De Rolex Awards for Enterprise bewijzen dat dromen wachten op doordrijvers om werkelijkheid te worden. Een voorstelling van de vijf gelauwerde projecten.

Niemand weet hoe en wanneer zij er kwamen. Weinigen weten zelfs nog dat ze er überhaupt geweest zijn. De Alakaloefs noemden zichzelf Kaweskars, wat zoveel betekent als “mens”. Maar ook de eskimo’s, hun medemensen aan het andere uiteinde van het Amerikaanse continent, gaven zichzelf die naam. Van de Inuït en hun cultuur is omzeggens alles bekend. Van de Kaweskars: weinig of niets.

Ware het niet dat José Emperaire, de Franse etnoloog, in 1955 zijn vandaag al even vergeten studie over “Les Nomades de la mer” publiceerde. Daarin toonde hij de onwetendheid aan van al wie – zoals Charles Darwin in februari 1833 aan boord van de Beagle, die toen door de Straat van Magellaan voer en koers zette naar de Galapos-eilanden – de Alakaloefs beschreef als “barbaren van het wildste en laagste soort”.

Tot José Emperaire wist niemand hoe rijk de taal van de Alakaloefs wel was. Iedereen dacht dat ze alleen maar dierengeluiden maakten, maar het bleken zinnen. Alleen voor schoonheid en geluk hadden zij geen woorden; voor angst en schrik daarentegen wel honderd. Geen wonder: de Alakaloefs zwierven tussen de duizenden eilandjes die voor de zuidkust van Chili herinneren aan de drift der continenten. Zij leefden gebukt onder de oerkracht van de williwaw, die langs de glimmende rotswanden giert en die de zee helpt bij het uitschuren van de rotsen. Zij leefden in hun kano’s waarin zij waakten over het vuur, dat zij altijd bij zich droegen, en dat de naam gaf aan het verderop gelegen Tierra del Fuego. Na Magellaans doorvaart in oktober 1520 deden nog tal van andere ontdekkingsreizigers deze archipel aan. Daarvan getuigen de enkele eilandjes, die een naam kregen, zoals Diego de Almagro en het noordelijker gelegen Madre de Dios.

Precies deze ontoegankelijke eilanden werden pas tijdens de voorbije jaren geëxploreerd onder leiding van de werelberoemde Franse speleoloog Jean-François Pernette (44). De wereldberoemde Franse speleoloog bereidde er een grootscheepse expeditie in februari en maart van 2000 voor. Dan zal er onder meer gezocht worden naar mogelijke sporen en artefacten van de Alakaloefs. Want hoewel ze bekend staan om hun haveloosheid moesten ze toch nu en dan aan wal gaan: wellicht in de grotten langs de kust, waar uiteindelijk ook José Emperaire op 12 december 1958 verongelukte.

Jean-François Pernette – tevens eigenaar van Château Pasquet, een Bordeaux-wijngaard – wil deze keer het zogeheten Magellaans wolkenwoud met een multidisciplinair team in. De jungle daar is zo verraderlijk dat er en cordée gelopen wordt. De diepe scheuren in de aardkorst zijn er zo overwoekerd dat elke stap het noodlot tart. Toch geraakten Pernette en zijn mannen vorige keer al tot op de kalksteenplateaus, die geofysici en geologen verheldering kunnen verschaffen over de beweging van de aardkorst aan de rand van de diepste oceaan en de langste bergketen ter wereld.

De aardkorsten op Madre de Dios gelijken op marmeren gletsjers. Een ervan heeft een lengte van vijftig kilometer en een breedte van vijftien kilometer. Niets is daar op mensenmaat. Ook ondergronds: de meest spectaculaire grottenwereld blijkt vooralsnog la Perte del’Avenir, de grootste kalksteengrot die in Chili ooit werd geëxploreerd. Wie er verdwaalt, heeft effectief geen toekomst meer. De temperatuur van het water in de ondergrondse meren en rivieren klimt nooit boven de 6 graden Celsius. De wind in de tunnels waait zo hevig dat hij hele bladzijden uit de notaboekjes van de speleologen rukte. Rond de eeuwwisseling wil een twintigtal avontuurlijke wetenschappers deze grottenwereld verder in kaart brengen.

Jean-François Pernette realiseerde in de voorbije twintig jaar al meerdere speleopremières, zowel in de Pyreneeën als op Papoea Nieuw-Guinea. Hij vestigde ook een record met zijn individuele verkenning op 1350 meter diepte. Logisch dus dat hij al in 1976 en 1981 bij de genomineerden hoorde en nu een van de vijf laureaten is van de Rolex Awards for Enterprise.

BOLIVIE EN DE BOSJESMANNEN

De culturele eigenheid van kledij: in de Boliviaanse Andes bezitten bepaalde weefsels een religieuze waarde, zeker als de kledingstukken dateren uit de pre-Columbiaanse tijd. De bevolking van een dorpje zoals Coroma, in de Altiplano op zo’n 420 kilometer van La Paz, gelooft dat de zielen van de voorvaderen voortleven in die weefsels en zo dus in de gemeenschap. Daarom worden de weefsels in rituele bundels ( q’ipis) bewaard, waarrond zowel maatschappelijke structuren als religieuze feesten worden opgezet. De internationale kunsthandel heeft het op deze praalstukken begrepen. Zo ontstond een bloeiende maar illegale handel. Vroeg in de jaren tachtig begon Christina Budda Zomora (45), een Boliviaanse socio-psychologe, daartegen te ageren. Ze kreeg de steun van de lokale bevolking en van enkele advocaten om de wetgeving te versterken en de trafiek af te remmen. In Coroma ontvreemde stukken werden uit de Verenigde Staten teruggehaald. Andere internationale rechtsprocedures lopen nog.

Christina Zomora’s actiegroep Para Seguir Sonando Para Seguir Sembrando (Blijf dromen, blijf planten) oefent almaar meer druk uit op de Boliviaanse regering om niet alleen de kledingstukken maar ook de daarmee verweven volksgebruiken te beschermen. Precies daarom zal in La Paz een museum worden opgericht met bijhuizen in verschillende lokale gemeenschappen, zoals Coroma. Daar zullen die oude rituele stukken voor verder gebruik bewaard en, net als de weeftechnieken, onderhouden worden. In 2000 is in Parijs, Londen en New York een tentoonstelling gepland van rituele kledingstukken als uitdrukking van een collectief geheugen.

Omdat ook inheemse volkeren een deel van het geheugen van de mensheid zijn, wil Louis Liebenberg (38) de eeuwenoude spoorzoekerstechnieken van de Bosjesmannen in Zuid-Afrika vastleggen. De meeste van deze spoorzoekers kunnen lezen noch schrijven. Naast twee handboeken ontwierp Liebenberg, die ooit wiskunde studeerde, samen met twee bevriende informatici een handpalmcomputer. Op het schermpje worden eerst de afbeelding van het geobserveerde dier en nadien ook de gepaste symbolen aangestipt die hun gedragingen uitbeelden. Zo kan de gebruiker van de CyberTracker zo’n 100 tot 250 observaties per dag registreren. Louis Liebenberg creëerde honderden iconen om de spoorzoekers toe te laten alle mogelijke activiteiten van meer dan veertig diersoorten op te slaan. De CyberTracker is verbonden met het Global Positioning System (GPS), elke observatie wordt dus ook in de tijd en de ruimte vastgelegd. Nu al blijkt dat de Bosjesmannen, die bij het project betrokken zijn, aan (zelf-)respect winnen. De waarde van hun tradities en mondelinge overlevering wordt duidelijker dan ooit. De testen met de CyberTracker in het Karoo Nationaal Park in de Kaapprovincie leren bovendien dat het toestel bij het beheer van de wildstand efficiënter en goedkoper uitvalt dan de gebruikelijke topografische of radiotelemetrische opnamen. Zelfs het Kruger Nationaal Park kocht al een honderdtal CyberTrackers aan. Louis Liebenberg wil nu dankzij de steun van de Rolex Award onder meer betere software invoeren, die de statistische analyse van de geregistreerde gegevens automatiseert. Hij voorspelt dat hij op die manier van ongeletterde spoorzoekers ooit nog ervaren wetenschappers maaakt.

ZEEPAARDJES EN OLIELAMPEN

Amanda Vincent (38), een Canadese biologe, wil alvast in Handumon, een dorpje in het centrum van de Filipijnen, de overbevissing van de zeepaardjespopulaties afremmen en tegelijk de lokale vissers die zeldzaam wordende populaties beter leren beheren als hun bron van inkomen. Zij situeert dit project in het kader van haar stilaan succesrijke strijd ter bescherming van de Hippocampus. Bijna alle van de ongeveer 35 zeepaardsoorten worden bedreigd. De handel in (liefst gedroogde) zeepaardjes is immers big business omdat aan dit dier allerlei soorten geneeskundige eigenschappen worden toegeschreven.

Op aanraden van Amanda Vincent werd begin 1995 een zeereservaat van 33 hectare aangelegd in Handumon. Vissen is er verboden en in de omgeving worden uitsluitend traditionele vismethodes toegestaan. Hoewel sommige vissers toch nog jonge en zwangere zeepaardjes ophalen, groeit het besef dat een goed beheer van het visbestand, met onderwaterkooien en zo meer, beter uitkomt voor mens en dier.

Amanda Vincent verwacht ook veel van het zogeheten ecotoerisme. Het Hardumon-experiment wordt alvast uitgedragen op de Filipijnen en in de wereld.

Dit kan best ook het lot worden van het project van dokter Wijaya Godakumbura (58). Als algemeen chirurg in het Nationaal Ziekenhuis van Sri Lanka is hij sinds jaar en dag gerevolteerd door het groot aantal afschuwelijke en vaak dodelijke brandwonden, die domweg te wijten zijn aan omgevallen olielampen. Die worden meestal thuis gemaakt met flessen, die allesbehalve stabiel zijn. Daarom ontwierp de chirurg een goedkope lamp, die voldoende zwaar en laag is en waarvan de twee vlakke zijden beletten dat ze gaat rollen. Het Safe Bottle Lamp Project was geboren. Niet de productie maar wel de distributie stelt echter problemen. Daar wil Godakumbura nu verder aan werken. Het ligt in de bedoeling om tegen het jaar 2001 zestig procent van de levensgevaarlijke lampen – 1,8 miljoen stuks – te vervangen. De lampen worden voor een prikje verkocht, maar kunnen in drie jaar wel een besparing in de gezondheidszorg van zo’n 155 miljoen frank opleveren. Geen wonder dat enkele internationale organisaties dit project exporteerbaar achten en laten verstaan dat dokter Godakumbura als “een van de stille helden van deze tijd” het ei van Columbus heeft heruitgevonden.

FRANK DE MOOR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content