Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

De liberale advocaat Karel Geirlandt (1919-1989) geselde de conservatieve cultuurdragers in dit land en effende het pad voor Jan Hoet en de hedendaagse kunst. ‘Een goed modern werk stoort altijd’, zo luidde zijn credo.

Of ze André Leysen heetten of Karel Geirlandt, de Tweede Wereldoorlog genas hen voorgoed van hun onbezonnen nationalisme, waaraan haatdragenden hen nochtans altijd bleven herinneren. Hun geëngageerde internationalisme en hun wil om aan een open, moderne maatschappij te werken zouden zonder de jeugdzonde allicht niet zo groot zijn geweest. De zaak waaraan de liberale Gentse advocaat zijn hart verpandde, was de kunst.

Op de puinen van het naoorlogse Duitsland creëerde Arnold Bode een internationaal platform voor de heropbouw van een modern artistiek bewustzijn dat in zijn land door de verdelgers van de ‘ entartete’ kunst was vermoord: de eerste Documenta zag in 1955 het licht. Nu hedendaagse kunst vaak als een onderdeel van de amusementsindustrie functioneert, is het besef weg dat de eerste pleitbezorgers een klein gezelschap met grote culturele idealen vormden, die elkaar over de grenzen heen vonden. Willem Sandberg en Jean Leering in Nederland, Pierre Restany in Frankrijk. In Vlaanderen was Karel Geirlandt (1919-1989) de roepende in de woestijn.

Uit eigen ervaring wist hij dat een cultuur die op zichzelf terugplooit tot provincialisme gedoemd is. Geirlandt bleef van het Vlaams expressionisme houden, het vrank omwentelende van Constant Permeke. Als liefhebber en verzamelaar omarmde hij de nieuwe wind na de oorlog. Een boon had hij voor de vrijheidslievende, kleur- en verfverliefde, aan de wortels van de oercultuur zuigende rebellen van Cobra. Als geboren advocaat, ontwikkelde hij zijn retorisch talent om overal te lande het heilig vuur over te brengen. Uit puur enthousiasme, maar ook vanuit de overtuiging dat de dynamiek van de eigentijdse kunst een maatschappelijke en individuele noodzaak is.

OUDE KUNSTSCHATTEN

‘Ik wijs de traditionele kunst niet af’, zei hij. ‘Maar ze laat me niet toe om me beter te situeren in mijn tijd, mijn stad. Een goed modern werk stoort altijd, het stelt u voor problemen. Als ge moe zijt of geen zin hebt om na te denken, dan ligt kunst op de maag.’

Vanaf de jaren zestig geselde hij de overheid omdat ze wel het belang van culturele centra scheen in te zien, maar musea afdeed als bewaarplaatsen van oude kunstschatten. Gent, Luik, Antwerpen en Brussel bleven verstoken van moderne instellingen. Met de oprichting in 1957 van de Vereniging voor een Museum van Hedendaagse Kunst, had hij ervoor gezorgd dat het conservatieve cultuurklimaat in zijn vaderstad onophoudelijk opgeschrikt werd door nieuwe ideeën, tentoonstellingen en initiatieven. Geirlandt zocht, over de partijgrenzen heen, naar bondgenoten. Hij was een handig diplomaat en lobbyist. Toch zou het tot 1975 duren eer Gent door de knieën ging, en er in het Museum van Schone Kunsten een vleugel ingericht werd als voorlopig Museum van Hedendaagse Kunst. Het was niettemin een landelijke primeur. De door Geirlandt naar voren geschoven conservator luisterde naar de naam Jan Hoet, en eer de stadsvaderen wisten welk vlees ze in de kuip hadden, zaten ze met hun eerste rel opgezadeld: met het belastinggeld van de hardwerkende burgers werd een onbruikbaar vliegtuig van de ‘charlatan’ Panamarenko aangekocht!

Hoewel hij zich zeer verdienstelijk zou maken als opdrachthouder bij toenmalig minister van Cultuur Patrick Dewael, als directeur van de Vereniging voor Tentoonstellingen in het PSK, en als auteur van het naslagwerk Kunst in België na 1945, was Karel Geirlandts belangrijkste wapenfeit het bereiden van de weg voor de meest provocerende persoonlijkheid in de naoorlogse kunstwereld. Met zijn beschermeling Jan Hoet verscheen een museumdirecteur en tentoonstellingsmaker op de proppen die erin slaagde om het door Geirlandt zo gehate, gezapige conservatisme te verstoren, tot op vandaag. Hoet bleef loyaal tegenover zijn beschermheer, zelfs toen deze in 1986 niets deed om te verhinderen dat de Vlaamse Gemeenschap alles op het MUHKA zette, en Gent in de kou liet staan. Het zou nog bijna vijftien jaar duren eer Jan Hoet het SMAK bijeengebokst kreeg. Geirlandt, de oude vos, moet geweten hebben dat zijn oogappel de enige was die dat puur op eigen kracht zou aankunnen.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content