van het systeem, zowel natuurlijke als antropogene, brengen onvermijdelijk veranderingen mee. Wij hebben uit domheid of winstbejag de rivier in een te nauw keurslijf gestopt. Wateroverlast en overstromingen zijn dan niet te vermijden. Ze zijn geen natuurramp, ze zijn zelfs geen overstroming in de strikte betekenis van het woord. Het gaat om de rivier die zijn natuurlijke bedding weer inneemt. Voor de menselijke bezetters van het buitenste deel van de bedding brengt het natuurlijk wel een hoop ellende mee.”

Berlamonts lijst van probleemfactoren is lang. Te veel maïs op de velden, in de winter geen groenbemesting meer maar wel naakte gronden waar het regenwater snel afspoelt met veel erosie als gevolg, een gemengd rioleringssysteem voor regen- en afvalwater dat hoge debieten garandeert, een op efficiëntie gericht beheer dat van rivieren kanalen maakte die lopen in een onstabiele bedding die duur onderhoud vergt, zoals baggerwerken. Op het onderhoud wordt bespaard, zodat een rivier sneller dichtslibt dan normaal en opnieuw aan draagkracht verliest.

Berlamont heeft ook een lijst met oplossingen. “In plaats van stroomafwaarts aan syndroombestrijding te doen, moeten we stroomopwaarts de oorzaken van wateroverlast aanpakken”, vindt hij. “We moeten het winterbed van een rivier waar dat kan vrijgeven en weer overstroombaar maken. Nieuwe indijkingen zijn in ieder geval funest. Waar het kan, moeten we ook het meanderend karakter van een rivier herstellen. De restauratie van rivieren moet een prioriteit worden. Het rioleringsstelsel moet worden omgebouwd naar een gedeeltelijk gescheiden systeem. Het is echter vooral belangrijk dat er een integraal waterbeleid komt. Nu wordt er te veel lokaal aangemodderd, zonder overzicht op het geheel.”

STUWEN EN OUDE WATERMOLENS

Het beheer van de bevaarbare waterlopen in ons land valt onder de bevoegdheid van de Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ). De AWZ kreeg in de herfst van 1998 bakken kritiek over zich heen toen onder meer Diest onderliep. Ze trok blijkbaar – alvast theoretische – lessen uit het gebeuren. Wim Dauwe: “Onze belangrijkste opdracht blijft het waarborgen van de veiligheid van de bevolking bij wateroverlast. Tot voor kort werd die verzekerd door het indijken van de waterloop. Uit de overstromingen blijkt echter dat dit ontoereikend is. Indijking beperkt ook de mogelijkheid van natuurontwikkeling in een valleigebied. In onze nieuwe integrale visie opteren we voor de aanleg van winterdijken of ringdijken waar de veiligheid dit toelaat. Zo kan de winterbedding terug overstroombaar gemaakt worden, wat de natuur ten goede komt én de waterbeheersing, omdat er extra waterberging is. We moeten wel een compromis zoeken tussen de belangen van landbouw en natuurbehoud, maar het zou mooi zijn mochten de huidige akkers in de winterbeddingen opnieuw evolueren naar gebiedseigen natte hooilanden. Een knelpunt is de aanwezigheid van illegale en zonevreemde bebouwing. Daar kunnen we uiteraard geen rekening mee houden.”

De AWZ valt onder de bevoegdheid van Steve Stevaert (SP), de ‘groene’ Vlaamse minister voor Openbare Werken. Zijn adjunct-kabinetschef Jos Rutten heeft ervaring met waterbeheer en ziet mogelijkheden voor verbetering: “Het besef groeit dat het traditioneel gecompartimenteerd waterbeheer tot falen gedoemd is. Klassiek werd uitgegaan van een opdeling van de beheersaspecten, wat zich weerspiegelt in een versnippering van bevoegdheden. De bevolking smeekt terecht om een integrale aanpak. Het is onze uitdaging die te realiseren.” Het kabinet van Stevaert sluit niet uit dat stuwen weer in werking worden gesteld en oude watermolens worden geherwaardeerd om de afvoer van water te vertragen. Dat zou nog milieuvriendelijke energie opleveren ook.

Stevaert wil het decreet integraal waterbeheer, waarvan de Vlaamse regering in april 1999 voor de derde keer een voorontwerp goedkeurde, er eindelijk doordrukken mits – alweer – enkele aanpassingen. De belangrijkste daarvan is dat het deel “geomorfologische structuur” van het waterbeleidsplan zal worden uitgebreid tot een “natuurlijke structuur”, zodat het niet uitsluitend de directe omgeving van een waterloop dekt. Voor elk rivierbekken moet een bekkencomité een vijfjaarlijks beheersplan opstellen en opvolgen. “In essentie gaat het decreet ervan uit dat het integrale waterbeheer niet langer gericht moet zijn op zo’n organisatie van de afvoer van oppervlakte- en hemelwater dat de risico’s op overstromingen teruggedrongen worden”, besluit Rutten, “maar wel dat de risico’s op wateroverlast verminderen. Dat betekent een bewuste keuze voor het inschakelen van overstromingsgebieden. Het spreekt vanzelf dat deze in de bekkenbeheersplannen moeten worden opgenomen.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content