De Ronde van Frankrijk viert zijn honderdste verjaardag. En dat zal zelfs de bezoeker van de boekhandel geweten hebben. Een alternatieve selectie uit het brede aanbod.

Lex Reurings & Willem Janssen Steenberg, ‘De kale berg û op en over de Mont Ventoux’, Uitgeverij Thomas Rap, 223 blz., euro 19,50.

Jan Siebelink, ‘Eerlijke mannen op de fiets’, Uitgeverij Thomas Rap, 206 blz., euro 12,50.

Peter Ouwerkerk, ‘Parijs is nog ver û zintuiglijke sensaties uit honderd jaar Tour de France’, Uitgeverij De Arbeiderspers, 317 blz., euro 17,95.

Eddy Merckx moest er aan een zuurstoffles gaan hangen, dat was in 1970. Veel vroeger, in 1955, liep de Fransman Jean Mallejac er een zonnesteek op. In het ziekenhuis moest hij nadien vechten voor zijn leven, en gebroken was hoe dan ook zijn wielercarrière. En natuurlijk staan Lex Reurings en Willem Janssen Steenberg in De kale berg, op en over de Mont Ventoux stil bij die dramatische dertiende juli van het jaar 1967. Die dag liet de Brit Tom Simpson het leven in volle beklimming van de Mont Ventoux.

Lichten de twee Nederlandse auteurs een tip van de sluier op, die nog altijd over de dood van Simpson hangt? Veeleer zetten ze alle gegevens op een rij. Dat het tijdens de dertiende rit van die Tour de France, van Marseille naar Carpentras, bloedheet was. Dat Simpson in Bedoin, aan de voet van de col, cognac (of was het calvados?) had gedronken. De fles ging rond in de kopgroep waarvan ‘Major Tom’ deel uitmaakte. Dat ze bij de autopsie behalve alcohol ook amfetamines en methylamfetamines in het bloed, de urine en de maag van de renner aantroffen – al geeft het officiële rapport als doodsoorzaak aan: hartstilstand als gevolg van totale uitputting (hypoglycemie). Dat mecanicien Harry Hall van de Britse ploeg, volgens zijn collega van de Belgische ploeg Fernand Tuytens althans, Simpson niet één maar twee keer terug op de fiets zette, nadat De Mus op twee kilometer van de top voor het eerst was gevallen. Dat de Franse Tourwinnaar van 1966 Lucien Aimar beweert dat Simpson al een tijdje verzwakt rondreed. Volgens Aimar werd de Brit al twaalf dagen via een infuus gevoed omdat hij niet meer kon slikken. En dat Philippe Decourt, voormalig chef de clinique van de Faculté de Médecine de Paris, volhoudt dat Simpson gered had kunnen worden, indien Tourdokter Pierre Dumas hem geen verkeerde behandeling had gegeven: zijn hoofd had lager moeten liggen dan zijn benen en een adrenaline-injectie zou meer geholpen hebben dan een zuurstofmasker.

Het raadsel-Simpson oplossen, is niet de ambitie van De kale berg. Het boek besteedt relatief weinig aandacht aan de wielergeschiedenis van de Mont Ventoux. Reurings en Janssen Steenberg mikken vooral op fanatieke wielertoeristen. Die krijgen tal van tips – van trainingsschema’s over materiaal tot verzetten – voorgeschoteld om de Reus van de Provence te bedwingen. Plus veel getuigenissen van fietsers, Reurings en Janssen Steenberg incluis, die ze dat voordeden. Enige dosis waanzin lijkt alvast een onontbeerlijke grondstof om dit avontuur aan te vatten. Al brengen de Provençalen daarin een nuance aan: ‘Je bent niet gestoord als je de Mont Ventoux beklimt, maar wel als je het daarna nog eens wilt doen.’

Maar misschien acht de doorsneewielertoerist het veeleer maf om een boek over actief fietsen te lezen. Wordt de doelgroep van Reurings en Janssen Steenberg tijdens de lectuur van De kale berg niet ingehaald door een schuldgevoel, en het besef dat ze in plaats van letters beter kilometers zou vreten?

PRATEN ALS ONZE-LIEVE-HEER

Ook in Eerlijke mannen op de fiets verschijnt de Mont Ventoux. Schrijver Jan Siebelink legt de woorden in de mond van de Nederlandse ex-renner Adri van der Poel: ‘Je rijdt in de vlakte en ineens doemt hij op. Een berg die op geen ander lijkt. De kale, stenige hellingen, de kolommen licht die elkaar snijden, de vlokken witte nevel en de wind die tegelijk koud en heet is, als je de vaalwitte top, als in vals daglicht, nadert. Die berg, een beest. Een witte gloed hangt over de hellingen. Je krijgt er de branderige geur van hars in je neus.’

Zo zal Van der Poel het wel niet zélf geformuleerd hebben. Niet voor niets is Siebelink romanschrijver van professie. In 1991 ontving hij de F. Bordewijkprijs voor De overkant van de rivier. Maar de schrijver mag in zijn vrije tijd graag op een fiets klimmen en de wielrennerij fascineert hem. In Eerlijke mannen op de fiets vertaalt hij ontmoetingen met renners en ex-renners naar tamelijk literaire teksten.

Met uitzondering van Jacques Anquetil – die om volstrekt onduidelijke redenen wordt opgevoerd – gaat het om uitsluitend Nederlandse renners: van de onlangs overleden Wim van Est over Joop Zoetemelk, Peter Winnen, Erik Breukink, Gert-Jan Theunisse, Johan van der Velde, Erik Dekker en Michael Boogerd tot de aanstormende belofte Karsten Kroon. Heeft de Vlaamse wielerliefhebber daar wel een boodschap aan – van dat soort coureurs heeft hij er uiteindelijk genoeg onder de eigen kerktoren lopen.

Wel, dat valt mee. Siebelink giet zijn confrontaties met het kruim van koersende Nederlanders in een meeslepende stijl, bouwt spanningsbogen in zijn verhalen en raakt voldoende universele thema’s van de wielersport aan. En van het leven, want ‘ Le vélo, c’est la vie’ verklaart gewezen journalist Jean Nelissen het succes van de wielrennerij. ‘Het leven is ermee gemoeid, het is een excessieve sport. Altijd drama.’

Dat laatste exploiteert Siebelink zelf in zijn boek. De dramatische passages ‘plakken’ het meest: de verhalen over de eenzaamheid na de roem maar zelfs in de momenten van volle glorie, de aftakeling na de top. En de story’s over doping. Hoezo eerlijke mannen? Voor de uitschieter in Eerlijke mannen op de fiets zorgt het getuigenis van Johan van der Velde. Klasbak bij uitstek, maar nog tijdens zijn loopbaan aan lagerwal geraakt door dopinggebruik en diefstal. Hij vertelt Siebelink over zijn verslaving aan amfetamines. Mevrouw Van der Velde: ‘Dat spul is de duivel zelf, daar moet alles voor wijken.’ Inmiddels heeft Johan van der Velde zijn straf – tot gevangenis toe – uitgezweet en zich tot God bekeerd. ‘Johan praat als Onze-Lieve-Heer zelf’, spot zijn vrouw, niet zonder cynisme.

NIET ALLES GELOVEN

Een blik van de bergflank in de diepte: ‘Is dat de aarde, wat doe ik dan hier!?’ Geen boek over de Ronde van Frankrijk zonder de Mont Ventoux, kennelijk. In Parijs is nog ver beschrijft Peter Ouwerkerk op een moment hoe hij als verslaggever de laatste anderhalve kilometer van de beruchte klim (‘het definitieve afkickcentrum voor Tourvolgers’) te voet aflegt. En onderweg Eddy Merckx inhaalt! Merckx, al lang niet meer de wielrenner, welteverstaan – Ouwerkerk heeft het over de Tour van vorig jaar.

Met de Ronde van Frankrijk onderhoudt Ouwerkerk een haat-liefderelatie. Voor Het Vrije Volk en later voor het Rotterdams Dagblad volgde deze journalist de Tour 29 keer. In 2000 stapte hij over naar de kunstredactie van het RD. Maar zijn ouwe liefde laat hem niet los. In Parijs is nog ver (de moeder van alle Tourclichés in de mond van alle deelnemers) verzamelt hij zintuiglijke sensaties uit honderd jaar Tour de France: zien, proeven, horen, ruiken, voelen. De belofte aan zichzelf om een bocht rond doping te maken, kan hij niet houden. Daarvoor heeft de Ronde van 1998 – die van de beruchte Festina-affaire – te veel gevoelens in hem gekanteld. ‘Er is iets in mij geknakt. De lol is er wel een beetje af’, noteert hij dat jaar. Niet dat het dopingverhaal nieuw is. Ouwerkerk: ‘De uitvinding van het wiel is het slechtste wat de wielersport is overkomen. Toen zijn de troep en de trucs gaan rollen.’

Toch haalt de haat het niet: gulzig schrijft Ouwerkerk vanuit zijn buik over de Tours die hij heeft meegemaakt. Gretig plukt hij anekdotes van de harde schijf van zijn geheugen. De rest vult hij aan met research. Hij onderschat daarbij zijn eigen rol als reporter niet. Waarom werd in 1903 de eerste Ronde van Frankrijk georganiseerd? ‘Ook honderd jaar geleden moesten er kranten worden verkocht.’

Zo begon het: op de markt van de Franse sportkranten wilde L’Auto de macht van Le Vélo breken. In de koker van redacteur bij L’Auto Géo Lefèvre rijpte het idee van een rittenwedstrijd door Frankrijk. Zijn baas, Henri Desgrange, had er oren naar en genoot politieke steun. L’Auto verdedigde het lands- belang, in tegenstelling tot Le Vélo, dat openlijk sympathie voor de verrader Al- fred Dreyfus had geventileerd en bijgevolg moest worden gemuilkorfd. Maurice Garin won die eerste Tour, maar verreweg het belangrijkste resultaat was dat L’AutoLe Vélo klopte inzake oplage.

De Ronde van Frankrijk is inmiddels honderd jaar en veel meer dan honderd verhalen gevorderd. ‘Elke dag van elke renner in de Tour is minstens één verhaal’, weet Ouwerkerk. Maar met die verhalen moet je wel opletten. Hoe meer ze verteld worden, hoe dikker de saus die erover gegoten wordt. Ouwerkerk: ‘Overdrijven is een kunst van alle jaren. Zeker in het wielerlatijn. Over de Tour moet je niet alles geloven.’

Ben Herremans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content