Nederlands en Belgisch Limburg dromen al langer van één universiteit, in Diepenbeek en Maastricht. Van het kabinet-Dewael mag het nu ook echt vooruitgaan.

Vijfendertig jaar geleden was er al sprake van één grensoverschrijdende universiteit voor Nederlands en Belgisch Limburg. In de gouden jaren zestig raakten de aula’s stilaan overvol en praatten de politici over de verdere democratisering van het onderwijs en de komst van nieuwe universiteiten. In de debatten over de universitaire expansie (België) en de oprichting van nieuwe medische faculteiten (Nederland) kwam de academische cohabitatie al aan bod. Maar de Vlaams-Nederlandse samenwerking kwam er uiteindelijk niet.

De wegen bleven gescheiden. In 1973 opende het Limburgs Universitair Centrum in Diepenbeek (Hasselt) zijn deuren. Een jaar later was het de beurt aan de medische faculteit Maastricht. In 1980 kreeg de universiteit Maastricht er de richting gezondheidswetenschappen bij, in 1982 rechten, in 1984 economie en in 1991 cultuurwetenschappen.

Diepenbeek telde aanvankelijk slechts twee faculteiten, en niet eens volwaardige. Er kwamen bij de start in 1973 kandidaatsjaren genees- en tandheelkunde en wetenschappen (natuurkunde, wiskunde, biologie en scheikunde). Zoals de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA) was het LUC pluralistisch – en niet katholiek, vrijzinnig of rechtstreeks afhankelijk van het rijk.

In 1991 werd de Economische Hogeschool Limburg als faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) bij het LUC opgenomen. Vandaag is Diepenbeek met drieduizend studenten nog altijd een kleine universiteit. Rector Harry Martens nuanceert: ‘Onze rekrutering is goed. Als perifere universiteit laten wij in alle richtingen die wij aanbieden, telkens meerdere universiteiten achter ons. Rationalisatie en optimalisatie gelden dan ook meer voor sommige richtingen aan de grote universiteiten dan voor ons.’

Optimalisatie en rationalisatie: daarover zal de komende maanden nog veel inkt vloeien. Net zoals over de grensoverschrijdende samenwerking tussen Diepenbeek en Maastricht in de Transnationale Universiteit Limburg (TUL). Aan Vlaamse zijde is die samenwerking een onderdeel van de ‘optimalisatie’. Lees: door samenwerking worden minder studiepakketten dubbel aangeboden en dus de middelen efficiënter verdeeld. Samenwerking met Nederland biedt voor het LUC de beste toekomstkansen.

HET MAG VOORUITGAAN

Bijna twee jaar geleden, op 28 mei 1998, noemde een Vlaams-Nederlandse adviescommissie de uitbouw van een Transnationale Universiteit Limburg zinvol. De commissie was opgericht door de Nederlandse en Vlaamse ministers van Onderwijs. Twee weken later (10 juni 1998) vroeg het Vlaams parlement in een unanieme motie dat de Vlaamse regering de nodige stappen zou zetten om zo’n universiteit mogelijk te maken. Een doorbraak kwam er met de nieuwe regering die vorig jaar werd geïnstalleerd.

Het regeerakkoord van het kabinet-Dewael (VLD-SP-Agalev-VU) sprak zich in juni uit voor een grensoverschrijdende universiteit. ‘Bij de realisatie van de Universiteit Antwerpen en de uitbouw van een Transnationale Universiteit Limburg wordt het opleidingsaanbod geoptimaliseerd’, zo klonk het. De Vlaamse minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) bevestigde in haar beleidsverklaring dat het mocht vooruitgaan. De regering ‘wenst zo snel mogelijk een raamakkoord te sluiten met de Nederlandse overheid. Van zodra dat kader is ontwikkeld, zullen de betrokken instellingen moeten zorgen voor de concrete implementatie. In een ruimer kader zal met de Nederlandse overheid ook worden overlegd over de mogelijkheden tot bi-diplomering.’

Op 7 februari van dit jaar ondertekenden de Vlaamse en de Nederlandse onderwijsministers in Breda deel 5 van de GENT-akkoorden (GENT staat daarbij voor Gehele Europese Nederlandstalige Taalgebied). Een definitieve beslissing viel er niet. Maar de beleidslui maakten zich wel sterk dat ze de ‘samenwerking in de richting van een Transnationale Universiteit Limburg’ wilden bevorderen.

De ministers bespraken in Breda in feite een gezamenlijke brief van de universiteiten van Maastricht en Diepenbeek, waarin ook Maastricht zijn wil tot samenwerking bevestigde. Geen wonder dat beide universiteiten daags na de ministeriële bijeenkomst al aankondigden dat ze verdere samenwerking ‘kunnen vormgeven met nieuwe, gezamenlijke opleidingsactiviteiten’. De samenwerking moet ‘een uitdrukkelijke meerwaarde hebben voor Nederland en Vlaanderen, én voor beide instellingen’.

ELKE DOORBRAAK WAS POLITIEK

De mogelijke samenwerking is een lang verhaal, zegt Harry Martens. Hijzelf haalde de plannen onder het stof vandaan toen hij in 1988 de tweede rector van het LUC werd. ‘Ik heb toen veel gesproken met de toenmalige rector-magnificus van de Universiteit Maastricht, Job Cohen, de huidige staatssecretaris voor Justitie in Nederland.’

Martens en Cohen hadden meer dan het nabuurschap gemeen. ‘We stonden aan het hoofd van jonge en ambitieuze universiteiten die in hun groei werden afgeremd. Vergeet niet dat de Universiteit Maastricht er kwam tegen de uitdrukkelijke wil van álle bestaande Nederlandse universiteiten. Vergeet ook niet dat het LUC er kwam zonder de instemming van de andere Vlaamse universiteiten. Het lijkt me dan ook vreemd dat het debat over de optimalisatie vandaag gevoerd wordt binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad (Vlir). Die raakt er nooit uit. We zijn door de collega’s altijd afgeblokt en de overheid was geneigd om de andere universiteiten te volgen, wegens geldgebrek. Alleen de politiek kan knopen doorhakken. Ook in het verleden zorgde de politiek voor elke doorbraak.’

Martens verdedigt de oude plannen tot samenwerking. Het idee was om te komen tot één complementaire universiteit op twee campussen. ‘We mikten op een doelpubliek in twee landen en dus op Vlaamse én Nederlandse studenten. Dat was toen al een stap naar rationalisatie omdat het dubbelwerk aan beide zijden van de grens werd bestreden. Het was ook een erg Europese gedachte.’

Op onderwijsgebied kwam het tot één concrete vorm van coöperatie. Er bestaat sinds 1991 een gemeenschappelijke studierichting Kennistechnologie (de Nederlandse naam) en Informatica (de Vlaamse naam). ‘We leveren in Vlaanderen een diploma van doctorandus in de Kennistechnologie af. Dat is een studie die wordt afgerond op Vlaamse bodem, naar Nederlands recht, en die toch een erkend Vlaams diploma oplevert.’

TRADITIONELE VLAAMSE KENNIS

De Limburgse universiteiten hebben al een kijk op hoe de samenwerking er kan uitzien. ‘We denken aan een constructie met één universiteit, twee campussen en drie rechtspersonen’, zegt de LUC-rector. ‘Eén universiteit garandeert de eenheid in beleid. De strategische opties moeten in één paritair Vlaams-Nederlands orgaan worden genomen. Dat orgaan wordt de derde rechtspersoon, die in een verdrag tussen Nederland en Vlaanderen wordt vastgelegd. De twee universiteiten moeten blijven bestaan omdat de personeelsstatuten bijna onmogelijk gelijk te schakelen zijn en omdat de financieringsmechanismen in beide landen grondig verschillen. Dat mag de mobiliteit van de academische staf niet belemmeren. Die mobiliteit is een belangrijke start naar het einddoel: de mobiliteit van de studenten. Nederlandse studenten moeten hun studie in Diepenbeek kunnen beginnen, Vlaamse studenten moeten hun opleiding in Maastricht kunnen afronden, en andersom. Maar in de eerste jaren zullen de studenten wel in eigen land aan hun hogere opleiding beginnen. De eindtermen van het secundair onderwijs zijn nog te verschillend en daarmee de verwachtingspatronen naar de universiteit.’

Ook in de toekomst blijft de opleiding economie op de twee universiteiten bestaan. ‘Het heeft geen zin om de 2600 studenten van Maastricht en de 1300 studenten van Diepenbeek samen te zetten. Geen collegezaal kan zo’n groep opvangen. We zullen de faculteiten wel samen besturen, zodat er goede afspraken zijn over complementariteit en taakverdeling’, zegt Martens.

Voorts zal het LUC zich bezig blijven houden met ‘de biomedische en natuurwetenschappelijke cluster’. Diepenbeek zal, volgens Martens, de licenties biomedische wetenschappen, wiskunde, informatica en ICT organiseren. In Maastricht kunnen studenten dan weer terecht voor de opleidingen rechten, psychologie, medische wetenschappen en zoals gezegd ook economie.

Veel problemen wachten nog op een oplossing. Zo zal de doorstroming van Vlaamse kandidaten in de geneeskunde naar Maastricht niet voor morgen zijn. ‘De beperking van het aantal studenten geneeskunde verschilt te zeer in Vlaanderen en Nederland’, zegt Martens. Een belangrijke troef voor de eenmaking vindt de rector wel de aandacht die beide instellingen besteden aan de vernieuwing in het onderwijs zelf. Het LUC pakte vanaf het begin uit met een vrij persoonlijke begeleiding van de studenten. Net als in Maastricht.

‘Het is geen toeval dat Maastricht de snelst groeiende Nederlandse universiteit is, met het grootste aantal eerstejaarsstudenten’, zegt Martens. En om bezorgde Vlamingen gerust te stellen: ‘Het LUC koppelt een efficiënte manier van lesgeven aan de traditionele Vlaamse onderwijsaanpak met een hoog kennisniveau.’

Wanneer de universiteit er komt? Harry Martens hoopt het nog als rector mee te maken. Zijn mandaat loopt eind van het academiejaar af. Maar het kan nog worden verlengd.

P.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content