Bij de reëditie van de legendarische David Munrow-opnamen. Een herontdekking.

DAVID MUNROW had samen met zijn ?Early Music Consort of London? bij leven in kringen van liefhebbers van oude muziek bijna de status van een vedette. Optredens, onder andere in het Festival van Vlaanderen, eindigden steevast in uitbundig gejubel vanwege het publiek. Dan kwam er een moment dat hij, opgebrand, zich niet langer meer kon verzoenen met het onvolmaakte, vooral niet in zijn eigen prestaties. Musiceren werd eerder een bron van kwelling dan van vreugde. Hij stapte uit het leven en het werd nadien stil rond zijn figuur. Zijn platen verdwenen uit de rekken, zijn muzikanten zochten treuzelend naar nieuwe bestemmingen. Bij de opkomst van de cd, toen zowat het hele bestaande repertoire opnieuw op de markt werd gebracht, kwam zijn werk blijkbaar niet in aanmerking voor reëditie. Tot iemand zeer onlangs ontdekte dat het nu al twintig jaar geleden is dat Munrow verkoos te vertrekken. Om dit te herdenken komen nu gelijktijdig vier albums op de Veritas Edition-reeks van het label Virgin uit : ?The David Munrow Edition?.

Munrow was een performer, een man die het podium en het contact met het publiek nodig had.

Hij sprak graag met hen. Op een concert in Leuven in het Dufay-jaar begon hij diens muziek eerst uitgebreid in een vreemdsoortig Nederlands toe te lichten, tot hij zei : ?If you can understand this, you can understand anything? en schakelde voor de rest van zijn verhaal over naar het Engels. Zijn verhaal over de complexe muziekwereld van de late middeleeuwen was erudiet en onderhoudend. Kwaliteiten die hem als muzikant ook in hoge mate kenmerkten.

Als entertainer en als hij showman behoorde hij tot de generatie muzikanten die tot bloei kwam aan het eind van de jaren zestig. Ze zochten naar authenticiteit. Sommigen trokken zich terug uit de maatschappij om zich alleen nog maar bezig te houden met het essentiële, met wat niet bezoedeld was door de moderne maatschappij, wat overgeërfd was uit het verleden. En waar kon men de eigen en onbezoedelde aard beter vinden dan in de muziek van het volk ?

RATTENVANGER.

Munrow die een opleiding had genoten als klassiek fagotspeler, kreeg contact met de volksmuziek, met haar instrumentarium, en vervolgens vooral met de blokfluit. Daarnaast speelde hij op een eindeloze variëteit van houtblazers. Op het einde van zijn leven publiceerde hij in plaat-boekvorm een studie over de muziekinstrumenten van de middeleeuwen en de renaissance. De blokfluit was het instrument waarop hij op concerten eindeloos en virtuoos op kon improviseren en als een rattenvanger van Hamelen zijn publiek met zich mee kon slepen.

Dat exuberante was slechts een deel van zijn persoonlijkheid. Dat de voorliggende cd’s nu nog altijd buitengemeen intrigerend klinken, danken ze in de eerste plaats aan het superieure ensemblewerk van ?The Early Music Consort of London?. Zeker, het niveau van de cornetspelers van toen toen kan niet tippen aan dat van een blazersgroep als ?la Fenice? bijvoorbeeld vandaag. En bijna driehonderdvijftig jaren muziekgeschiedenis van Guillaume de Machaut tot Praetorius lijken bij Munrow tot eenzelfde klanksjabloon samengedrukt te worden.

Tegenwoordig is de techniciteit van de instrumentisten en het historisch besef van de dirigenten zoveel meer ontwikkeld. Maar tegelijkertijd zou men soms wel eens wensen dat oude muziek wat minder wetenschappelijk verantwoord, en wat meer muzikaal vuur in zich droeg. Munrow had een scherp oor voor de kwaliteiten van zijn medwerkers. Als we de lijst van muzikanten overlopen stuiten we behalve Munrow zelf op namen als de contratenoren James Bowman en Charles Brett, de tenor Martyn Hill. Als clavecinist speelde toen nog ene Christopher Hogwood met het groepje mee. Individueel grote namen die het nu nog altijd doen, maar toen was het geheel meer dan de samenstellende delen. De geest van Munrow was waarneembaar.

De ?Edition? bestaat voorlopig uit vier albums. De eerste, ?The art of courtly love?, is een dubbel cd. Hij schetst een beeld van de gesofistikeerde wereldlijke muziek aan het Boergondisch hof van rond 1300 tot 1475. Met het tweede album, de mis ?Se la face ay pale? (ca 1430) van Dufay, staan we aan het begin van de renaissance. De vierstemmige cyclische mis baseert Dufay op een bestaande ballade van zijn eigen hand. Hiermee zet hij de toon voor vele latere generaties : de mis als belangrijkste muzikaal genre.

De renaissance wordt afgesloten met twee cd’s. De ene bevat veel frivool lichtvoetige dansmuziek van tijdgenoten van Claudio Monteverdi in Italië (ca 1580 tot ca 1630), en op de anderestaan dansen van Terpsichore (1612) en motetten van Michael Praetorius. Deze Duitse danssuites hebben bijna symfonische afmetingen, zowel wat lengte als wat orchestratie betreft. Het zijn opnamen die meer dan twintig jaar geleden referentiewaarde hadden. Een volgende generatie musici moest er zich eerst tegen afzetten voor ze aan haar eigen muzikale verhaal toe kon komen. De geschiedenis blijft zich herhalen.

Lukas Huybrechts

The David Munrow Edition : 4 cd’s Veritas Edition-reeks van Virgin Veritas.

David Munrow op de bas schalmei : symfonische afmetingen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content