“De dansende demonen van Mongolië” in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

In de dertiende eeuw verenigde de beruchte Mongoolse leider Djenghis Khan het grootste rijk aller tijden onder zijn gezag. Het strekte zich uit van de Noordelijke IJszee tot de Perzische Golf en van Hongarije tot Korea. Maar of Djenghis Khan een grote bijdrage tot de beschaving heeft geleverd, kan worden betwijfeld. Uit zijn tijd en uit de twee volgende eeuwen is nauwelijks iets overgebleven. De Mongolen hadden nu eenmaal de slechte gewoonte om alles wat hen niet aanstond grondig kapot te maken. Vandaar dat gewacht moest worden op historische sporen halfweg de zestiende eeuw, toen het huidige Mongolië vorm kreeg.

In dezelfde periode drong ook het Tibetaanse boeddhisme, het lamaïsme, goed en wel door in het land. Daar vermengde het zich met de aloude sjamanistische gebruiken. In 1937 werd Mongolië door de Sovjet-Unie geannexeerd. Vele boeddhistische kloosters werden vernield, zilveren beelden werden gesmolten en de monniken keerden terug naar hun dorpen. Sinds de val van het sovjetrijk en de autonomie van Mongolië in 1992 kennen zowel het boeddhisme als het sjamanisme er een fameuze heropbloei.

Over de culturen van Mongolië gaat een grootse tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het oudste voorwerp dat ooit in de weidse steppen werd gevonden, is een bronzen dolk met een ramskop als handvat dat dateert uit de vijfde eeuw vóór Christus. Dan wordt er een sprong gemaakt tot de vijfde en de negende eeuw na Christus met enkele stèles van mensen en leeuwen. Hun functie is niet meer te achterhalen. Dichterbij staat het sjamanisme, een natuurreligie, waarnaar de mensen teruggrepen bij ziekten en bij natuurlijke catastrofen. De sjamaan is een medicijnman, een duivelbezweerder, een intermediair tussen de mens en de goden, de demonen en de voorouders. Zelf is de sjamaan ooit ziek of bezeten geweest, en werd hij “erkend” en opgeleid door een andere sjamaan.

In de expositie wordt de wereld van de sjamaan opgeroepen aan de hand van zijn kledij, trommen en dans (foto’s van vóór 1937). Veel aandacht gaat voorts naar de boeddhistische feesten, met vooral het Tsam-dansfeest. Deze dans werd voor het eerst uitgevoerd in 1811 naar een choreografie van de vijfde dalai lama. Het is een dans met woest uitziende maskers, die elk een bepaald personage uitbeelden. Het toeval wil dat in het begin van deze eeuw een Rus uit Mongolië een reeks van 72 houten Tsam-beeldjes meebracht, die later terechtkwamen in de Kunstkammer in Sint-Petersburg. Nu zijn ze te zien in Amsterdam. Op een paar figuren na is heel het Tsam-wereldje aanwezig. Misschien was het dezelfde Rus die in dezelfde periode ook twee aquarellen van het Tsam-ritueel liet maken. Zij vullen de maskers en de beeldjes op een verbluffende wijze aan.

EEN BEGAAFD BRONSGIETER

Een bijzonder knap Mongools personage was Zanazabar (1635-1723). Hij was een rechtstreekse afstammeling van Djengis Khan en werd beschouwd als de reïncarnatie van een oude Tibetaanse kerkvader. Al tijdens zijn leven werd hij als een god vereerd. De man was daarnaast een uiterst begaafd bronsgieter en ciseleur. Er wordt een vijftal zeldzame beelden van hem getoond. In Mongolië zelf zijn er niet veel zilveren beelden van de boeddha en de bodhisattva’s meer overgebleven. Wel kreeg de latere tsaar Nicolaas II in 1891 een aantal van deze fraaie beelden cadeau bij een bezoek aan Mongolië. Deze beelden, samen met enkele exemplaren uit de collectie van graaf Oechtomskij, worden bewaard in Sint-Petersburg en getuigen in Amsterdam van de weelde van het Mongoolse boeddhisme.

De Mongolen hebben toch een bijdrage aan de collectieve beschaving geleverd in de vorm van de “ger” (te vergelijken met de Turkse yurt). Deze ronde tent van schapenvilt op een staketsel van takken kan op korte tijd opgebouwd en afgebroken worden. Ze biedt verfrissing in de hete zomers en warmte in de ijzige winters. In de tentoonstelling is zo’n ger te zien met heel de inboedel, huisaltaar inbegrepen. Omdat de Mongoolse cultuur van oudsher een nomadische cultuur is, zijn de meubels klein en handzaam en wordt zoveel mogelijk materiaal in textiel gemaakt. De kudden leveren de grondstoffen en het is gemakkelijk te vervoeren.

“De Dansende Demonen van Mongolië”, in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Tot 17/10.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content