Marnix Verplancke

In de wereld van Margaret Atwoods ‘Oryx en Crake’ zijn godsdienst en kunst niet verboden, maar gewoon overbodig. Gelukkig kun je er wel nog honger lijden.

‘Oryx en Crake’, door Margaret Atwood, Bert Bakker, Amsterdam, 374 blz., euro 21,95.

Vanaf de eerste bladzijden van Margaret Atwoods nieuwste roman Oryx en Crake merk je dat dit boek zich in een bestaande literaire traditie wil inschrijven. Het verhaal gaat over een man, Sneeuwman genaamd, die als een hedendaagse Robinson Crusoe over de zee zit uit te staren en weleens de laatste mens op aarde zou kunnen zijn. Maar dan verschijnen er plots een aantal ‘kinderen van Crake’, waardoor je onwillekeurig aan William Goldings Lord of the Flies moet denken. Na verloop van tijd passeren ook Shakespeares The Tempest en Mary Shelleys Frankenstein de revue, maar geen boek lijkt zo als Atwoods voorbeeld gediend te hebben als H.G. Wells’ Het eiland van dr. Moreau. De reden waarom Sneeuwman immers zo eenzaam en angstig om zich heen zit te staren, is dat de mensheid ten onder is gegaan aan een uit de hand gelopen wetenschappelijk experiment. De wildernis zit vergeven van de genetisch gemanipuleerde diersoorten die maar een ding op hun agenda lijken te hebben: hem opvreten.

Oryx en Crake speelt in de nabije toekomst, een tijd die Atwood tekent door vooral op de wetenschappelijke gebruiken ervan te wijzen. Ook al gaat het leven van de bewoners van de ‘plieblands’ wat we de gewone wereld zouden kunnen noemen, met zijn verpauperde stadscentra en de zich beter wanende randbewoners – zo zijn gangetje, waar het werkelijk gebeurt, is in afgeschermde woon- en werkzones die door farmaceutische en biotechnologiebedrijven opgezet zijn. Daar leeft men in luxe, is men niet aangewezen op kunstmatig gemaakt voedsel – ‘O, kijk eens, echte boter’ – en produceert men de ziektes en geneesmiddelen van de toekomst. Want zo pervers is die industrie wel, dat ze weet dat een wereld zonder ziekte haar ondergang zou worden. Nieren en menselijke hersencellen worden er transgenetisch aan- gemaakt in omgebouwde varkens, ‘varkuiven’ geheten. Er worden helgroene ‘konunken’ gekweekt en de ‘wolvijnen’ die eerst heel lief en nuttig leken, zullen zich opwerpen als venijnige prooidieren.

Bijna Hegeliaans beschrijft Atwood hoe de geschiedenis op dit punt afloopt. Godsdienst en kunst zijn niet verboden, ze zijn gewoon overbodig geworden. De menselijke geschiedenis is gereduceerd tot een computerspel, waarbij je de Mona Lisa kunt ruilen voor Bergen-Belsen en een Armeense genocide gelijkstaat aan de negende van Beethoven plus drie Grote Piramides. Maar, zo voegt de schrijfster er fijntjes aan toe: ‘Er is ruimte voor onderhandelen.’ Het internet-amusement heeft de mensheid stormenderhand ingenomen en websites als hedsoff.com, die live in Azië uitgevoerde terechtstellingen toont, of Aliboeboe. com, waarop je getuige kunt zijn van het afhakken van mannenhanden of het stenigen van overspelige vrouwen, zijn een groot succes. De beste is wellicht de Queek Geek Show, waarin mensen om ter snelst levend ongedierte naar binnen werken en uiteindelijk beloond worden met echt voedsel als een lamskotelet of een spietje brie. Hoe zwaarmoedig Atwoods roman in essentie dus ook zou kunnen zijn, door haar relativerende humor maakt ze er een zwartgallige, maar met veel plezier te lezen fabel van.

WATSON-CRICK-INSTITUUT

Zoals te verwachten, blijft Sneeuwman niet veel langer dan een paar pagina’s op zijn strand zitten. Zijn voedsel raakt op en zijn futuristische schietwapen leeg. Tijd om te verkassen dus. Hij trekt zijn laken een beetje strakker om zich heen en begint te stappen richting HelthWyzer, de module waar hij vroeger samen met Crake en Oryx leefde en werkte, en de plek ook waar het allemaal is misgelopen. In de tijd dat Sneeuwman nog gewoon Jimmy heette en hij met zijn vriendje Crake het net afschuimde op zoek naar gore porno, waren zij gelijkgestemde zielen geweest. Oryx hadden ze voor het eerst gezien op hun computerscherm, als achtjarig Aziatisch meisje dat samen met een paar zielenzusters de slagroom van een Duitse penis zat te likken. De jongens hadden de blik van het kind onweerstaanbaar gevonden en meteen gedownload. Pas veel later zal ze zich ook in levenden lijve bij hen voegen.

Eens de middelbare school achter de rug trekt Jimmy naar de volkomen futiele Martha Graham Academy waar hij een alfa-opleiding krijgt en dus voorbestemd is voor de bedelstaf. Crake gaat naar het rijke, en luxueuze Watson-Crick-Instituut, in de volksmond ook wel eens de Asperger Universiteit genoemd vanwege de licht autistische trekken van de studenten ervan. Zoals te verwachten, schopt hij het ver en haalt hij de volstrekt van hem weggegroeide Jimmy binnen in zijn onderzoeksproject.

Oryx en Crake kan wellicht nog het best omschreven worden als een hedendaagse dystopie die het vooral gemunt heeft op het geloof dat de mens niet alleen zijn omgeving, maar ook zichzelf volkomen kan maken. Niet alleen worden er in het boek organen aangekweekt in dieren, het ultieme doel is natuurlijk de onsterfelijkheid zelve en iedere vorm van realiteitszin wordt afgedaan als pessimisme, of zoals Oryx het zegt: ‘We zouden alleen aan mooie dingen moeten denken, zoveel we kunnen. Er is zoveel moois op de wereld als je om je heen kijkt. Jij kijkt alleen maar naar het vuil onder je voeten, Jimmy. Dat is niet goed voor je.’ En Jimmy doet daarop zijn best, maar hoe kan hij vrolijk worden in een wereld waarin het klimaat naar de knoppen is en de mens genetisch veranderd is tot een bijzonder efficiënt, maar ook heel steriel wezen? Ach, zo bedenkt hij op zijn strand: ‘Er valt iets positiefs over honger te zeggen: dan weet je tenminste dat je nog leeft.’

Dat Oryx en Crake slecht afloopt, weet je al vanaf de eerste pagina, iets wat het boek gemeen heeft met Wells’ hallucinante roman over de biotechnologische experimenteerdrift avant-la-lettre van dr. Moreau. Maar er is ook een groot verschil. Levend in een historisch vrij onschuldige tijd kon Wells de reden van het biologisch debacle dat hij beschrijft alleen maar bij een interne dynamiek leggen: de dieren waren op een gegeven moment niet meer te houden en de hel barstte los. Atwood schrijft een eeuw later en haar visie op de psychologie van de wetenschapper – opgescheept met ‘eensporige hersenen met tunnelvisie’ – is daardoor een stuk melancholischer. Als lezer besef je al vlug dat Crake zijn eigen schepping verwoest heeft, samen met de hele mensheid. Waarom hij dat gedaan heeft, kom je echter nooit te weten. Uit teleurstelling misschien, of omdat Oryx hem niet trouw was? Het zou kunnen, maar stilletjes hoop je dat hij het gewoon voor de lol deed, omwille van de schoonheid van de vernietiging.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content