Eerst kwam een longlist met de twintig ‘beste’ boeken van 2002. Daaruit werden vijf nominaties geselecteerd. Nu zaterdag 22 maart volgt de finale, met bekendmaking van de winnaar rechtstreeks op tv. Zo functioneert een commerciële literaire prijs als De Gouden Uil. Tevoren hadden de toenmalige staatsprijzen het monopolie qua literair eerbetoon, een symbolisch geldprijsje, waar verder niet veel trammelant bij te pas kwam. Nu mogen de baljurken ruisen en zijn zelfs de cultuurprijzen van de Vlaamse Gemeenschap een aanzienlijke som waard.

Literaire prijzen als De Gouden Uil ontstonden in de jaren ’90 naar het model van de Britse Booker Prize: de Ako-prijs (eerst gesponsord door de Ako-krantenwinkels, dan door de Generale Bank en nu weer door Ako), de Libris-prijs (de meest serieuze, georganiseerd door een club ‘goede’ boekhandels), terwijl de Standaard Boekhandel uitpakte met De Gouden Uil. Ze ontlenen hun belang aan het hoge prijzengeld – een Gouden Uil weegt 25.000 euro. Al zorgde het vele geld lang voor argwaan, want voor literati staat geld niet chic. Critici noemden de Ako-prijs een tijd steevast de Zak Geld Prijs. En soms is het inderdaad kwaad kersen eten met de commercie; zopas trokken Peter Carey en Richard Flanagan zich terug als kandidaat voor de Tasmanian Pacific Fiction Prize, omdat ze niet via de prijs geassocieerd wilden worden met bedenkelijke houtkappraktijken.

Delicater is de neiging van jury’s om, al dan niet onder druk van sponsors die uit zijn op zoveel mogelijk gratis reclame, in hun literaire oordeel ook op publieksvriendelijkheid te letten. Een in die zin samengestelde Bookerjury koos in 2002 voor een ‘makkelijk leesbare’ auteur, Yann Martel, terwijl de Franse klassieker onder de literaire prijzen, de Goncourt, het modieuze doemwoord ‘elitair’ bleef trotseren en de ‘moeilijke’ Pascal Quinard primeerde. De keuze is haast doctrinair: moet een uit ‘experts’ bestaande jury een eigenzinnige, ‘elitaire’ keuze maken (en wie is dan een literair expert?) of moet hij de publieke smaak weerspiegelen en zodoende kiezen voor wat bijvoorbeeld in de boekhandel al goed liep? De twee leiden niet altijd tot hetzelfde resultaat.

De jury voor De Gouden Uil 2003 hield de kerk in het midden. De fictie beslaat amper twee van de vijf nominaties: met veel gedruis gelanceerde, maar in de kritiek verdeeld ontvangen bestsellers van ‘bekende’ schrijvers, Tom Lanoye en Oek de Jong. Geen nominatie dus voor de andere twaalf prozaboeken op de longlist. Onder de acht non-fictieboeken op de longlist bevonden zich twee biografieën, van Annejet van der Zijl over Annie M.G. Schmidt en van Dik van der Meulen over Multatuli, die dus beide naar de eindronde doorstootten.

Gouden Uil-jury’s zijn opvallend tuk op biografieën. Schrijverslevens leveren nu eenmaal mooie én ‘verantwoorde’ vertelstof voor een boek – niemand kan er zich een buil aan vallen. Een goed verhaal over iets interessants, meer moet dat voor de Uiljury niet zijn, zo blijkt ook uit de verantwoording van de romannominaties. Het verraadt een minimalistische, nogal schrale literaire visie. Als zo dan toch de aandacht kan worden getrokken op Van der Meulens voortreffelijke en evenwichtige Multatuli-biografie, is dat dus meegenomen. En dat geldt zeker voor de vijfde genomineerde, Ingenieurs van de ziel van Frank Westerman, een trefzekere politiek-historische reportage over de geëngageerde sovjetliteratuur. Als beperkte criteria toch Westermans bekroning kunnen garanderen, valt er al minder te mopperen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content