Zes jaar nadat de Belgische Strijdkrachten in Duitsland definitief werden opgedoekt, doet ‘de BSD’ nog maar bij weinigen een belletje rinkelen. Met een boek vol anekdotes wil oud-milicien Jan Backx de herinnering levendig houden.

Jan Backx was al een tijdje aan het werk als avondmedewerker op een krantenredactie toen hij in 1972 zijn dienstplicht ging vervullen. Met veel tegenzin vervoegde hij zich bij de Belgische Strijdkrachten in Duitsland (BSD). Gelukkig voor hem was er nog een plaatsje op de redactie van het Korpsjournaal. Drie decennia later vond de voormalige gerechtsjournalist dat de tijd gekomen was om de herinneringen op te halen. In zijn boek Wij, BSD’ers! komen tientallen beroepsmilitairen en hun gezinsleden aan het woord die jarenlang in Duitsland hebben gewoond. ‘Ik wilde vooreerst een stem geven aan de verschillende generaties dienstplichtigen die als moderne lotelingen een jaar van hun jeugd hebben moeten opofferen. Het gros van de dienstplichtigen was allerminst opgezet met de verbanning naar de oosterburen. De dienstplicht werd door de overheid verkocht als een democratische maatregel. Maar uiteindelijk ging het om een vernuftig systeem waarbij bepaalde jongemannen vrijgesproken werden en andere er niet aan konden ontsnappen.’

De ‘ boeffers’ of beroepsmilitairen die uit vrije wil naar Duitsland trokken, zijn een ander verhaal. ‘Maar voor hun brave huisvrouwen die aan het handje van hun man mee moesten naar de regio tussen Aken en Kassel, was het niet zo simpel. Om nog maar te zwijgen over de duizenden kinderen die daar zijn opgegroeid. Na hun schooltijd in die beschermde biotoop moesten zij voor hun hogere studie ’terugkeren’ naar België. Zelfs de vakanties tijdens hun kindertijd waren meestal geen plezierreisjes geweest.’ Backx verwijst naar het verhaal van een BSD-gezin dat voor de hele duur van de vakantie ging logeren bij de familie, waar neefjes en nichtjes rondliepen met wie de kinderen van de militair amper konden communiceren omdat ze waren opgevoed in een soort gekuist BSD-Nederlands, dat ver afweek van het dialect van de rest van de familie.

TIENDE PROVINCIE

Naarmate de Tweede Wereldoorlog verder in het verleden lag en zeker tijdens perio-des waarin de Koude Oorlog niet brandend actueel was, verminderde ook de belangstelling voor het Belgische leger op het grondgebied van de vroegere bezetter. De BSD werd de tiende provincie genoemd – Brabant was toen nog niet gesplitst – maar men sprak evengoed van ‘het leger dat België niet ziet’. De verschillende kazernes met daaromheen de soldatenwijken waren als een gesloten vat. ‘In het Korpsjournaal mochten we alleen maar mooie verhalen schrijven. Het slechte nieuws kwam er niet in’, vertelt Backx. ‘Wij hoorden ook wel de berichten over zelfmoorden, we kenden de drankproblemen van veel militairen en wisten dat de legeroefeningen niet vrij van ongevallen bleven. Maar de buitenwereld vernam daar weinig over. Sommige misdaden haalden wel de lokale Duitse krantenpagina’s. In België was men echter helemaal niet op de hoogte van de minder fraaie kanten van de troepen in Duitsland.’

Backx heeft niet de pretentie om de geschiedenis van de BSD in zijn volledigheid te brengen. ‘Ik snuffel maar wat rond in de verhalen van de mensen die daar gewerkt en gewoond hebben.’ Wat vaak terugkomt in die verhalen is het overmatige drankgebruik van de soldaten. Een van de officieren die de auteur te woord stond, vertelt openhartig over een dienstplichtige die tijdens zijn bardienst in de officiersmess zo flink had gezopen dat zijn kameraden hem tijdens zijn nachtelijk, gebraak met bed en al op de gang zetten. ’s Anderendaags werd hij daar dood aangetroffen. Het onderzoek bracht aan het licht dat er 4,2 promille alcohol in zijn bloed zat. ‘En dat was zeker niet de enige BSD’er die door alcohol aan zijn einde is gekomen.’

Toch is ook Backx door de jaren heen milder geworden over zijn dienstplicht. ‘Als ik dit boek al in de jaren zeventig geschreven had, zou het met minder eerbied zijn geweest voor de mensen daar. Boeffers, dat waren stuk voor stuk deerniswekkende figuren die niets beters te doen hadden dan hun leven te slijten in de kazerne. Elke milicien dacht er toen zo over. De minachting was overigens wederzijds. Beroepsmilitairen moesten evenmin iets weten van die jonge studenten of afgestudeerden die daar voor een jaar tegen hun zin rondliepen. Later ben ik toch gaan beseffen dat het niet allemaal volslagen idioten konden zijn. De overheid zou nooit zomaar aan eender wie een helikopter of een tank toevertrouwen.’

Om de BSD-verhalen van het eerste uur nog mee op te nemen in het boek, mocht de auteur niet veel langer meer gewacht hebben. ‘Sommigen van mijn gesprekspartners waren de tachtig al voorbij. Niet iedereen was overigens even bereidwillig om zijn verhaal te doen. Terwijl bepaalde hoge officieren mij met open armen ontvangen hebben, weigerden anderen iets te vertellen. Ze hadden het vaderland gediend en die informatie was niet bestemd voor de buitenwereld. ‘Maar ik was toch vooral geïnteresseerd in het leven van elke dag. En voor veel beroepsmilitairen en hun gezin was het leger een broodwinning als een andere. Ze hadden net zogoed veertig jaar bij De Post of bij de NMBS kunnen werken.’

VERLATEN KAZERNES

Het Belgisch leger is bijna zestig jaar lang aanwezig geweest in West-Duitsland. Na de geleidelijke afbouw kwam koning Albert er in juni 2002 het licht uitdoen. Volgens een speciale editie van het weekblad VOX uit 1985 waren er tijdens de periodes van hoogconjunctuur 57.000 BSD’ers, verspreid over 165 kwartieren, kazernes en depots. Voor de bijna 9000 scholieren waren er 42 lagere en kleuterscholen, zes middelbare scholen en drie athenea. De ongehuwde militairen sliepen in de kazernes, maar voor diegenen met een gezin waren er in totaal 11.000 woningen. De helft werd gratis ter beschikking gesteld door de West-Duitse Bondsrepubliek. De andere helft moest worden gehuurd.

De terugkeer naar België was voor veel boeffers van de laatste generatie een moeilijk moment. Niet alleen waren ze finan-cieel tot dan toe erg verwend, ook hun re-integratie in de Belgische samenleving, waar ze vaak niemand kenden, liep zelden van een leien dakje.

Opvallend is wel dat de auteur op het einde van zijn boek nog een uitstapje maakt naar de huidige twintigers en dertigers, die de dienstplicht nooit hebben meegemaakt. Ondanks zijn eigen slechte herinneringen aan dat ene jaar dienstplicht, stelt hij toch vast dat de jongeren daardoor iets missen. ‘Ik ben geen oude militair die klaagt over het gebrek aan discipline en die daarom de legerdienst opnieuw wil invoeren. Sommige miliciens zijn net in dat ene jaar uitgegroeid tot problematische zuipschuiten. Maar wij hebben wel aan den lijve ondervonden wat het betekent om zogezegd ‘je land te dienen’. Het was een soort alternatieve straf die was ingegeven door de dreiging dat Stalin binnen de kortste keren aan de poorten van West-Duitsland kon staan. De twintigers van vandaag hebben geen enkel besef meer van de volmaakte vrijheid waarin ze leven.’

JAN BACKX, WIJ, BSD’ERS!, ROULARTA BOOKS, 463 BLZ., 21,90 EURO.

DOOR HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content