De werkgeversvertegenwoordiging in Vlaanderen is versnipperd. Pogingen tot samenwerking botsen op oude tradities en organisatiebelangen.
Tony Vandeputte is kwaad op Philippe Muyters. De minzame gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen vecht met zijn vriendelijke collega van het Vlaams Economisch Verbond alweer een belangenconflictje uit. Dat de Vlaamse werkgevers een regionaal loonbeleid bepleiten dat beter aansluit bij de verschillende economische snelheden van Vlaanderen en Wallonië, is volgens Vandeputte nonsens. Hij zegt nog net niet dat het VEV met het loonbeleid geen zaken heeft, al zou hij daarmee geen staatkundige waanzin vertellen.
De wrevel tussen de Brusselse Ravensteinstraat en de Antwerpse Brouwersvliet is niet nieuw. Onlangs nog tilde de federale werkgeversvereniging er zwaar aan dat zijn Vlaamse concurrent pleitte voor Vlaamse collectieve arbeidsovereenkomsten. Vandeputte had geluk en hoefde niet in het verzet te gaan, want de nationale vakbondsleiders riepen de Vlaamse vakbondslui die zich door het VEV lieten verleiden snel tot de orde. Met als gevolg dat de federale minister van Werkgelegenheid Laurette Onkelinx (PS) het decreet Vlaamse collectieve arbeidsovereenkomsten neutraliseerde tot een futiel politiek hebbedingetje. Het werkgeversmilieu kan de staatshervorming maar moeilijk verteren. De overgrote meerderheid van de bedrijfsleiders denkt en handelt Belgisch, maar vindt de Vlaamse dynamiek en de voortrekkersrol die het Vlaams Economisch Verbond daarin speelt wel aantrekkelijk. Het maakt de werkgeversvertegenwoordiging spannend en conflictueus.
Maar ook in Vlaanderen maakt eendracht geen macht in de werkgeversvertegenwoordiging. Op 24 maart zet het Vlaams Economisch Verbond in de Brusselse Warande wellicht een van de belangrijkste stappen in zijn 76-jarige geschiedenis. Het VEV en de acht Vlaamse Kamers van Koophandel ondertekenen er dan hun samenwerkingsakkoord. 2000 ondernemingsleiders plus 22.000 werkgevers geven de nieuwe Vlaamse Ondernemingskamer (VOKA) een respectabele macht. De politieke en sociaal-economische vertegenwoordiging en de lokale dienstverlening komen samen in één geheel. VEV-voorzitter Jef Roos, topman van de staalgroep ALZ, kan eind april met succes zijn ambt doorgeven aan Ludo Verhoeven van Agfa-Gevaert.
VOKA IS DE VOORNAAM
Of toch niet? Het is al meer dan een jaar geleden dat het VEV en de Kamers de intentieverklaring voor hun alliantie ondertekenden. Het wordt nog spannend om de plechtigheid van eind maart te halen. Vandaag baadt het geheel in een flou artistique. De ambitie om één sterke Vlaamse werkgeversvereniging uit te bouwen, is in werkelijkheid mislukt. VEV en Kamers fuseren niet, de nieuwe gemeenschappelijke Vlaamse Ondernemingskamer is geen koepelorganisatie. De samenwerking heet nu vaag congruentie, wat luidens het woordenboek op zoiets als bij elkaar passend moet slaan. Het is geen geheim dat sommige Kamers van Koophandel tegen de operatie gekant zijn. Uit vrees in de schoot van het Vlaams Economisch Verbond te worden versmacht.
Gedelegeerd bestuurder Philippe Muyters wordt de baas van het geheel, in werkelijkheid coördinator. Want zowel de interprofessionele werkgeversvereniging als de lokale kamers behouden hun bestaande bestuursorganen en VOKA krijgt niet meer dan een management- comité. De lidgelden worden gekoppeld, maar de financiën blijven gescheiden. En VOKA is niet meer dan een voornaam, steeds te gebruiken samen met de familienaam: VOKA-Vlaams Economisch Verbond, VOKA-Kamer van Koophandel West-Vlaanderen… In het overleg met de Vlaamse overheid of met de bonden kan de werkgeversvereniging zich straks inderdaad opwerpen als de vertegenwoordiger van 22.000 ondernemingen. Maar dat verandert weinig aan het representativiteitsprobleem. In tegenstelling tot de federale werkgeversverenigingen kunnen VOKA, VEV noch de kamers hun leden binden. Het is hen onmogelijk bijvoorbeeld een akkoord te sluiten waarin de ondernemingen zich tot speciale financiële inspanningen voor vorming of opleiding van hun werknemers verplichten. Wat tot de eigenaardige toestand leidt dat de Vlaamse sociale partners onder mekaar een werkgelegenheidsakkoord sluiten en de factuur ervan doorschuiven naar de Vlaamse overheid. (En de nog meer eigenaardige toestand dat het sociaal akkoord van werkgevers en vakbonden een belastingverlaging voor de ondernemingen bevat.)
UNIZO RIJDT VOOR ZICHZELF
De Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) en het Vlaams Economisch Verbond ontkenden haast furieus het bericht dat de beide verenigingen discreet praten over een structurele samenwerking, eventueel zelfs fusie. De Financieel-Economische Tijd, de krant uit de VEV-familie, had daar tips over gekregen. Het zou nochtans een mooie operatie zijn, die de ondernemingsmacht in Vlaanderen versterkt. Unizo is een koepel boven verenigingen met samen 80.000 leden, waarvan er 53.000 personeel hebben, een gevarieerd spectrum van allerhande zelfstandigenbedrijfjes en vrije beroepen. Vandaag gaan de beide verenigingen hun eigen weg. Het VEV, met zijn grote ondernemingen, wil zich al eens ergeren over de KMO-mania van de zelfstandigenorganisatie van Kris Peeters. Die Unizo poneert dat de sociaal-economische realiteit dwingt tot het naast mekaar bestaan van twee werkgeversverenigingen, een voor de grote bedrijven en een voor de kleine en middelgrote. In zijn actie mengt de zelfstandigenvereniging handig het belang van de middenstand, het persoonlijk statuut van de zelfstandige en het lot van de KMO’s door mekaar.
Voor het eerst in zijn geschiedenis wordt de macht van Unizo bedreigd. Als gevolg van de congruentie van VEV en Kamers van Koophandel kan de zelfstandigenvereniging uit de Brusselse Spastraat niet langer de werkgeversvereniging brandschatten als de loutere belangenbehartiger van de grote bedrijven. Bovendien krijgt Kris Peeters sterkere concurrentie op het eigen speelveld. Het Liberaal Verbond van Zelfstandigen werkt aan een samengaan met de Febezo, zelf een fusie van het vroegere VSZ (socialistische zelfstandigen), SDZ (syndicaat der zelfstandigen) en SDI (syndicat des indépendants). Het kan het einde inluiden van het monopolie van Unizo, het voormalige Nationaal Christelijk Middenstandsverbond dat in de schoot van de politieke christen-democratie groot is geworden.
INDUSTRIE REVOLTEERT
Tony Vandeputte van het Verbond van Belgische Ondernemingen heeft nog meer kopzorgen. Zijn organisatie stuurde in het vooruitzicht van de verkiezingen een gestoffeerd memorandum naar de partijvoorzitters. Op hetzelfde moment trekken vier invloedrijke captains of industry met een eigen politiek eisenpakket naar de media. Antoon Dieusaert (BASF-Antwerpen), Thomas Leysen (Umicore), Philippe Vlerick (UCO) en Luc Willame (Glaverbel) beklagen zich erover dat hun federale werkgeversvereniging te weinig aandacht besteedt aan de specifieke problemen van de industrie als draagvlak voor de welvaart. Dat is des te smadelijker omdat de vier heren belangrijke bestuursfuncties bekleden in het VBO. Leysen is zelfs voorzitter van de werkgeversfederatie (metaal, technologische industrie) Agoria en Vlerick van Febeltex, de bond van textielwerkers.
De ‘oude economie’ neemt wraak voor de vernederingen door de nieuwe technologie-economie, die de laatste jaren harde klappen te verwerken kreeg. De industrie schept de basis voor welvaart en welzijn, heet het nu opnieuw. Het Vlaams Economisch Verbond heeft al lang met een revolutie van het indu-striële patronaat te maken. De Brouwersvliet heeft namelijk een hekel aan het ‘oude België’ met zijn invloedrijke bedrijfstakorganisaties. Het VEV heeft dan ook alleen ondernemingen tot lid en dan nog een onproportioneel groot aantal dienstenbedrijven zoals banken en verzekeringen. Dat laten de intussen vervlaamste bedrijfstakken niet passeren. Met hun grote representativiteit willen zij ook op Vlaams vlak de belangen van hun leden behartigen. Zij konden reeds via sectorcommissies de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen binnensluipen en het VEV bieden zij deskundigheid via de intersectorale adviesraad. En de acht (straks negen) grootste bedrijfstakken houden met hun nog jonge Industriebond Vlaanderen de Vlaamse werkgeversvereniging onder druk.
De voormalige voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond Karel Vinck, thans spoorwegbaas, bepleitte het sectoraal overleg in Vlaanderen. Het zou volgens hem de economie dynamiseren. Maar na zijn vertrek uit de Brouwersvliet haalden de oude Antwerpse tradities weer de bovenhand. De sociale partner VEV gedraagt zich nog graag als pressiegroep, onderdeel van de Vlaamse beweging. De vorming van de Vlaamse Ondernemingskamer eind deze maand is dan ook voor het verbond geen gelegenheid om een eenheidsstructuur op te zetten waarin Vlaamse bedrijfstakken als Agoria, Febelgra, Febelhout, Febeltex, Fevia en andere Sirevs worden geïntegreerd.
Het blijft wachten op eendracht. Intussen klagen niet weinig werkgevers over het potje dat de ambtenaren van hun vertegenwoordigende verenigingen aan het koken zijn.
Guido Despiegelaere
Het VEV heeft een hekel aan het ‘oude België’ met zijn invloedrijke bedrijfstakorganisaties.