Het Verdrag van Maastricht bestaat 20 jaar

Het Verdrag van Maastricht: veel meer dan een plan voor een monetaire unie.

Twee decennia later blijven we het Verdrag van Maastricht associëren met de monetaire unie en de eenheidsmunt. Maar de toen al vooropgestelde politieke unie is er nog steeds niet.

Precies twintig jaar geleden, op 1 november 1993, werd het veelbesproken Verdrag van Maastricht van kracht. Het gaf de aanzet tot de economische en monetaire unie en de introductie van een eenheidsmunt, de euro. Daarvoor werd in verschillende lidstaten, en onder meer in België, een prijs betaald: de zogenaamde criteria van Maastricht wilden het financiële en economische beleid van de lidstaten beter op elkaar afstemmen. Dat proces werd hier en daar een lijdensweg, die in veel gevallen nog altijd voortduurt. Maastricht vroeg onder meer een begrotingstekort van maximaal 3 procent van het bruto binnenlands product en een overheidsschuld van niet meer dan 60 procent van dat bbp.

Minder bekend is dat de ambitie van het Verdrag van Maastricht verder strekte dan de invoering van een eenheidsmunt. Het heet overigens officieel Verdrag Betreffende de Europese Unie en steunt op drie pijlers: de Europese Gemeenschap, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en een plan voor samenwerking op het vlak van politie en justitie. In de eerste pijler, de Europese Gemeenschap, werden de bestaande instellingen – de Europese Economische Gemeenschap, de EGKS en Euratom – samen-gevoegd.

Maastricht was op die manier ook het begin van een politieke unie. Na de instorting van het communisme en in het vooruitzicht van de Duitse eenmaking vonden de lidstaten het belangrijk dat Europa internationaal sterker voor de dag kwam. Dat was niet vanzelfsprekend, want Maastricht was ook een politiek compromis. Zo stapten het Verenigd Koninkrijk en Denemarken niet mee in de monetaire unie, en dat maakte de hele constructie niet steviger.

Onder het verdrag staat nog de handtekening van Wilfried Martens. Maar toen het van kracht werd, leidde Jean-Luc Dehaene in België een coalitie van christendemocraten en socialisten. Hij stond voor de opdracht om het land in de muntunie te loodsen, en dat kon alleen met een volgehouden beleid van strenge besparingen. België had begin jaren negentig nog een tekort van om en bij 8 procent en een openbare schuld van ruim boven 100 procent van het bbp. Dehaene erkende later dat België de euro alleen haalde met Maastricht als stok achter de deur. ‘De inspanning was ook zonder Europa nodig – de schuld moest sowieso omlaag. Maar Maastricht gaf ons een doel en de moed om zeven jaar door te bijten. Het was ook een kwestie van eergevoel.’

Dehaene beseft dat het fout was om de monetaire en de politieke unie naast elkaar op te zetten. Tijdens en na de financiële crisis van 2008 werden de kwalijke gevolgen van die constructiefout duidelijk. Dat ziet nu ook de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie, Jacques Delors: sterkere landen kregen niet de bevoegdheid om zwakkere landen bij de les te houden. Omgekeerd stond ook niemand op toen Duitsland en Frankrijk grotere tekorten lieten optekenen dan was geoorloofd.

De euro is daarom nog altijd niet de munt die Delors indertijd voor ogen stond. ‘Daarvoor is meer politieke samenwerking nodig. Een centrale bank en een eenheidsmunt hebben een echte staat nodig om goed te kunnen werken.’

Europa blijft ondertussen een staat-kundige bouwwerf. Na Maastricht volgden nieuwe verdragsteksten in Amsterdam (1997), Nice (2000) en Lissabon (2007). Als het van Angela Merkel afhangt, zet Brussel straks de volgende verdragswijziging in de steigers.

H.v.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content