Kunstenaar Louis De Cordier leidt een onderzoeksproject in de Egyptische woestijn en hoopt het labyrint bij de piramide van Hawara terug te vinden. ‘Ik ben geen schattenjager. Mijn bijdrage is de vraagstelling: staan we voor een van de belangrijkste archeologische ontdekkingen ooit of scannen we gewoon zand?’

Binnenkort krijgt de wereld uitsluitsel. Twintig geofysici van het National Research Institute of Astronomy and Geophysics in Caïro scannen de ondergrond rond de piramide van Hawara in de Fayoumoase. Ze gaan tot twintig meter diep. Inmiddels landde een Russische topexperte in de Egyptische woestijn. Ze verleent assistentie met nieuwe, door haar ontworpen hoogtechnologische apparatuur. ‘Het gaat om het grootste geofysische onderzoek op het terrein van de archeologie dat ooit is uitgevoerd’, zegt de Belgische kunstenaar Louis De Cordier (29), leider en financier van het project. Het onverwachte opduiken, vorige week, van een concurrerend Pools-Amerikaans team, kan nog roet in het eten strooien. De ’tegenstander’ werkt met simpele middelen, beoogt niet zozeer het accuraatste maar het snelste resultaat, want er hangt voor hen een contract voor 12 uitzendingen met Discovery Channel van af.

In mei presenteren De Cordiers partners van de Universiteit Gent de resultaten van het scannen. Dan kan het licht op groen worden gezet voor de eigenlijke opgravingen. Niemand houdt er rekening mee dat de zaak met een sisser afloopt. De verwachting is dat er zich onder het zand nog een reusachtig tempellabyrint uit onheuglijke tijden bevindt. Het ging om een laag gebouw met een plat dak. Opgetrokken uit massieve steen, telde het twee niveaus, elk voorzien van 1500 kamers. Het was waarschijnlijk acht meter hoog en stak ook acht meter diep in de grond.

Wanneer werd het precies gebouwd, door wie en waarom? Een dodentempel uit de twaalfde dynastie, gebouwd door farao Amenemhet III die leefde tussen 1860 en 1814 voor Christus? Amenemhet liet in de directe omgeving alleszins een piramide bouwen, de laatste grote piramide van Egypte. Pas veel later komen de geschreven bronnen. Griekse geschiedschrijvers – Herodotus in de vijfde en Strabo in de eerste eeuw voor Christus – brachten een ooggetuigenverslag uit. Herodotus bracht een bezoek aan de bovenste verdieping van het labyrint. Hij belandde van het ene vertrek in de andere kamer, van de ene zuilengang in de andere hal. De ‘drentelingen door de hallen, rijk aan merkwaardigs, boden mij ontelbare wonderen’.

De onderste verdieping vormde een probleem ‘want de Egyptische bewakers wilden ze geenszins laten zien, bewerende, dat daar de graven waren van de koningen, die het eerst dit labyrint bouwden, en van de heilige krokodillen’. Maar misschien lag er in de verboden zone, op hiërogliefen aan de muren, verborgen kennis opgeslagen. Wellicht was het de bedoeling dat onbevoegden, eenmaal afgedaald, nooit hun weg zouden terugvinden. Andere veronderstellingen gaan uit van een wetenschappelijk of een administratief centrum. Diodorus Siculus, de Grieks-Siciliaanse historicus uit de eerste eeuw v. Chr., veronderstelde dat het labyrint model had gestaan voor de door Daedalus ontworpen kleinere versie, in opdracht van koning Minos in Knossos.

In de middeleeuwen raakte het labyrint vergeten, tot de renaissance er opnieuw belangstelling voor toonde. Maar toen Athanasius Kircher het zich in de zeventiende eeuw met een tekening probeerde voor te stellen, was het labyrint al lang spoorloos verdwenen. Ook Paul Lucas, antiquair van de Franse koning Lodewijk XIV, speculeerde dat er onder de ruïnes die hij aantrof, een vergeten bouwwerk stak. Die ruïnes waren de restanten van een drukke bebouwing die – vooral tijdens de Ptolemaeïsche tijd vanaf 330 v. Chr – bovenop en naast het (toen al onder het zand verdwenen of gesloopte?) labyrint had plaatsgevonden. Daarbij hoorden tempels – een ervan gewijd aan Cleopatra – en een gigantische begraafplaats, een ware necropolis. Napoleon gaf een eerste aanzet tot een siteonderzoek en stuurde een team van kunstenaars uit om de omgeving op te tekenen. Hij lokaliseerde de piramide van Hawara, aan de ingang van het Mourismeer in de Fayoumoase, dicht in de buurt van crocodilopolis waar de heilige krokodil werd aanbeden.

Het was wachten op Richard Lepsius in 1843, die resten van de necropolis vond, en vooral op de Brit William Flinders Petrie in 1888. Hij lanceerde rond de piramide van Hawara het eerste ernstige archeologisch onderzoek. Hij was het die uit de begraafplaats de wereldberoemde Fayoumportretten bovenhaalde. Dat waren de geschilderde portretten die in de Romeinse tijd samen met de overledenen werden begraven – en die de best bewaarde voorbeelden vormen van antieke schilderkunst. Ze sieren nu de wanden van de befaamdste musea ter wereld.

Petrie deed nog een andere interessante ontdekking. Op ruim vier meter onder de grond stootte hij op een ‘plaat van beton of cement’ van 304 bij 244 meter. Het kon niet anders, of hij had het oud-Egyptische tempellabyrint gevonden. De Britse archeoloog en Egyptoloog beschouwde de gigantische plaat als de fundering ervan. Hij stelde dat de tempel zelf al vanaf de ptolemeïsche tijd als een steengroeve moest zijn gebruikt. En dat er op de fundering na dus niets meer van overbleef. Tot op vandaag is dat het officiële uitgangspunt. Ook een team van de K.U. Leuven dat in 2000 op de site rond de piramide een oppervlakteonderzoek uitvoerde, ondernam geen poging om de these van de Britse autoriteit onderuit te halen. Het team ontdekte onder andere kruiken met papyrusrollen, vol verwijzingen naar het labyrint. Onder leiding van Willy Clarysse, klassiek filoloog aan de K.U. Leuven, werd de Fayoumzone overigens zeer gedetailleerd bestudeerd en in kaart gebracht.

MARKER

Louis De Cordier deed zijn voordeel met die kennis, maar waagde een stoutmoedige stap verder. Door de steengroevethese van Petrie laat hij zich niet van de wijs brengen. Wat de Brit als de fundering beschouwde, is in zijn ogen het dak van het labyrint. Hij stelt: ‘Mijn gezondverstandtheorie is dat dit vrij lage gebouw met zijn platte dak, lichtjes in een kom gelegen, met een verdieping boven en een verdieping onder de grond, een beschermd kenniscentrum was, waar een paar honderd jaar verzanding overheen gegaan is. En dan was er binnen de kortste keren niets meer, behalve woestijn.’ De jonge kunstenaar heeft een hoge dunk van de cultuur van de Egyptenaren. ‘Ze bouwen de piramide van Cheops,’ zegt hij, ‘een gigantisch gebouw dat op een plateau staat, perfect op de 30e breedtegraad, met schachten die op de sterren georiënteerd staan. Zo’n gebouw is gemaakt om duizenden jaren visueel als een marker te bestaan. En als je dan als tegenhanger een gebouw wilt maken dat letterlijk verborgen moet zijn, een soort van kennisbastion, dan is dát het ontwerp wat ik ook zou ontwerpen. Half aan het gezicht onttrokken, door verzanding geleidelijk helemaal. Een doolhof ook, als er toevallig iemand binnenraakt, raakt hij er niet meer uit.’

Louis De Cordier vindt zijn project al geslaagd, ook zonder de resultaten te kennen. ‘Ik ben geen schattenjager,’ zegt hij, ‘het kunstwerk is de vraagstelling. Mijn belangrijkste bijdrage is dat ik een team aan het werk zet om de vraag op te lossen. Scannen ze puur zand – dan wordt dat een hele dure affaire – of scannen ze een van de belangrijkste ontdekkingen die er ooit zullen gebeuren?’

In de wetenschap dat de techniek nu bestaat om zijn theorie te staven zonder een steen te lichten, zocht de jonge kunstenaar een vergunning en middelen. Eerst dacht hij de nodige 30.000 euro van anderen los te krijgen, maar hij bedacht zich. Hij was al een tijdje bezig om zijn kennis over het onderwerp te kristalliseren in een kunstwerk. De Golden Sun Disk, een vergulde koperen schijf met uitgefreesde kennissymbolen van de planeet aarde, produceerde hij in 26 exemplaren, genoeg om zijn project mee te financieren. Een heilig getal ook, in veel culturen, als het dubbel van 13. In de victoriaanse villa van de steunverlenende ISEL Foundation in Merelbeke hield hij begin maart drie lezingen, goed voor negen verkochte zonneschijven. Ze kosten 4000 euro het stuk. Dat bedrag had De Cordier nog niet in handen toen hij onlangs voor de aanvang van scanningswerken in Egypte 14.000 dollar cash moest voorschieten. Hij draagt alles alleen, maar bepaalt dan ook de gang van zaken.

Uiteraard vertrouwt de Egyptische Supreme Council of Antiquities – de hoogste bewaker van het patrimonium – ondernemingen van dit kaliber niet zomaar toe aan de eerste de beste kunstenaar of fantast. Laat staan dat ze hen een vergunning zouden geven om op het terrein te werken. Het zijn zaken die officieel worden geregeld, tussen wetenschappelijke instellingen. De Cordier wist wat hem te doen stond. Eerst verzekerde hij zich van de steun van de Universiteit Gent. Projecten waarin kunst en wetenschap samengaan, sporen met het universitaire beleid, begeleid door curator Guy Bovyn. Een dokter die schilderijen van Van Eyck gebruikt om huidziektes te analyseren, past in dat plaatje, maar evengoed een kunstenaar die een beroep doet op de wetenschap om zijn project te analyseren. Geofysici van de UG maken zich klaar om de scangegevens te evalueren. Die krijgen ze binnen van hun collega’s van het National Research Institute of Astronomics and Geophysics in Caïro.

Aan Egyptische zijde won de Belgische kunstenaar het vertrouwen van Elaah Shaheen, hoofd van de afdeling oudheidkunde aan de universiteit van Caïro. Die zorgde voor het contact met het National Research Institute of Astronomy and Geophysics. Ook de controversiële Belgische onderzoeker, auteur en onheilsprofeet Patrick Geryl ( De wereldcatastrofe in het jaar 2012) deed zijn duit in het zakje. Geryl, die als lid van een Pools team met de georadar in 2006 holle ruimtes onder het plateau van Gizeh ontdekte, liet De Cordier kennismaken met Abbas Mohammed Abbas, geofysicus met een enorme scanningsexpertise in het Midden-Oosten. Abbas werd direct betrokken bij het labyrintproject. De kaarten lagen goed voor het verkrijgen van een vergunning door de Supreme Council of Antiquities, geleid door Zahi Hawass. Deze wordt echter vooral in beslag genomen door zijn eigen research in het plateau van Gizeh, en zijn zoektocht naar het graf van Cleopatra.

Nu lagen ook andere leden van de Supreme Council niet wakker van de waarheid over het labyrint van Hawara. Wel toonden ze zich geïnteresseerd in een grondwateronderzoek in de omgeving van de piramide. De oorzaak vinden van de bedreiging van de piramide – en het toerisme- door het water, leek hen kopzorgen te baren. Voordat de vergunning er ten slotte kwam, werd het labyrintproject officieel een grondwateronderzoek. Feit is dat er dwars door de zone van het labyrint een kanaal van de Nijl loopt, ooit aangelegd voor irrigatiedoeleinden. Het water van dat kanaal zou de boosdoener kunnen zijn. ‘Of anders hebben de architecten van het labyrint geweten dat hun kennisbastion ooit niet alleen zou verzanden, maar ook onder water zou lopen’, oppert De Cordier. De idee van een verdronken labyrint spreekt hem aan. Hij beseft dat hij wild speculeert, en hij houdt er rekening mee dat het scannen de aanwezigheid van een waterbassin zal aantonen.

De vergunning verstrijkt eind april; zodat haast geboden is. En het team van geofysici, geleid door De Cordier, wordt constant op de vingers gekeken door twee inspecteurs van de Supreme Council. De kunstenaar maakt zich geen zorgen. Zijn Egyptische toeverlaat Elaah Shaheen staat klaar om in mei de pensioengerechtigde Zahi Hawass op te volgen als hoofd van de Supreme Council. ‘Maar zelfs als Zahi Hawass op de ene of andere Egyptische wijze zou aanblijven is er geen man overboord’, redeneert de kunstenaar. Hawass zal de – ongetwijfeld positieve – resultaten voor eigen eer en glorie uitbuiten.

SEAPOD

Louis De Cordier is, op een andere manier dan zijn vader Thierry, een kunstenaar van een speciaal type. Levenslang vastzitten aan een galerie, sculpturen voor altijd geïmmobiliseerd zien in een museum, het zegt hem allemaal niets. De grote vragen van de mensheid houden hem bezig en hij dringt door tot terreinen die voor kunstenaars doorgaans een gesloten boek blijven. In zijn geval wetenschap, techniek en architectuur. Als hij sculpturen maakt, verweeft hij ze in een verhaal waarin locatie en mobiliteit, tijd en ruimte een rol spelen. Toen hij in 2006 de Seapod bouwde, een amfibisch vaartuig annex schuilplaats voor twee personen, werd het pas interessant toen hij er aansluitend een rivier in Korea mee afvoer.

Lang geleden raakte hij in de ban van kosmische radiogolven. ‘Nu nog volg ik hoe radiotelescopen, gericht op de kosmos, af en toe een organisch signaal vanuit de zon of andere planeten ontvangen’, zegt hij. Ook zijn team dat in de woestijn scant, maakt gebruik van radiogolven, verwerkt in de technisch verfijnde apparatuur. Hij ontdekte bij zichzelf een affiniteit met oude culturen (‘hoe ouder, hoe interessanter’) zoals die van de Egyptenaren, georiënteerd op de kosmos. En zag hoe hun beeldhouwkunst en architectuur gelinkt zijn met de sterren, ‘hun piramides als gigantische sculpturen waarin veel kennis zit verwerkt’. Net zo, het labyrint van Hawara. Hij vermoedt dat het ontworpen kan zijn om de erin vervatte informatie te bewaren voor de toekomst: de hiërogliefen op wanden en zuilen zijn inmiddels duizenden jaren oud. Het moment lijkt nabij dat die kennis eindelijk wordt aangeboord.

Dat is precies het idee achter zijn Golden Sun Disk. In de met goud vergulde koperen schijf heeft hij kennis opgeslagen, die pakweg over 10.000 jaar, ‘als er geen sprake meer is van een cultuur zoals wij die kennen’, gevonden en gedecodeerd kan worden. Hij liet zich daarbij inspireren door enkele illustere voorbeelden. De Babylonische schijf uit 1000 v.Chr. bevat een schat aan sterrenkundige informatie, en is ‘een van de bewijzen dat die cultuur heel beschaafd was’. De tweeduizend jaar oude Nebra Sky Disk, vijf jaar geleden gevonden in Duitsland, staat vol referenties aan sterren en constellaties, aan de equinox. ‘Een ongelofelijk stuk, even belangrijk als Stonehenge. De vondst leidde in Duitsland tot een omverwerping van het beeld op de eigen cultuur: men had dat soort kennis nooit eerder geassocieerd met het neolithicum. Vorig jaar werd er een speciaal skydiskcentrum voor gebouwd.’ En ten slotte is er de Voyager Golden Record, de gouden plaatopname die de NASA in 1977 meestuurde met de twee Voyagerruimtevaartuigen op hun reis tot buiten ons zonnestelsel. De schijf bevat beelden en geluiden van natuurlijke fenomenen en culturen op deze wereld. Ze is bedoeld om door een andere beschaving te worden opgepikt. In 1989 zijn ze voorbij Neptunus gevlogen, en ze staan op het punt om ons zonnestelsel te verlaten.

Maar de Golden Sun Disk van Louis De Cordier is helemaal bedacht om op aarde te worden gevonden. Rond, zoals onze planeet (500 jaar geleden dacht men nog dat ze plat was), en voorzien van een circulair rooster met het motief van de levensbloem en de daarin opgenomen ‘heilige geometrie’. Daarop geënt, de levensboom en al wat die betekent in de kabbala- en andere culturen. Voorts, de idee van de 360 graden – al door de Egyptenaren gebruikt in hun astronomische rekening -, de ijkpunten, onderverdeeld in 12 structuren (de 12 tekenen van de dierenriem, de 12 maanstanden), de beweging van de maan rond de aarde en van de aarde rond de zon, die in het centrum staat. Twee jaar van zijn tijd besteedde Louis De Cordier aan het volstouwen van zijn schijf met al de astronomische kennis die hij relevant achtte.

Dat een goudfilm de koperen schijf omhult, heeft, net als voor de Voyager Golden Record, een goede reden. Goud roest nooit, zelfs als men het in de zee gooit. ‘Het is een van de sterkste materialen die er bestaan. Kijk naar de dodenmaskers van Toetanchamon, ze blinken nog altijd.’

WWW.LOUISDECORDIER.COM

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content