Vorige week ging in Italië “In Spite of Wishing and Wanting”, de nieuwe productie van Wim Vandekeybus, in première. De eerste impressies.
Wim Vandekeybus zit niet stil. Afgelopen week ging in het Italiaanse Ferrara “In Spite of Wishing and Wanting” in première, de nieuwe voorstelling van Ultima Vez. Drie maanden werd er gerepeteerd in Brussel, dan volgden tien hectische dagen in Italië, nu begint een lange internationale tournee.
Met een bijna volledig vernieuwde compagnie van tien mannen ontstond een productie rond het verlangen als motor van het menselijk leven. Uiteraard draagt “In Spite of Wishing and Wanting” de aparte en stilaan gekende signatuur van Vandekeybus: sterke, kleurrijke performers, explosief bewegingsmateriaal, maar ook theater, film, en een veelheid aan warme, poëtische beelden.
Toch is deze voorstelling duidelijk ook anders dan wat voorafgaat: soberder en tegelijk rijker, gelaagder en genuanceerder. Misschien zit “The Day of Heaven and Hell”, het Pasolini-project van afgelopen herfst, er voor iets tussen. Allicht ook de samenwerking met David Byrne, ex-frontman van Talking Heads, die niet enkel de muziek componeerde, maar ook voor een echt geluidsconcept zorgde.
Ferrara, vrijdagnamiddag 12 maart, rond 16 uur. Druppelsgewijs wandelen de dansers van Ultima Vez het Teatro Comunale van Ferrara binnen. Nog een viertal uurtjes en dan is het zover: een nieuwe productie van Ultima Vez begint een eigen leven. Snel nog iets eten, dan even evalueren na de geslaagde generale repetitie van de avond tevoren, en opwarmen: zo ziet het allerlaatste schemaatje eruit. Vandekeybus zelf stoomt zich ook klaar: onaangekondigd zullen we hem ’s avonds toch weer op de bühne zien opduiken.
Hoewel de vermoeidheid van enkele gezichten af te lezen valt, is de sfeer al bij al behoorlijk ontspannen. Iedereen is er vrij gerust in en noemenswaardige problemen zijn er niet meer. Een drietal weken terug bleek tijdens een week repetities in deSingel in Antwerpen al dat het met de globale structuur van “In Spite of Wishing and Wanting” goed zat. Sindsdien is er geschaafd en geschrapt, en werd een lange reeks doorlopen afgewerkt, hoeveel juist kan geen enkele danser zich nog herinneren.
Toch wil Vandekeybus net voor de première niet dat het er te rustig toegaat. Enkele scènes worden nog even opgefrist, en hier en daar zet hij puntjes op de i. Ondertussen rollen heel wat faxen binnen, vooral van ex-dansers die over heel Europa zijn uitgezwermd.
Gelukwensen alom. Bijna onopvallend loopt ook rockster David Byrne in en uit: vriendelijk, maar enigmatisch. Eens het zes uur is geweest, valt iedereen wat op zichzelf terug om de laatste nerveuze momenten te overbruggen. Wie kan, doet een dutje. Een nerveuze Franstalige enkeling oefent in de coulissen nog gauw zijn Italiaanse teksten met de plaatselijke technici. Sommigen doen zich op een terras naast het theater te goed aan een laatste dosis Italiaanse cafeïne.
Ferrara, vrijdagavond 12 maart, 20 u.40. Vanuit de open coulissen stapt Said Gharbi, terug van weggeweest, de bühne op. Met zijn enigszins aarzelende, maar vaste tred gaat de blinde danser op zoek naar twee stoelen en microfoons die zich aan de overzijde bevinden.
Samen met Igor Paszkiewicz vertelt hij een kinderverhaaltje, terwijl steeds meer dansers zich als briesende, onwillige paarden een weg banen tot helemaal vooraan op het podium. Tegenlicht houdt het speelvlak in het halfduister, de muziek van David Byrne steigert en galoppeert als een dierlijke hartenklop.
VEELEER VRAGEN DAN ANTWOORDEN
“In Spite of Wishing and Wanting” – zoals steeds bij Ultima Vez dekt de poëtische en cryptische titel een rijke en hybride lading. Lange danssequenties; “The Last Words”, een kortfilm in twee delen op basis van bizarre, surrealistische kortverhalen van Julio Cortazar; en uiteenlopende theatrale momenten, die meestal worden gedragen door de bijzondere performers. Iedere nieuwe scène verplicht de toeschouwer een open blik te behouden, hij voelt een samenhang maar die ontsnapt hem telkens. Stukjes teksten, foto’s of filmbeelden, onder meer van Pasolini, en hoogstpersoonlijke invallen of verhaaltjes: ze zijn uitgangspunten geweest, en af en toe duiken ze ook op in het eindresultaat.
Vandekeybus is daarbij nooit echt op zoek geweest naar antwoorden. Wel naar vragen die zijn inspiratie en verbeelding stimuleren, en die hij hanteert als evenzovele leidraden in de zoektocht naar materiaal, én in het structureren van de uiteindelijke voorstelling.
Welke invloed hebben onze diepste, vaak onbewuste verlangens op ons lichaam, op ons fysieke gedrag? Wie of wat zouden we willen zijn? Wat gebeurt er eigenlijk tijdens onze slaap, welk leven leiden we in onze dromen? Die vragen staan aan de oorsprong van “In Spite of Wishing and Wanting” en natuurlijk liggen ze in het verlengde van het vroegere werk van Vandekeybus. Steeds is er dat streven om het menselijk lichaam, of ook wel de menselijke psyche, in situaties te brengen waarin allerlei veilige en luxueuze zekerheden vervallen. De mens in directe confrontatie met nauwelijks beheersbare, uiterst vitale driften.
In de eerste voorstellingen ging het vooral om de instinctieve reacties van het lichaam op fysiek gevaar. Daarna verlegde de klemtoon zich meer en meer naar de wereld van primaire, vaak onbewuste emoties, en hoe die een extreme uitweg zoeken. Zo was er het centrale thema van de nachtmerrie in “Mountains Made Of Barking”, of dat van het bijgeloof en de mythe in “7 for a Secret Never To Be Told”.
Een fragmentarische dramaturgie dus, en als een uitloper daarvan vullen verschillende media elkaar aan en transformeren ze elkaar met een vanzelfsprekendheid die inderdaad uit een droomwereld lijkt te komen. Toch maakt de nieuwe productie een coherenter en organischer indruk dan het werk van de afgelopen jaren. Daar zijn duidelijke redenen voor.
DE VROUWELIJKSTE KANT VAN MANNEN
Tien mannen dus. Nu heeft de bewegingstaal van Ultima Vez op het eerste gezicht uiteraard iets uitgesproken mannelijks, maar gek genoeg heeft deze bezetting dat niet nog eens extra in de verf gezet. In vele scènes tonen de mannen zich van hun meest vrouwelijke, gevoelige kant, hier en daar is de erotische spanning zelfs voelbaar. Kortom, noch het bewegingsmateriaal, noch de emotionele kleuring van de theatrale scènes hebben geleden onder deze keuze, integendeel. Wel voel je een aparte, heel intense samenhorigheid op het podium: alsof die mannen het zonder vrouwen toch makkelijker hebben om te tonen dat ze het best heel goed met elkaar kunnen vinden.
In “The Day of Heaven and Hell” zagen we al vooral mannen, en ook in andere opzichten lijkt dat project een verschil te hebben gemaakt. Vandekeybus heeft altijd al graag gewerkt met mensen die nauwelijks een dansopleiding hadden genoten, en hij is daar duidelijk nog bedrevener in geworden.
Enkele acteurs, zoals de jonge Luikenaar Benoît Gob, maakten mee de overstap naar “In Spite of Wishing and Wanting”, en meer dan vroeger hebben zij een weg gevonden om tekstmateriaal op interessante wijze in een productie van Vandekeybus te integreren. Intens, ruw, maar verstaanbaar en emotioneel genuanceerd. De improvisatie voorbij.
“The Last Words”, de kortfilm in twee delen, had er zonder “The Day of Heaven and Hell” allicht ook heel anders uitgezien. Hoewel er amper tijd en geld was om te filmen, ziet het er allemaal wat exuberanter, zelfs sprookjesachtiger uit dan in vorig werk, en de voertaal is Italiaans.
Max Cuccaro, de jonge Romeinse acteur die in de Pasolini-voorstelling te zien was en die hier de rol van de schreeuwenverkoper speelt, is een waar fenomeen, en ook weer het soort acteur dat Vandekeybus echt nodig heeft. Hij is betoverend mooi, fysiek sterk, en brengt zijn teksten alsof hij ze ter plekke bedenkt. Dankzij de vertolkingen, niet enkel die van Cuccaro, wordt ook duidelijk dat de band tussen film en podium allereerst moet worden gezocht in een extreme emotionele intensiteit.
“In Spite of Wishing and Wanting” speelt zich af op een haast lege bühne. Geen decor, enkel een groot en kaal speelvlak, en een indrukwekkende reeks spots die een dakje boven het podium vormen. Samen met de muziek geeft de belichting op een onmisbare manier vorm aan deze voorstelling.
Coulissen zijn er dus niet, alles is zichtbaar. Vandekeybus heeft die vormelijke openheid en leegte mooi uitgebuit, en maakt van de nerveuze, kerende en draaiende dansers aan de kant vaak een spannend, poëtisch evenement op zich.
De soberheid blijkt uiteindelijk een heel goede zaak voor de voorstelling.
Durfde Vandekeybus zich in recente producties wel eens te verliezen in spectaculaire, maar op zich staande scenische vondsten, dan gaat het er in “In Spite of Wishing and Wanting” strakker toe. Uiteraard zijn er nog opvallende beelden te over, maar het is allemaal functioneler. En dat komt de coherentie en de slagkracht enkel ten goede.
ALLE REGELS GAAN OVERBOORD
Ondenkbaar is deze productie alleszins zonder de muziek van David Byrne.Byrne zag voor het eerst een productie van Ultima Vez in Seattle, zowat zeven jaar geleden, en werd erg geraakt door de bewegingen uit een alledaagse, niet-artistieke wereld. De wegen van Vandekeybus en Byrne bleven zich af en toe kruisen, en afgelopen zomer bleek plots dat Byrne tijd had om aan dit nieuwe project mee te werken.
Die samenwerking heeft duidelijk nieuwe perspectieven geopend. Om te beginnen heeft Byrne een echt geluidsconcept uitgewerkt, veeleer dan zomaar een soundtrack. Bovendien stelde Byrnes gelaagde en genuanceerde, energieke maar ook heel gevoelige muziek Vandekeybus in staat om zijn dansvocabularium te diversifiëren. Meer dan in gelijk welke vorige voorstelling van Ultima Vez is er ruimte voor bewegingloosheid, voor traagheid, voor bijna gebeeldhouwde posities waar de dansers dan brutaal uitbreken, of waaruit ze onmerkbaar wegvloeien. Kortom, het globale bewegingspalet is rijker, gekleurder.
Vandekeybus is enthousiast over de samenwerking met Byrne, niet in het minst omdat de muzikant ook effectief de moeite deed om uitgebreide repetities te komen bekijken. Zowat een uurtje voor de première van “In Spite of Wishing and Wanting” in Ferrara bleek ook David Byrne zelf heel blij met het eindresultaat. Byrne: “Afgelopen nacht, tijdens de generale repetitie, had ik voor het eerst het gevoel dat alles op zijn plaats viel. De dansers hebben zich alle bewegingen nu echt eigen gemaakt, en ze voelen de muziek perfect aan. De timings kloppen, alle elementen hangen goed samen. Ook met het geluidsconcept en de omgevingsgeluiden die ik toevoegde, ben ik heel tevreden. Er is nu minder onderscheid tussen de scènes met en die zonder muziek. En iedere stilte krijgt echt betekenis.”
In de jaren tachtig was Byrne al betrokken bij producties van choreografe Twyla Tharp en van Robert Wilson. Toch vindt hij het moeilijk om te vergelijken. Byrne: “Met het werk van Twyla Tharp zijn er wel raakpunten, maar Wims voorstellingen zijn veel theatraler, en ook mijn muziek moest dus veel gediversifieerder zijn. Hier en daar leverde ik echte dansmuziek, maar vaak ging het er allereerst om een dramatisch gevoel te ondersteunen, zoals bij een soundtrack, en dan worden ritme en beweging minder belangrijk. Fascinerend was voor mij dat we echt samen en tegelijk creëerden: ik zag repetities, stuurde dan ruw materiaal op, en op basis van de feedback wist ik welke richtingen de goede waren. Voortdurend was het een kwestie van geven en nemen. Uiteraard botste ik nu en dan op een afwijzing, maar daar had ik geen enkel probleem mee. Het betekende niet dat het om slechte muziek ging, wel om muziek die niet paste in de context van de voorstelling.”
Over een antwoord op de vraag wat hem in het werk van Ultima Vez precies raakt, en waarom hij echt aan dit project wilde meewerken, moet hij niet lang nadenken. Byrne: “Het gaat me om de openheid op alle vlakken: verschillende media met de integratie van beweging, theater en film, maar ook heel diverse performers, dansers en acteurs, met heel uiteenlopende nationaliteiten, én lichamen. Dat maakt dit werk voor mij boeiender dan klassieke dans. Het is veel betekenisvoller en staat dichter bij het echte leven. Om het een bijna politieke lading te geven: waar ik van houd bij Ultima Vez is de bereidheid om alle regels overboord te gooien, behalve dan dat er een heel directe verbinding met het publiek moet zijn die werkt.”
Byrne is niet van mening dat het belang van Vandekeybus’ producties enkel schuilt in hun hybride karakter. “Die open houding vind ik veel belangrijker, en ik denk niet dat ze zomaar samenvalt met die vermenging van media. Allicht gaat Wim zich de volgende jaren meer beperken en zich vooral op film toeleggen, of zelfs theater, maar cruciaal is dat hij een publiek van mensen met een open geest en blik heeft opgebouwd, die met hem willen meegaan in die experimenten.”
Byrne stelt tot slot dat zijn ervaringen met Ultima Vez zeker hun invloed zullen hebben op zijn werk, hij weet enkel nog niet in welke zin. Gaat hij de voorstelling blijven volgen? Byrne: Ongetwijfeld. Allicht kom ik in Taiwan nog wel eens langs.”
DE OMHELZING VAN HET LEVEN
“In Spite of Wishing and Wanting” is een voorstelling die erg raakt, vooral omdat ze van een grote generositeit is. Los van het hele dramaturgische discours en de vormelijke experimenten schuilt het echte, diepere belang van het werk van Vandekeybus en zijn dansers misschien nog ergens anders: in die onvoorwaardelijke bereidheid om het leven te omhelzen, met volle teugen, in al zijn aspecten, en met een uitzonderlijke, ontroerende onbevooroordeeldheid. Soms gaat het er brutaal toe, maar steeds is er ook een kern van tederheid: te midden van alle dansgeweld zorgen de dansers voor elkaar.
Openheid is inderdaad cruciaal, dit soort werk sluit niemand uit: iedereen kan eraan deelnemen, iedereen kan ernaar komen kijken. Ultima Vez overweldigt je als toeschouwer en laat je achter met het gevoel dat het leven altijd de moeite waard is, als je het maar lééft en met anderen deelt. Of hoe je omwille van de moed van Said Gharbi, en de discrete aandacht die hij van de andere dansers krijgt, echt dreigt te vergeten dat hij niets ziet.
Veel mooier wordt het geformuleerd door Ali Salmi, een danser van Algerijnse afkomst die vroeger vooral in het straattheater actief was. “Tijdens deze creatie heb ik ontzettend veel van mezelf gegeven en het is absoluut de moeite waard geweest. Maar de inspanningen zijn enorm. In iedere voorstelling moet je tot op de bodem gaan en naakt de confrontatie met het publiek aandurven, anders valt dit soort werk plat. Ik hoop enkel dat ik dat nog kan opbrengen wanneer we de honderdste keer spelen.”
Ook de allerlaatste, prachtige scène van “In Spite of Wishing and Wanting” loopt over van diezelfde generositeit: alle dansers liggen plat op de vloer en trachten als vogels van de grond weg te raken. Alsof hun energie en levenskracht hen bijna te veel worden: ze moeten de lucht in, ergens moet er een bevrijding mogelijk zijn. Maar uiteindelijk vinden ze er iets veel beters op: ze zoeken het publiek op en bieden hun uitgeputte harten aan. Wat kan je als toeschouwer meer verwachten?
“In Spite of Wishing and Wanting” is een mooie, warme en springlevende voorstelling, die consolideert wat goed was en ook nieuwe perspectieven opent. Rijper is ze ook: Vandekeybus is de keerzijde van het verlangen niet uit het oog verloren. Spijt en verlies behoren duidelijk tot de onderstroom van deze productie. Ondanks al je wensen lukt het je als mens toch niet om als een vogel weg te vliegen. Maar het zijn de inspanning en de hoop die tellen. En zoals Giovanni Scarcella in de voorstelling zegt: “Morgen is een andere dag.”
“In Spite of Wishing and Wanting” in de KVS in Brussel tot en met 28 maart. In deSingel in Antwerpen op 31 maart, 1 en 2 april. In de Vooruit in Gent op 18, 19 en 20 mei.
Jan Goossens